Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 32. Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Siska van Roosemael. Hoe men schilder wordt (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 32. Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Siska van Roosemael. Hoe men schilder wordt
Afbeelding van Volledige werken 32. Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Siska van Roosemael. Hoe men schilder wordtToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 32. Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Siska van Roosemael. Hoe men schilder wordt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.41 MB)

Scans (19.95 MB)

ebook (3.92 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 32. Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Siska van Roosemael. Hoe men schilder wordt

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

IV

Verandering van toon. - Waarom er zoo weinig goede schilders zijn.
Middelen om in de kunst gewissen voortgang te doen.

Er zijn in België oneindig veel kunstenaars. Maar waarom zijn er zoo weinig, wier namen met eenigen luister omgeven zijt? Waarom bevinden velen zich in broodsgebrek?

Hierop zou men oppervlakkig kunnen antwoorden met de bekende spreuk: velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren. Of wel met de woorden van den Franschen dichter:

Soyez plutôt maçon, si c'est votre métier.

Maar die redenen zijn alleen niet voldoende om de schaarschheid van goede kunstenaren uit te leggen; er bestaan andere oorzaken, die eenen veel verderfelijkeren invloed op den voortgang der jonge leerlingen uitoefenen, en hunne bestemming den hals breken, eer zij nog weten kunnen, of zij waarlijk tot het vak der kunsten geroepen zijn. Om deze oorzaken tastbaar voor te stellen, zullen wij hier eene kleine

[pagina 109]
[p. 109]

schets ophangen van de wijze, waarop een leerling, die moet mislukken, zijne studiën oefent.

 

Een vader denkt in zijnen zoon groote voorbeschiktheid tot de schilderkunst te bemerken; wie denkt zulks niet van zijne kinderen? - Hij doet hem op eene Academie of teekenschool zijner stad gaan. Lui en loom van gemoed, leert dit kind dan toch na ettelijke jaren de beginselen der teekenkunde; of wel, vlijtiger, leert hij ze in minder tijds. - En wij vooronderstellen, dat hij waarlijk alles in zich hebbe om een groot kunstenaar te worden..... maar de hoogmoed, die bedrieger, die valsche raadsman, moeit zich met de zaak. De vader slaagt de armen in de hoogte bij het zien der nog weinig gevorderde studiën van zijnen zoon: het schijnt hem dat hij reeds mirakelen doet. Hij gaat in herbergen, koffiehuizen en gezelschappen, en valt iedereen lastig door het onophoudend verhaal van het vernuft des jongens. Eenigen geven geloof aan de pocherij; zij verspreiden ze. Eindelijk gaat de zoon in de gebuurte door voor een klein kunstwonder, en al die loftuigingen komen aan zijne ooren. Hij blaast zich op, - en niet zoodra heeft hij eenige dagen naar Antieken geteekend, of hij moet een atelier hebben; hij moet schilderen, schilderijen maken: - hij, die nog geenen goeden neus uit zijn hoofd kan teekenen!

Waarlijk, hij heeft een paneel en eenen schilderbak gekocht. Zijne nog witte knevels komen beschaamd op zijne lippen staan; zijn haar groeit schrikkelijk en wild op zijn hoofd, en de straatjongens roepen hem na met het woord Artist.

Hij schildert dan; - maar wat zal het beteekenen?

[pagina 110]
[p. 110]

Het is een manneke, dat op eene tafel ligt te slapen, - bemerkt, dat hij dan het aangezicht niet schilderen moet, daarbij eene hesp in eenen schotel, met eenen hond, die er aan komt bijten; in het verschiet wat kassen, potten, ketels, enz.

Aan die onbeduidende samenstelling arbeidt hij drie maanden; hij wrijft, hij veegt, hij knoeit, hij steelt..... en ziet! eindelijk komt er iets uit zijne handen, dat van verre aan eene schilderij gelijkt.

De vader en de vrienden zeggen:

‘Het is een Teniersken!’

Maar anderen zeggen met meer reden, dat het een armzalig broddelwerk is. Het doorzicht is er niet in verstaan; de voorwerpen van de tweede diepte of plan zijn grooter dan die van de eerste; de beenen en armen hangen gebrekkelijk aan het lichaam, of zijn te lang of te kort; de voorwerpen vallen om; de hond is een raadsel, dat Buffon zelf gewis niet zou hebben kunnen oplossen.....

Tot hiertoe is het kwaad nog niet groot: de jongen luistert nog naar raadgeving van meerdere kunstenaren; hij gaat nog naar de teekenschool, alhoewel hij er met tegengoesting leert.

Maar, o ongeluk! een vriend van zijn huisgezin of een arm, onkundig liefhebber geeft hem honderd franken voor zijn schilderij!

Nu is de bom geborsten..... Hij wil en zal een atelier hebben, dat niet in het huis zijns vaders zij, opdat men voortaan vrage: waar is het atelier van zulk eenen? Hij neemt en bederft eenen jongen, en heeft dus eenen élève of leerling: dus is hij Meester..... Zal hij op de Academie voortgaan in de teekenkunde? Zal hij, die Meester is, tusschen leer-

[pagina 111]
[p. 111]

lingen zitten? Dit kan immers met zijne opgeblazenheid niet samenstaan? Dienvolgens verlaat hij de Academie of Teekenschool.

Wat kan er nu van den zoo gezegden kunstenaar geworden? Hij kan niet teekenen; hij kent niets van het samenstel van het menschelijk lichaam; doorzicht is hem eene vreemde wetenschap.....

Hij kan zijne teekenstudie te huis vervorderen, - zou men kunnen denken, - maar het is onder schilders eene bekende waarheid, dat hij, die aan het schilderen geraakt, meest altijd eenen afkeer van het teekenen krijgt.

Neen, die ongeleerde kunstenaar blijft zijn geheele leven lang knoeien, verkoopt van tijd tot tijd eene slechte en onbeduidende schilderij en sleept zijne bittere dagen tusschen hoogmoed, nijd en moedeloosheid. Hij is afgunstig op iedereen, spreekt kwaad van zijne kunstgenooten..... en sterft meubelschilder.

En misschien was hij geroepen om zijn vaderland te verheerlijken! Misschien lagen rijkdom, eer en geluk voor hem bestemd; maar zijne slechte studiën hebben hem in den grond geboord, en zijn ingeboren vernuft ten onnutte gemaakt.

Wij moeten het bekennen, enkele werkzame geesten beseffen in dien toestand de middelen om zich nog te redden, en redden zich inderdaad; maar daartoe behoeft geene kleine hoeveelheid moeds. Wij kennen er, die een gedeelte van den dag en menigen avond zich oefenen in de teekenkunde, die lezen, onderzoeken en vergelijken, en niets nalaten om den verloren tijd in te winnen. Wij kennen er, die door zoeken en door zwoegen zich eene eigenaardige kleur hebben aangeschaft; die arbeiden van den morgen tot

[pagina 112]
[p. 112]

den avond, en door echt schoone voortbrengsels zich onderscheiden. Tot deze werkzame kunstenaren zijn onze harde woorden niet gericht. Integendeel, dezen prijzen en achten wij als mannen, die veel bijbrengen tot den roem der Vlaamsche school. Nooit is een arbeid met moed ondernomen en met standvastigheid voortgezet, of zijne vruchten waren gewichtig en aanzienlijk.

Neen, onze looden waarheden vallen op den hals van hen, die hunnen tijd in zorgeloosheid verspillen; die gedurende een gering gedeelte van den dag aan een knoeiwerk arbeiden, en misschien noch potlood, noch krijt in hun bezit hebben; die in een geheel jaar niet eenen enkelen avond uit de herberg blijven, en daar door pochen en zwetsen doen gelooven, dat de kunst in praten bestaat; zoodanig dat zelfs eenvoudige menschen de schouders er van optrekken; - van hen, die met eene ongehoorde waanwijsheid over alles durven oordeelen, en denken, dat het genoeg is met den naam Artist behangen te zijn, om de Science infuse of ingeboren wetenschap te bezitten, zonder dat het noodig zij ooit een boek in de hand te nemen..... van hen, die de kunst verlagen door hunne hoogmoedige onwetendheid!

Wanneer dan zullen deze ongelukkigen begrijpen, dat de kunst een tempel is, waar men niet binnentreedt zonder voorbereiding? - waar men niet ingaat, vooraleer men door het water der leerzaamheid de vlekken der onkunde van zijnen schedel gewasschen hebbe? Wanneer zullen zij beseffen, dat men het vaderland niet vereeren kan, vooraleer men zich zelven eeren en achten doet? Nimmer. - Begrijpt de waanwijsheid?

[pagina 113]
[p. 113]

Jongere leerlingen! gij, die uwe teekenstudiën begint, geeft acht op mijne woorden! Voorwaar, ik zeg het u, wilt gij schilder worden en glorie zoeken, leert dan alles, wat er in de kunsten kan geleerd worden, - dan zult gij rijk aan kennis zijn; uw vernuft zal zich zonder moeite ontwikkelen, uwe hand zal kunnen gehoorzamen aan de inspraak van uwen geest, en niets zal in het uitvoeren uwer scheppingen een hinderpaal zijn. Leert en arbeidt in uwe jonge jaren..... zoo niet, moogt gij deze woorden als eene voorzegging aannemen: vergeten knoeier - arm leven - en bitter brood!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken