Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De pelgrimagie van het kindeken Jesus (1755)

Informatie terzijde

Titelpagina van De pelgrimagie van het kindeken Jesus
Afbeelding van De pelgrimagie van het kindeken JesusToon afbeelding van titelpagina van De pelgrimagie van het kindeken Jesus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

ebook (4.11 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De pelgrimagie van het kindeken Jesus

(1755)–Franciscus Cauwe–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXI. Capittel.
Jesus arriveert te Capharnaum, ende wort ontfangen van syne H. Moeder met onuytsprekelycke blydtschap.

JESUS comende ten elsten naer een lanck af wesen binnen Capharnaum, is van sijne H. Moeder ontfangen met onuytsprekelyke blydschap: de welcke hem omhelsende met een teere affectie, rustende in syne ermen sonder een woort te connen spreken, door de excessive liefde, blydtschap, ende traenen van devotie, die haer een weynigh tyts de spraeke belettende. Daer naer seer vriendelyck op hem siende, seyde al suchtende: Mynen alderliefsten Sone waer hebdy soo lange geweest? Ende dit seggende, begonst sy wederom te weenen, haer hooft leggende tegen Jesus borst Gy mooght wel peysen dat den soeten Man ook alsdan begonst te weenen: want hy seer licht oock beweegt wirt tot traenen. Och wat lieffelycke ende soete trae-

[pagina 280]
[p. 280]

nen waeren dit! Och wie sal my seggen welck gevoelen de H. Moeder hadde, rustende alsoo tusschen de ermen ende op de borst van den aldersoetsten Jesus.

O Godtminnende Ziele, maeckt u selven dese saeck levendig tegenwoordigh: want zy genoeghzaem is, om steene herten te vermorven, ende te doen smelten in zoete traenen.

Ten lesten de H. Moeder haer hooft wederom opheffende, ende op Jesus siende, zeyde met een brandende affectie: willecom mynen zoeten Engel. Nu sien ick u, het licht mynder oogen, de vreugt myns herten, ende al myn vermaeck. Och hoe seer heb ick naer u verlangt liefste Moeder (zeyde Jesus) gy wist wel dat ik de gehoorsaemheyt van mynen Vader moeste volbrengen: ende nu siet gy wel, hoe vruchtbaer myn lanck af wesen, is geweest: want ick ben van hier gegaen met luttel Discipels, ende nu kome ik weder met eenen grooten Leger van bekeerde zielen die my van alle Steden ende Dorpen gevolgt zyn.

Ende dan wysende naer Maria Magdalena, die met hem gecomen was, zeyde hy: Siet daer is uwe Dochter: sy zal u nu voortaen altyts geselschap houden, ende eenen bezonderen troost wesen. Och hoe lief was dit om hooren voor Magdalena! Met welcke vierigheyt vloog sy onse L. Vrouwe om den hals, haer kussende met traenen van blydschap ende devotie, seggende: Myne alderliefste Moeder ontfangt my dog voor uwe dienstmaegt: want al dat ick in de werelt besitte is t'uwen dienste, ende voor mynen Heere Jesus, die my van de slavernye des duyvels heeft verlost. Siet eens hoe de liefde Christi dese Edele Jonck vrouwe de wereldtsche pracht dede treden onder de voeten. Want al was sy eerschappye hebbende over een Casteel genaemt

[pagina 281]
[p. 281]

Magdalunium¸ 't welck lag ontrent de Zee van Galilëen, achte haer selven nu voor geluckig te mogen wesen eene dienst maegt in het arm huysken van onse L. Vrouwe.

Och met wat een neerstigheyt, liefde ende geestelycke blydschap dede sy alle de kleyne diensten van het huysgesin, kokende de spyse, deckende de tafel, wasschende de schotels, vaegende de vloer, ende soo voorts. Gy moogt wel peysen, dat soo dickwils sy aensag het lieffelyck aensicht van onse L. Vrouwe, haer herte gewont ende ontsteken wirt met een nieuwe vierigheyt, ende vervult met hemelsche begeerten. Want noyt schoonder, soeter ende lieffelycker Vrouwe en is'er geweest, als de Moeder van Jesus, die sulck een aengenaem, ende Engels gelaet hadde, dat haer gesicht alleen ghenoegsaem was, om de herten te ontsteken met een Hemelsche liefde, ende te verwecken tot alle deugt. Och wat een geestelyck plaisier moest het wesen voor Magdalena geduerig te wesen in het geselschap van sulck een soeten minne, in welcke te aenschouwen de Engels zelve hun ghenoeghte namen.

Aensiet nu Godtminnende Ziele, hoe Jesus nedersittende by syne Moeder met Magdalena by syne voeten, begint haer te vertellen wat hy al gedaen en geleden heeft in syne lange reyse. Sy nam daer en tusschen hare vermaeck in te aenschouwen het Hemelsch Aensicht van Jesus, welk sy soo lange hadde moeten derven. Desgelycks Magdalena en conde haer niet verzaeden, hebbende geduerig de oogen op haeren Hemelschen Bruydegom, haer uy[t]'er maeten vermaekende in te sien dat lieffelyck Engels Aensicht, ende te hooren die honingvloeyende woorden. Och hoe menig mael gevoelde sy haer herte als gewont, ende met een onge-

[pagina 282]
[p. 282]

woonelycke kracht door gaen, als hy maer alleenelyck syne oogen op haer sloeg. Hoe menigmael en wirt sy niet als dronken, en buyten haer selven, als die Goddelycke oogen haer ziele door straelden, ende die hemelsche woorden als vierige schichten haer herte door gingen: wat een gewelt leet sy dan inwendig als sy, die krachtige bewegingen niet connende maetigen ofte bestieren, moeste die laeten uyt bersten met duysent versuchtingen ende woorden sonder sin. O soet gewelt! O genoegelycke smerten! O lieffelyck torment, met Jesus liefde gewont te worden! Met reden, ô soeten Jesus, singt van u den H. Bernardus.

 
Jesu der sondaeren moet,
 
Hoe goet zyt gy, die u bidden:
 
Die u soecken, zyt gy soet:
 
Maer wat zyt gy die u vinden?
 
Soetigheyt onuytsprekelyck!
 
T' eenemael zyt gy lieffelyck.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken