Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans
Afbeelding van Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht HensmansToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (24.38 MB)

ebook (6.66 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

XII

Des namiddags werd Willem bij zijnen advocaat geroepen. Deze was edelmoedig en had inderdaad medelijden met het huisgezin van Lambrecht Hensmans. In stede van, kost wat kost, tot eene voorziening in cassatie te besluiten, had hij dien morgen met nauwkeurigheid al de vormen van het geding onderzocht, en tot zijne groote droefheid bevonden, dat niets daarin reden kon geven tot verbreking. Hij was zelfs tot oudere rechtsgeleerden gegaan om hunne gedachte daarover te kennen, en allen hadden hem verklaard, dat er geen schijn van hoop overbleef om het vonnis te vernietigen.

Dit zeide hij nu aan den bevenden Willem, die vóór hem in eenen stoel zat en met beweeglooze oogen hem aanzag. Als de advocaat hem onwederleglijk bewezen had, dat alles nutteloos zou zijn, en hij zelf het in den grond zijns harten bekennen moest, borsten eensklaps de tranen uit zijne oogen, en hij bleef langen tijd stil en roerloos weenen en snikken, zonder naar de troostende stem des advocaats te luisteren. Arme Willem, daar was de hoop plotseling

[pagina 83]
[p. 83]

uit hem gevlogen, en zij had zijn hart ten bloede gescheurd door hare vlucht! Tot dan had zij alleen hem ondersteund, hem moed en geduld gegeven. Nu stond het schavot weder voor zijne oogen: hij zag weder, hoe zijn vader, stervend van schaamte, aan den ijzeren halsband hing, en hoe de beul dit ijselijk brandmerk in zijnen schouder drukte; maar kracht of onstuimigheid was er echter niet meer in zijn gemoed. Terwijl zijne tranen op den vloer vielen, hing zijn hoofd slap en ontzenuwd over den stoel, - en, als hij dan eindelijk de woning van zijnen advocaat verliet, hield hij zich vast aan de muren als een dronken mensch. Zoo sukkelde hij, zonder het te weten, tot in zijn huis en bij het bed zijner moeder. Deze zag hem liefderijk lachend aan, alsof zij alles vergeten ware; dit griefde den jongeling zoodanig, dat hij van daar wegvluchtte en zich in de uiterste wanhoop, doch sprakeloos, de handen voor de oogen sloeg.

Hij stond reeds lang in den hoek der kamer met het gezicht naar den muur gekeerd, toen iemand hem op den schouder klopte en hem bij zijnen naam noemde. Het was eene oude vrouw uit de gebuurte, die hem eenen brief reikte en even gauw ter deure uitging.

Willem bestaarde eenigen tijd het papier, alsof hij niet wist wat hij in de hand hield; welhaast echter kwam een spotlach op zijne lippen zweven; zijn vertwijfelende blik scheen schertsend te zeggen: ‘Nog? De maat is zeker niet stortensvol? Zij ook?’ - Hij had de hand van Klara op den brief herkend en twijfelde in zijne wanhoop niet, of van daar moest hem ook een dolksteek worden toegebracht. Hem mocht

[pagina 84]
[p. 84]

immers niets op aarde overblijven? Noch vriend, noch vriendinne, noch vader, noch moeder, noch eer, noch hoop?

Met de bittere uitdrukking des ongeloofs op het gelaat ontvouwde hij het papier en las:

 

Willem,

 

Ik moet u verlaten. Mijn vader is uitgegaan om eene koets te halen; nog eenige oogenblikken, en ik zal verre van u zijn. Alles keert tegen u, mijn arme vriend, en misschien denkt gij, dat Klara u ook vergeten zal, omdat gij ongelukkig zijt? Nimmer, nimmer!

Ik wilde u iets zeggen, maar ik durf niet. Ik beef, mijn voorhoofd bloost van schaamte..... toch, ik zal het zeggen..... Willem, ik bemin u uit al de krachten mijner ziel; mijne liefde zal eeuwig zijn, - ik heb het aan God zelven beloofd!

Als gij lijdt, als gij u van iedereen verstooten ziet, denkt dan, dat Klara toch voor u bidt en u getrouw blijft.....

Ik hoor gerucht? Daarbeneden is mijn vader. - Een kus voor onze moeder, een kus voor elk mijner arme zusterkens..... Hoop! hoop!

Uw vriendinne

Klara.

 

Willem bleef met onveranderlijk gelaat op het briefje staren; hij verroerde zich niet en scheen in een steenen beeld herschapen. Gewis moesten al zijne levenskrachten naar binnen gekeerd zijn; -

[pagina 85]
[p. 85]

en daar, van zijn hart tot zijne hersens, stroomde nu waarschijnlijk een onstuimige vloed van gedachten en gevoelens, die hem gansch van de buitenwereld afzonderden. - Over hem en over zijne zieke moeder heerschte lang, zeer lang de stilte des nachts.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken