Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn (1561)

Informatie terzijde

Titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
Afbeelding van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int LatijnToon afbeelding van titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

D.V. Coornhert



Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

(1561)–Marcus Tullius Cicero–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio *6r]
[fol. *6r]

De vertaelder totten Leser.

Hoe groote naersticheit, moeyte, arbeydt ende coste byden hoochduytschen gedaen wert, vriendelike Leser, om henluyder tale te verbeteren, is wel van vele geleerde verstanden (die den grooten oorbaer verstaen van sherten meninge met eygentlijcke woorden te vertolcken) gemerct ende ghepresen, dies sy ons oock met goede redene straffen ende lasteren als roeckeloose versuymers der begrauen rijcdommen onser nederlantscher talen: maer dat sulcke inden handen (somen seyt) spouwen ende wercx beginnen souden om onse sprake te beteren, van vreemde woorden te reynighen, van verdoruene te ghenesen, ende met haren eyghen natuerlijcken aert te eeren doort afschuymen, wtmonsteren ende wech bannen vande latijnsche, walsche ende vreemde woorden: dat sy oock daer teghens vlijte souden doen om door henluyder grooten name van gheleertheyt het oude vergeten ende versleten nederlantsce

[Folio 6v]
[fol. 6v]

duytsch weder int ghebruyck te brenghen, is soo verde te soecken dat sulcke oock meest de verderuers ende misbruyckers onser talen zijn. Vvant selden werden eenighe boecken vertaelt oft gheschreuen vanden ongheleerden, maer veel al vanden geleerden, de welcke het latijn meest al leeren eer sy hun moeders tale connen: dies hunlieden int dichten oft verduytschen der boecken oock dickwils duytsch, om hueren sinne wel wt te beelden, ontbroken moet, ende behelpen sich dan flucx om tghemack, met Latijn, walsch oft met ander talen die hun bat condt zijn: daer dan ooc nootsakelijck een mengsel van spraken ende een rechte Babilonische verwerringe wt geboren werdt. Dit heeft onse nederlantsche sprake binnen veertich iaren herwaerts alsoo verkeert ende gheraetbraect: dat sy meer gemeenschappe heeft metten Latijnen ende Franchoysen, dan metten hoochduytschen, daer sy wt ghesproten is: dies sy oock vanden slechten borgheren ende huysluyden, die Latijn noch walsch en connen, nauwelijcx half vestaen en werdt. Doet dit dit nederlantsche tonghe niet schandelijck stameren? De Prince laet

[Folio 7r]
[fol. 7r]

zijn Maiesteyts geboden metter clocken slach int openbare vercondighen om dat die van elck man gheweten souden werden: men roept int eynde ghemeynlijck elck segghet den anderen voort, op dat yeghelijck voor schaden ghewaerschouwet mach zijn: maer hoe sullen sy hun voort ouertreden wachten, die sheeren gheboden niet en verstaen? hoe sal een nederlander, sonder walsch oft Latijn te connen, verstaen moghen den sinne van dese ende deser ghelijcke woorden. Ten eynden dat niemant en pretendere actie van ignorantie: waert hier so swaer om seggen, op dat hem niemant en ontschuldige met onwetenheyt der saken? het is wel so dat ons sprake door onser voorouderen onachtsaemheyt in desen al met eenighe wonden ende ghebreken verleemt ende in sommighe leden by nae ongheneselijck is: soo datmen al woorden vint als nature, conscientie, glorie ende dier gelijcken diemen qualijc alsoo verduytschen can datse recht verstaen souden werden: maer salmen dan om dese leemten te verschoonen de gesonde leden ooc mede noch verleemden? Tis nv also verde gecomen dat veel ionge scrijuers een woort Franchoys

[Folio 7v]
[fol. 7v]

oft Latijns verstaende sulcdanighe vreemde lappen voor een welstant ende beuallijcke chieraet opten mantel onser spraken brodden, recht oft een heerlijcke ende rijckelijcke sake waer sonder noot vreemt behulp te bedelen: twelck oorsake is dat menich fijn burgher ende boer het vonnisse zijnre saken aenhorende, ia oock selfs lesende sulcx soo luttel verstaet, dat hy dan noch niet en merct oft hem mede oft tegen gaet, maer als een onduytsche noch wel een verduytscher tot dit duytsch (God wouts) behoeft te hueren. De schade van dit misbruyc is met verstandighe ooghen te recht ingesien vanden edelen Heere, Heer Ian vander werue: die met zijn tresoor der duytscher talen bestaen heeft als een eenige Hercules desen driehoofdighen Cerberum eerst te bestrijden: ende heeft my ooc verstout (die mede ons tale eens gaerne verchiert sage in haer selfs pluymen) teghens tghemeene misbruyck te ghebruycken sommige woorden als al gemeen voor generael, verlijckinghe voor comparatie: gesellicheyt voor societas, &c. die nv om d'ongewoonte wat hardt schijnen: alsoo nochtans dat ick veel oude woorden, die wel goet, maer

[Folio 8r]
[fol. 8r]

out duytsch zijn, als zege voor victorie, byspel voor exempel, grontvest voor fondament, grootachtbaerheydt voor authoriteyt met meer dier gelijcken achter ghelaten hebbe, op dat dese Ciceronische soeticheyt door de hartheyt haerder ongewoonte niet ghequetst en soude werden: hoe wel ic die noch metter tijt al dencke te gebruycken, ist dat my de Heere spaert, ende mijn arbeydts luste verwackert werdt door v goetwillicheyt ionstighe leser. Beroerende het nauolgen van des schrijuers meyninghe, die hebbe ick, na mijn cranc vermoghen, vlijtelijc ende getrouwelijc geuolcht: hoe wel my de verscheydenheyt vande latijnsche drucxelen oft boecken dicwils int nauolghen van d'een oft d'ander twijfelachtich gemaect hebben. Is hier inne dan eenichsins ghedoolt, dat wilt goetlijc int goede beduyden, ende dencken dat dolen menschelic is, ende dat ic om v dienste te doen het lasteren, straffen, ende verachten vanden berispers soo willich ghetroost ben: als ick dit gaerne met dienstwilligher herten ter eeren Godes ende tot uwen oorbaer verduyscht hebbe. Vaert wel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken