Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen. Deel 3 (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen. Deel 3
Afbeelding van Liederen. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Liederen. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.36 MB)

Scans (5.39 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen. Deel 3

(1919)–A. van Collem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Opstandige liederen


Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Slachtveld

 
De heengelegde lijken der soldaten
 
Zijn aangeraakt door den goudpaarsen nacht,
 
Er kruipen lijnen over de gelaten,
 
Waarop de Dood zijn teeken heeft gebracht.
 
 
 
Sommigen hunner liggen als bedronken,
 
Het was ruim véél, de wijn uit déze kan,
 
Hun arme lijven werden volgeschonken,
 
Zij dronken zich de eeuwigheid daaran.
 
 
 
Eén hunner ligt verdwaasd omhoog te turen,
 
Een ster staat op zijn blauw glazuren oog,
 
Het zou wel eeuwigheden kunnen duren,
 
Voordat dit open turend oog bewoog.
 
 
 
Zijn makker is gevallen fel voorover,
 
Hij schijnt te slapen en zijn bloed loopt uit,
 
Zijn linkeroog bleef half geopend over
 
Daar kijkt hij nu stil uit, die looze guit.
[pagina 59]
[p. 59]
 
In zoete vreugde liggen jonge dooden,
 
Zij toeven in een ongestoord geluk,
 
Mocht uit de gele hel losbarsten looden
 
Kogelregen, hun deert scherf noch stuk.
 
 
 
Zij zijn als zelfbeheerschten dichtgesloten,
 
Zij zijn tevreden met wat hun gewerd,
 
Eén hunner zijn de oogen uitgeschoten,
 
Daarom heeft hij zijn mond opengesperd.
 
 
 
Een ander lacht, hij had zich vastgegrepen
 
Bij het voorovervallen aan wat gras,
 
Hij werd een kind, hij hield het dichtgenepen,
 
Hij dacht, dat het de hand van moeder was.
 
 
 
Bij bundels liggen dooden uitgegleden,
 
De ransels om, den stormhoed op het hoofd,
 
Zij worden door mortieren overreden,
 
Dat was toch niet, wat hun werd toebeloofd.
 
 
 
Zij trokken uit, ik zag ze door de straten,
 
Het was bij avond, in de Seine-stad,
 
Of was het in Berlijn, of hoorde ik praten
 
Londensch, in de straat, die ik vergat?
 
 
 
Ik weet het niet, ik weet niet de kleedijen,
 
Die zij zich kleurig hadden omgedaan,
 
Ik weet het rythme niet meer hunner rijen,
 
Noch de muziek die klinkend ging vooraan.
[pagina 60]
[p. 60]
 
Ik weet alleen maar Jongens, de gelaten
 
Van Prachtigen, Menschwezens, schrijdend voort,
 
Vermomd in apenpakjes van soldaten,
 
Niet wetende het land waarheen of oord.
 
 
 
Zij droegen aan de schouders de geweren,
 
En in den loop een kleine veldboeket,
 
Voordat zij traden aan, te gaan marcheeren,
 
Hadden de bruiden die daarin gezet.
 
 
 
Het zou de liefste groet zijn van het leven,
 
Het laatste afscheid en het wellekom;
 
O hand van mij, waarom gaat gij nu beven,
 
O mond van mij, waarom wordt gij nu stom?
 
 
 
* * *
 
 
 
De heengelegde lijken der soldaten,
 
Zijn aangeraakt door den goudpaarsen nacht,
 
Er kruipen lijnen over de gelaten,
 
Waarop de Dood zijn teeken heeft gebracht.
 
 
 
Sommigen hunner liggen als bedronken,
 
Het was ruim veel, de wijn uit deze kan,
 
Hun arme lijven werden volgeschonken,
 
Zij dronken zich de eeuwigheid daaran.
 
 
 
Staat op, staat alle' op, mijn vroege Dooden,
 
Herleeft, gekruisigden langs weg en veld,
 
Doorschotenen, voorover in de Zoden, -
 
Herkrijg' uw stem' haar vroegere Geweld.
[pagina 61]
[p. 61]
 
Rijst langzaam uit, vloeie over uw trekken,
 
Het beven van een nieuwen Dageraad,
 
Moge mijn Roep U tot nieuw leven wekken.
 
Herleeft, herleeft, gesneuvelde soldaat.
 
 
 
Grijpt uw geweren in de doode handen,
 
Werpt uit den zadel hem die u beval
 
Dat, uwe makkers waren uw vijanden,
 
Verbroedert U, soldaten, overal!
 
 
 
Blaast een signaal, gestorven menschenmonden,
 
Dat Aarde beve en doodsvreeze kom
 
Over de heerschers die U hadden uitgezonden,
 
Voor Vaderland, Bezit en Christendom.
 
 
 
Dood aan dit drie-tal en de menschheid leve,
 
En alle heerschappije ga te niet; -
 
Vertelt wie U den dood heeft ingedreven,
 
Rijst op, soldaten, zingt uw Doodenlied.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken