Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen. Deel 2 (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen. Deel 2
Afbeelding van Liederen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Liederen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.32 MB)

Scans (4.62 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen. Deel 2

(1918)–A. van Collem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Liederen der gemeenschap


Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

[Er was een zoet geluid ontwaakt;]

 
Er was een zoet geluid ontwaakt;
 
De bleeke dag begon te zingen;
 
De velden waren aangeraakt;
 
De luchten gaven buitelingen.
 
 
 
Er dreef een blauwig zacht gefluit,
 
Een wenteling van horizonnen;
 
Aan d'einder werd een klok geluid;
 
Het kleuren-wank'len was begonnen.
 
 
 
Er woei het bollende gesprei,
 
Het zachte schuren van tapijten;
 
Er ritselde gerolde zij;
 
Men hoorde fijne draden splijten.
 
 
 
Er blies het pluizen in een nest;
 
De wind dwaalde langs boomkolommen;
 
Er steeg het dappere orkest
 
Van bijen, met hun slaande trommen.
[pagina 20]
[p. 20]
 
Luchtschepen liepen onder zeil;
 
Er woeien aarde- en zee-geuren;
 
Het lage westen droeg verwijl
 
Van aangespoelde vreemde kleuren.
 
 
 
De wereld stond te spelen, spel
 
Van al haar vormen onderlinge,
 
Die beurtelings als in een wel
 
Elk in elkander overgingen.
 
 
 
Der wolken vreemde legertocht,
 
Met tenten aan de lucht-gewelven,
 
Zij werden berg en dal en krocht
 
En boeren-erven en hooi-schelven.
 
 
 
De donk're aarde greep naar goud
 
Dat in den hemel lag gesponnen,
 
En in den aether steeg het zout
 
Dat op de mijnen was gewonnen.
 
 
 
Tot stengels, schietend uit den grond,
 
Met kleuren kers-rood en opale,
 
Werden de uit den hemel-mond
 
Geproeste gouden zonnestralen.
 
 
 
De boomen schoten uit, een stroom
 
Van vastberaden wilde takken,
 
En langs hun stammen, groen en chroom,
 
Dreven de gulde zonne-wakken.
[pagina 21]
[p. 21]
 
Met sprieten naar den heuveltop
 
De fijne grassen gingen kruipen;
 
Een oud, behaarde bergen-kop,
 
Vaten licht stond hij te zuipen.
 
 
 
De velden rimpelig van huid,
 
Met drabbige vergoorde vachten
 
En bulten, waarop groeit het kruid,
 
Als bisons lagen zij te wachten.
 
 
 
De sterren dwaalden tusschen graan;
 
Uit gronden liep het hemelkoren;
 
De bloemen schoten vleugels aan
 
En zagen zich insect geboren.
 
 
 
Daar was geen hoog, daar was geen laag,
 
Geen boven was er en geen onder;
 
Wat toevend was, werd weder vaag; -
 
Alles was al, en zich bizonder.
 
 
 
En op de plaat der aarde ging,
 
Te midden dezer wentelingen,
 
De zoon der wereld, en hij ving
 
De kleuren op, en teekeningen.
 
 
 
Hij na-boetseert en ziet ze af,
 
Hij roomt de schuiming uit de luchten,
 
Hij geeft weer wat de aarde gaf,
 
En vindt een klank voor haar geruchten.
[pagina 22]
[p. 22]
 
Hij wordt haar gras, hij wordt het vee,
 
Hij wordt het dal, gebogen heuvel,
 
Hij schiet met vlugge vogels mee,
 
Hij drijft op drijvend licht-gekeuvel.
 
 
 
Hij wordt het zaadje en stijgt op,
 
Hij is haar gouden ster geworden,
 
Hij is een bodem en een top,
 
Hij werd haar bloem en hij verdorde.
 
 
 
Hij werd haar stilte en haar klank,
 
Een eikel, vallende karbonkel,
 
Hij werd een water-vlugge drank,
 
Een snel-gedoofde verre vonkel.
 
 
 
Hij werd een echo en haar toon,
 
Een aangegrepene aangrijper,
 
Hij werd de oorzaak en haar zoon,
 
Hij werd geslepene en slijper.
 
 
 
Hij werd geslagen en hij sloeg,
 
Hij werd beluisterde die luistert,
 
Hij werd gedragene die droeg,
 
Een aangefluisterde die fluistert.
 
 
 
Uit de aard' gegroeide, uit haar schoot,
 
Werd hij weer in haar schoot geschoven,
 
Hij ging in haar gestalte dood,
 
En schoot uit haar gestalt' naar boven.
[pagina 23]
[p. 23]
 
Hij werd haar slaaf, hij werd haar buit,
 
Hij bukte tusschen haar gewelven,
 
Hij werd haar woord, hij sprak haar uit,
 
Hij werd haar God, hij werd zich zelve.
 
 
 
Er was een zoet geluid ontwaakt;
 
De bleeke dag begon te zingen;
 
De velden lagen aangeraakt;
 
De luchten gaven buitelingen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken