Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het groote liede-boeck (1625)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het groote liede-boeck
Afbeelding van Het groote liede-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het groote liede-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.42 MB)

Scans (22.53 MB)

ebook (3.88 MB)

XML (1.99 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het groote liede-boeck

(1625)–Leenaert Clock–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Forme des morghens Ghebets, om aendachtelijck met gheboghene knien des hertens voor Gode te spreken.

O Heere Godt, Hemelsche barmhertighe lieve Vader, die den mensche niet alleen gheschapen, gemaeckt, het leven ghegeven, ende in dese weerelt ghestelt en hebt, om hem (door het overtreden) met commer en arbeyt te geneeren, tot dat hy weder om tot aerde worde, daer hy van genomen is. Maer ghy hebt hem oock eenen tijdt gheset hoe langhe en verre hy woonen sal. Op dat hy u naspeuren, ghevoelen, vreesen, liefhebben, ende van geheelder herten aenhangen soude. Ende alsoo ghy den dach tot den arbeyt, soo hebt ghy hem oock den nacht tot

[Folio Kkk7r]
[fol. Kkk7r]

ruste, door uwe goetheyt geordineert. Dese nachtsruste hebben wy, o Vader, onder uwe Vaderlijcke bescherminge ende bewaringe genadelijck genoten, waer voor wu u nu billick uyt den gronde onses herten, ende uyt der diepte onser zielen, dancken, loven, prysen, ende ghebenedyen.

Maer, o Godt, soo vele als wy desen nacht, als oock oyt die daghen onses levens niet heylichlijck en hebben door ghebrocht, door het misbruycken uwer weldaden, als oock door het overtreden uwer heyliger gheboden, ende 'tversuymen onser schult, met woorden, wercken ofte gedachten, slapende oft wakende, ons eenichsins bezondicht hebben. Het welk wy menichfoudich bekennen geschiet te zijn, het berou ende hertelijcken leedtwesen, dat wilt ons och door het vergoten bloet uwes lieven soons Iesu Christi vergeven, ende uyt ghenaden quijtschelden. Ende nu ghy, o lieve Vader, desen dach weder om hebt te voorschijn laten comen, soo gheeft ons te bedencken, dat het, o God, uwe genaden rijcke gave zy. Ende leert ons danckbaerlijck verstaen, waer toe ghy ons dese heerlijcke gave wederomme geeft, ende uwe schoone Son, als een barmhertige vader, over ons laet opgaen. Op dat wy niet alleen desen, maer ock volghens alle die dagen onses levens nae uwen heylighen ende Godtlijcken wille moghen doorbrenghen. Dat wy door desen den eeuwighen langhen oneyndelijcken dach, dien ghy maken sult, bedencken, ende ons daer op bereyt mogen maken, door uwe ghenade.

Dat wy oock daer uyt mogen verstaen, ende geleert worden, die nacht der duysternisse ende zonden te verlaten, ende daer van bevrijt zijnde, nu voort aen in het clare licht, uwer Godlijcker genaden mogen wandelen. Die wercken der duysternis afgeleyt hebbende, die wapenen des lichts aen te trecken, ende

[Folio Kkk7v]
[fol. Kkk7v]

eerbaerlijck te wandelen, als in den daghe, hier toe laet ons, o Godt, het licht uwer godlijcker genaden verlichten. Dat wy u, o Godt ende Vader, voornamelijck alle tijt voor onse oogen moghen hebben, in alle onse doen ende laten, als teghenwoordich.

Ghy die met uwen vyervlammighen ooghen al siet, oock wat wy voornemen ende ghedencken.

Wetende dat ghy het goet niet onbeloont, nochte het quaet niet ongestraft en sult laten. Op dat alle onse daden also geschieden mogen, datter uwen H. Naem door gepresen worden, ende o Vader, gelijck ghy ons lief hebt, dat wy u oock alsoo kintlijck uyt liefde mogen gehoorsaem zijn. Ende wy uwe Vaderlijcke liefde alsoo bekennende, onsen naesten oock daer door moghen als ons selven liefhebben en beminnen. Ende datter niet van ons en geschiede dat tegens dese liefde strydich zy. Dat wy alsoo recht veerdelijck metten naesten handelen moghen. Dat wy oock, u lieve Vader, alle het ghene dat ghy ons tot nootdruft geeft, soberlijck gebruycken ende ghenieten mogen, alleen daer toe ghy ons dat gegeven ende verleent hebt, en niet in overvloet, dertelheyt nochte tot wellusten en misbruycken. Ende gheeft ons een herte om geerne mede de deelen. Dat doch ons herten niet beswaert en moghen worden, met eten, drincken, nochte met sorge der neeringe. Maer leert ons het betrouwen in u stellen, ende uwe Godlijcke hulp verwachten. Hier toe gheeft ons eenen verslagenen, nederigen, gebrokenen geest. Een roudragende gemoet en rechte sachtmoedicheyt. Iae rechten honger ende dorst na uwer gherechticheyt. Daer toe een barmhertich medelydende herte, dat gantsch suyver en reyn mach zijn om u, o God, aen te schouwen, daer in alle onse salichteyt ende eeuwighe leven berust. O ghy een Godt der liefde ende des vredens, gheeft ons uwen eewigen vrede ende ge-

[Folio Kkk8r]
[fol. Kkk8r]

nade, dat wy ons tot aller tijdt als vrede-lievende mogen bewysen ende allen quaden twist vermyden.

Ende alle weder-weerdicheyt, die ons op deser aerden ontmoeten mach, het zy cruys ofte droeffenisse, versmaetheyt ofte teghenspoet, dat gheeft ons verduldelijck, met lijtsaemheyt te verdragen, sonder onmatich clagen oft murmureren. O Heer terwylen ghy onsen Godt ende Schepper zijt, so schict doch me aldus onses levens ordeninghe nae uwen heylighen ende Godtlijcken wille, want alle onse wercken ende daden staen in uwe handen, derre wy ons oock met ziel en lijf ende alle den onsen bevelen, regeert en maeckt spoedich die wercken onser handen, o God, na uwen Goddelijcken wille. Alsoo bidden wy u oock voor alle menschen int ghemeen, ende sonderlinghen voor alle ons medegenooten des gheloofs, waer datse op den aertbodem verstroyt zijn, oock voor alle bedruckt benaude herten, die in lyden ende noot zijn, oock voor onse vervolgers, want sy en weten niet wat sy doen.

Wy bidden u oock voor alle Dienaren uwer Ghemeynte, en voor de Coninghen en alle Overheyt, oock voor alle die ghene dien ons aengaen, ende daer wy schuldich zijn voor te bidden. O Heer laetse al te samen uwer ghenaden, ende uwes Godtlijcken troosts genieten ende deelachtich worden. Dit bidden wy u inden name uwes geliefden Soons Iesu Christi. Die ons belooft heeft, dat ghy, o Vader, ons verhooren sult, als wy u in synen name aenroepen, ende spreken met aendachtiger ghelooviger herten: Onse Vader, etc.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken