Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 28. Moeder Job. Een goed hart. Houten Clara (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 28. Moeder Job. Een goed hart. Houten Clara
Afbeelding van Volledige werken 28. Moeder Job. Een goed hart. Houten ClaraToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 28. Moeder Job. Een goed hart. Houten Clara

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.12 MB)

Scans (17.01 MB)

ebook (5.23 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 28. Moeder Job. Een goed hart. Houten Clara

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 180]
[p. 180]

IX

Het was wel vijftien dagen later; de weesmeiskens wandelden gedurende het rustuur op de opene plaats en schenen bezig met het bijeenzamelen van geld; want ieder meisken, door Lange Mie opgeroepen, bracht een koperen muntstuk in het voorschoot van Trees de Beuzelaarster. Omtrent het midden der plaats stond een oude man op eene ladder aan een steenen Lieve-Vrouwebeeld te arbeiden. De tijd had het beschadigd: er waren eenige uitstaande vouwen der draperiën afgevallen, en hij was bezig met ze in hare eerste gedaante te herstellen. Gewis de oude, grijze beeldhouwer moest in het Maagdenhuis zeer bekend zijn; want de meiskens wisselden met hem allerlei onschuldige scherts en vriendelijk woordenspel. Op eens ontstond er in eenen hoek der plaats een hevige redetwist tusschen Anna Moeial en Lange Mie over een vraagpunt, dat zeer gewichtig zijn moest, want de andere meiskens kwamen er met groot geschater tusschen. Als die snappende beraadslaging lang genoeg geduurd had, riep Trees de Beuzelaarster met luider stemme:

‘Kom, kom, dat duurt nog tot Paschen! Wat kent gij daarvan, Moeial? Wij zullen het maar seffens aan

[pagina 181]
[p. 181]

meester Steven vragen, - die zal zeggen, of het mogelijk is.’

Meester Steven keerde zich om op zijne ladder, om rechter te zijn over het geschil; doch hem klonken terzelfder tijd zoovele verwarde vragen in de ooren, dat hij geen enkel woord verstaan kon.

‘Ho, ho, ge zijt altemaal van de spanader gesneden, dat weet ik wel, eksterachtige maagdekens!’ riep hij, terwijl hij met de handen lachend voor het aangezicht wemelde, als om eenen zwerm vliegen te verjagen. ‘Genoeg, genoeg! om Gods wil zwijgt, - of ik krijg nog een draaienis en val van de ladder. Wilt gij den ouden Steven arm of been zien breken? Schei uit! Schei uit!’

Trees de Beuzelaarster, met harder te schreeuwen dan de anderen, behield eindelijk volgens gewoonte de overwinning en zeide:

‘Nu, laat mij de zaak uitleggen, en spreekt dan naderhand, als het u niet aanstaat..... met dat schreeuwen altemaal!’

‘Gij zijt de grootste schreeuwster van allen!’ mompelde Lange Mie, ‘zóó is het gemakkelijk altijd gelijk te halen. Zie nu maar, dat gij de waarheid kunt zeggen, als het mogelijk is!’

Trees de Beuzelaarster lette op dien schimp niet en riep tot den beeldhouwer:

‘Meester Steven, zeg gij het liever, of het zijn kan. Wij hebben van de heeren Bestierders oorlof gekregen om alle weken eenen penning samen te leggen om een konterfeitsel van Houten Claar te laten maken. Clara is nu naar Spanje vertrokken, en geen schilder heeft haar ooit gekend. Lange Mie beweert, dat een schilder niet noodig heeft iemand gezien te

[pagina 182]
[p. 182]

hebben om zijn konterfeitsel te maken. Is dit waar?’

Meester Steven schoot in eenen luiden lach en antwoordde:

‘Ja, ja, het is mogelijk.....’

‘Ziet gij wel!’ riep Lange Mie zegepralend.

‘Ja, ja,’ hernam de oude beeldhouwer spottend, ‘het is zooveel mogelijk als dat ik dezen avond den kapuin zou opsmullen, die tegenwoordig aan het spit van den grooten Turk aan 't braden is! Lange Mie, gij moest eens met de gauwte eenen haak aan mijnen mantel zetten..... het is waar, ik ben van mijn leven geenen mantel rijk geweest; maar dit doet er immers niets toe, Mieken?’

De weezen begonnen allen schaterend te lachen, tot groote spijt van Lange Mie, welke vergramd en beschaamd van daar wegliep.

‘Ziet gij nu wel,’ riep Trees de Beuzelaarster tot hare gezellinnen, ‘dat het niet zijn kan? Wij hebben al wat geld samen te leggen om een konterfeitsel te doen maken, - en er is geen kunstenaar, die Houten Claar gekend heeft!’

‘Ho, ho, Trees, wat zegt gij daar?’ vroeg meester Steven, ‘geen kunstenaar, die Houten Claar gekend heeft - en voor wien of voor wat ziet ge mij dan aan! Mij, die het schoone autaar in uwe kapelle gansch alleen heb gemaakt?’

‘Ja maar, Steven, gij maakt toch geene konterfeitsels?’

‘Hoe, wat, geene konterfeitsels? Het is anders wat schoons, zoo wat rood en blauw te zaam gekletst, dat die Signors van den Borstel een konterfeitsel durven noemen. Als ge er met de hand over wrijft,

[pagina 183]
[p. 183]

't is niemendal dan eene armzalige oogverblinding! Maar spreekt mij van een gehouwen beeld! Dat is natuur; ge kunt het zien, tasten en voelen..... kom, gij weet, dat ik het hoofd van Houten Claar nog eens in potaarde heb nagebootst als schetse voor den engel, die op het autaar staat Laat mij haar konterfeitsel in hout maken!’

‘In hout! in hout!’ riepen de meiskens spottend.

‘Ja, in hout,’ hernam meester Steven, ‘ge schijnt er om te lachen, maar, kinderen lief, waar zijn uwe zinnen? Houten Claar is hout, is er iets zoo klaar?’

Dit zonderling woordenspel gaf de overwinning aan den beeldhouwer. Hij werd belast met het beitelen van een houten konterfeitsel van het weesmeisken Clara, en bedong op voorhand het loon zijns arbeids.

Eene maand later, op eenen morgen, kwam meester Steven het Maagdenhuis binnen met Houten Claar op zijnen schouder.

Het beeld van meester Steven staat heden nog in het Maagdenhuis, onder de poort, ter linkerzijde, en dient als pijler aan de leun van de trap op dezelfde plaats, waar Houten Claar zoo dikwijls in hare slaapwandelziekte had gezeten.

 

EINDE.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken