Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De stille bloei (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van De stille bloei
Afbeelding van De stille bloeiToon afbeelding van titelpagina van De stille bloei

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

Scans (3.70 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De stille bloei

(1925)–Richard de Cneudt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Liederen van het arme volk

[pagina 9]
[p. 9]

Troostlied voor de schamele broeders...

 
Gij, die daar loom en zwijgend gaat
 
langs vreugdelooze wegen,
 
en heft uw bleek en strak gelaat,
 
nooit naar een blijden dageraad
 
van lentezachten zegen;
 
 
 
gij, die uw wrange pijnen draagt
 
naar lichteloozen morgen,
 
en, ongekend en onbeklaagd,
 
op uw gekneusde schoudren draagt
 
uw ongeweten zorgen;
 
 
 
gij, die van 's levens wondren weet
 
maar 't ver en vreemd bekoren,
 
doch, neergedrukt door daaglijksch leed,
 
tot zelfs den blijden lach vergeet,
 
die rijst bij zonnegloren;
 
 
 
gij, wroeters voor het daaglijksch brood,
 
naar killen plicht gebogen,
 
maar dragend steeds, bij nacht en nood,
 
een verren droom, onpeilbaar-groot,
 
diep in uw angstige oogen;
 
 
 
gij, werend uit uw eng bestaan,
 
de schoonheid, uit den booze,
 
die pal in 't aardsche slijk moet staan,
 
met vleuglen, die ten hemel slaan,
 
gedoopt in 't eindelooze;
 
 
 
gij, die al 's werelds smarten lijdt,
 
en in uw droom verlaten,
 
vol droef berusten verder schrijdt,
 
tot waar de dood uw ziel bevrijdt
 
van 't lang en zwijgend haten; -
[pagina 10]
[p. 10]
 
gij, broeders in miserie, wie
 
de blijde menschen mijden,
 
die 'k, waar mijn licht-schuw leed ook vliê,
 
de donkre wegen kruisen zie,
 
waar ook míjn weeën schrijden;
 
 
 
gij, die ik liefheb, komt tot mij,
 
mijn min zal u beschermen,
 
mijn hert is úw, ik ben als gij,
 
ik breng u troost en medelij,
 
en liefdevol ontfermen;
 
 
 
ik weet dat ik u troosten moet,
 
en zachte woorden neuren,
 
die in den nacht van uw gemoed,
 
met teedre vreugden, vroom en goed,
 
de nare neevlen scheuren...
 
 
 
Gij schaamlen, die het lot vertrad,
 
heb ík niet veel geleden,
 
en op mijn donker, dreigend pad,
 
het eeuwig licht niet liefgehad,
 
en de eeuwigheid betreden?
 
 
 
Gij schaamlen, komt tot mij getreên,
 
want ik ben een der uwen,
 
zoo naakt als gij en vreemd-alleen,
 
mijn stem is droef van oud geween,
 
'k dool in den nacht, den schuwen;
 
 
 
maar, bleef geen doren mij gespaard,
 
het leed kon ál niet sloopen;
 
ik heb een teedren schat bewaard,
 
dien, als een wondren rozengaard,
 
ik voor uw smarten open...
[pagina 11]
[p. 11]
 
Komt - vredig straalt het vóor u uit,
 
in gulden zomerzegen;
 
daar is geen menschelijk geluid,
 
alleen der vooglen blij gefluit,
 
klinkt, als een groet, u tegen...
 
 
 
Komt - aan den woudzoom ruischt de bron,
 
de vrije vlinders vliegen,
 
en aan den zuivren horizon,
 
in 't vlammend licht der zomerzon,
 
zie 'k rijpende oogsten wiegen.
 
 
 
De winden ruischen, 't loover zwelt,
 
Gods bonte bloemen bloeien,
 
tot lucht en wolken, bosch en veld,
 
saam tot éen zee van kleuren smelt,
 
die naar al de einders vloeien...
 
 
 
En boven alles, eindloos wijd,
 
in vlammende victorie,
 
troont, weerglans van Gods majesteit,
 
de Zon, die 't al tot schoonheid wijdt,
 
des werelds trots en glorie...
 
 
 
Ga met uw lichtloos leed tot haar,
 
al bloedt ge uit duizend wonden,
 
en alles worde u schoon en klaar,
 
en waar uw armoe reize of vaar',
 
gij hebt het Licht gevonden...
 
 
 
Zoo komt tot mij en hoort en ziet,
 
en vredig moogt gij vinden,
 
der wolken vaart, der loovren lied,
 
den leeuwrik, die ter zonne vliedt,
 
den zoeten kus der winden.
[pagina 12]
[p. 12]
 
Zoo komt tot mij, en 't worde u goed,
 
en boven al behoede er
 
u voor den nacht van uw gemoed,
 
't Licht, dat den droefsten beedlaar groet,
 
de Zon, der vreugden Moeder,
 
 
 
en neemt van mijnen teedren schat
 
iets door uw dagen mede;
 
wij hebben, elk langs eigen pad,
 
éénzelfde donkre zorg gehad,
 
zoo komt - ik breng u vrede,
 
 
 
want, in de Zon, die zeegnend richt
 
omhoog, uit álle lijden,
 
vinden we een vonk van 't Eeuwig Licht,
 
dat heimlijk reeds ons aangezicht,
 
gekust heeft, toen we schreiden...

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken