Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen. Deel 4 (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen. Deel 4
Afbeelding van Liederen. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Liederen. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.29 MB)

Scans (4.41 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen. Deel 4

(1920)–A. van Collem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Nieuwe liederen der gemeenschap


Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

XX.

 
Kome gij, die door de ruimte zweeft
 
U tot de hemelen en aard' begeeft,
 
In alle ding dat ergens leeft op aard,
 
Blinkt en verborgen en geopenbaard.
 
 
 
Gij onvatbare, die alles vult,
 
U in mantel van den schemer hult,
 
Wij vatten van uw kleed de slippen aan,
 
Wij grijpen u, maar gij zijt heengegaan.
 
 
 
Wij zien u overal, bij droom en licht,
 
Gij hebt uzelven in ons opgericht,
 
Gij werd de ongenaakbare in mij,
 
Gij werd de ongenaakbare dichtbij.
 
 
 
Wij zijn uit u gekomen en gij zijt,
 
De groote som onzer aanwezigheid,
 
Gij zijt wat is, wat was, wat worden zal,
 
Gij zijt de klank, het woord en het getal.
 
 
 
Gij zijt de rook, de neerslag en het vuur,
 
Gij zijt het tijdelooze van hun duur,
 
Gij zijt de eeuwigheid van het vergaan,
 
Gij zijt de eeuwigheid van het bestaan.
[pagina 47]
[p. 47]
 
Gij zijt de onaanrandbare, ontstijgt
 
Aan de atomen als de avond neigt,
 
Dan wordt gemeld een fijne ritseling,
 
Een wapenkreet, een klankschermutseling.
 
 
 
Dit vreemd geluid maakt gij, men noemde God,
 
Het ritselen der lucht, het stijgen tot
 
Alle de hemelen en dan omlaag
 
Dalend in menschen op der aarde haag.
 
 
 
Het kon een god zijn, die zich dus bewoog,
 
En hand in hand, en met u oog in oog,
 
En als van mond tot mond sprak, gij ontving
 
Het ingewijd zijn tot elk levensding.
 
 
 
Het was het leven zelve, dat toen sprak,
 
Het was geen God, die uit de dingen brak,
 
Het was des levens eeuwige geluid
 
Gemeenschap, die zich zegde aan u uit.
 
 
 
Het was de stem van de gemeenschap, die
 
Haar wezen uitzong in een melodie,
 
Zij zingt altijd wanneer gij zelve zwijgt
 
En u aandachtiglijk te luisteren neigt.
[pagina 48]
[p. 48]
 
Zij is de klank die allen is gemeen,
 
Haar lichtend wezen siddert voor elkeen,
 
Zij is de vreugde, die gij hebt gehoord,
 
Toen van uw lippen viel het broederwoord.
 
 
 
Kome dan gij die in ruimten zweeft,
 
Onzichtbare die het heelal doorbeeft,
 
Maak d'oude menschheid blijde op de aard'
 
Omdat uw wezen werd geopenbaard.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken