Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vijf jongens en een geheim (ca. 1930-1940 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Vijf jongens en een geheim
Afbeelding van Vijf jongens en een geheimToon afbeelding van titelpagina van Vijf jongens en een geheim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.02 MB)

Scans (50.63 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Illustrator

Désiré Acket



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vijf jongens en een geheim

(ca. 1930-1940 )–Lode Conté–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

VIII
Het biljet van de koloniale loterij

Beer, Tjeppe en Lus speelden haasje-over, ‘voetje van alles wat’. Als Tjeppe er aan was en gebukt stond, zag hij telkens met angstige blikken den Beer afkomen. Als hij van dien dikkerd een ‘bloemer’ kreeg, zakte Tjeppe door zijn knieën.

- ‘Wel, ik geloof, dat ik ginder den Ede zag. Hij is weggeloopen.’

- ‘Laat hem loopen, Lus. We kunnen het gezelschap van dien kwibus best missen.’

Met de handen in de broekzakken kwam Dolf in de verte afgezakt. Toen hij de makkers bemerkte, stapte hij er regelrecht op af.

- ‘Zeg, mannen, het heeft er thuis bij Ede gestoven! Hij heeft van zijn moeder een pandoering gekregen! Ede schreide de straat bijeen en snikte, of hij sterven ging!’

- ‘Ik heb het vroeger nog herhaald,’ zei Tjeppe, ‘wie bang is, krijgt er ook. Daarstraks, toen ik den arm van Ede vastnam, was hij er ook niet gaarne bij. En toch heeft hij er ook gekregen, muilperen en malsche.’

- ‘Zou Ede zijn ongeluksdag gehad hebben?’

[pagina 75]
[p. 75]

- ‘Maar, Beer, ge raaskalt. Ongeluksdag! ongeluksdag! Dat is allemaal onzin. Alle dagen zijn gelijk. Als voor Ede de dag mislukte, was het zijn eigen schuld.’

- ‘Wel, ginder gaat hij met zijn moeder!’

De vrouw en de magere jongen kwamen naar het groepje taterende bengels.

- ‘Ze heeft het op ons gemutst, jongens! Ze komt misschien de klappen van Ede wisselen. Moesten we bij de profijtjes vallen, dan zetten we 't op een loopje.’

- ‘Neen, Beer, we gaan hen te gemoet.’

Gezegd, gedaan en de bengels kuierden over 't plein naar de moeder van Ede.

Neen, ze was niet boos op de jongens, die ze vertrouwde als de beste makkers voor Ede.

- ‘Luister eens, Beer, is het waar, dat Ede dien lompen streek uithaalde?’

- ‘Ja, madameke. We weten niet waarom Ede zooiets gedaan heeft. Als meneer er de politie maatniet in betrekt.’

- ‘Dat zal meneer toch niet doen!’ verbleekte de onthutste moeder.

De vrouw zag reeds politie voor den geest, Ede voor den kinderrechter, Vader treuren van verdriet, zij zelf weenen van schaamte.

Ede was bleek, angstig en keek benauwd naar zijn brave moeder, was bang voor zijn eigen kameraden.

- ‘Ik zal alles goedmaken, Beer, maar zeg het als het u belieft toch niet aan meneer. Ik zal geld geven voor een nieuwen hoed.’

[pagina 76]
[p. 76]

- ‘Dat moet ge niet doen, madame,’ zei Lus, ‘hij moet zijn spaarpot maar omdraaien.’

- ‘Wij leggen wat bij, hei, jongens?’

- ‘Zeker, zeker! Maar op voorwaarde, dat Ede in ons groepje blijft, dat hij in het vervolg tracht zich te beheerschen.’

- ‘Hoeveel zou een stroohoed kosten?’ wilde Tjeppe weten.’

- ‘We zullen eens in de winkels gaan zien. Ede moet maar meegaan. Die heeft daarstraks zijn loon voor zijn werk ontvangen en zal ons later dankbaar zijn voor dien vriendendienst.’

Tjeppe hief zijn hand op in de richting van Ede, die zich reeds terugtrok. Maar Tjeppe lachte en krabde zich in het haar.

- ‘We nemen Ede mee, madame. Trek u de zaak maar niet aan. Wij zijn kameraden en zullen trachten alles in 't reine te trekken.’

Den eersten hoedenwinkel liepen ze binnen. Met zijn vijven, asjeblieft!

- ‘Meneer, hoeveel kost een stroohoed?’

- ‘Ik zal seffens mijn hond eens achter uw broek zetten!’

Dat hoefde de winkelier niet te herhalen.

- ‘Stoof uw stroohoeden op!’ riep Tjeppe.

Toen de jongens buiten waren, schoten ze in een breeden lach.

- ‘Wel, die nam ons voor grappenmakers!’

- ‘Zou ik gelooven,’ zei Dolf. ‘Vijf jongens, die naar den prijs van één stroohoed vragen is niet alledaagsch genoeg, om ernstig op te nemen.’

[pagina 77]
[p. 77]

De kameraden liepen door de straten van den eenen hoedenwinkel naar het andere magazijn.

De goedkoopste hoed kostte nog vijftien frank. Ze zouden zeker vijf en twintig frank moeten betalen voor een hoofddeksel, waardig dat van den onderwijzer te vervangen.

- ‘Zeg eens, Ede, uw streekje is er een duur, hoor!’

- ‘Och, Beer, laat ons niet kibbelen,’ zei Tjeppe, ‘we hoeven de fout te herstellen, minder voor Ede dan voor zijn goede moeder.’

- ‘Morgen vroeg brengen we te zamen, wat we hebben. We zullen meneer het geld aanbieden.’

- ‘Wie zal er zich mee gelasten?’

- ‘Ede, natuurlijk!’ zei Beer.

- ‘Dan weet meneer meteen, wie de dader was.’

- ‘Nu zal hij het ook wel vermoeden!’

- ‘Mogelijk, Beer. Ik oordeel het beter met vijven de schuld te dekken: dat is kameraadschap.’

- ‘Vijf frank de man?’

Dolf bloosde van opwinding.

- ‘Ik zal geven, wat ik kan, maar vijf frank zal ik nooit kunnen bijleggen.’

- ‘Wel,’ zei Luske, ‘het betalen van die vijf frank is maar een voorstel. Het is verstaan, dat we niet meer geven dan we kunnen.’

Aan 't plein namen de jongens afscheid. Ede was verlegen.

- ‘Tot morgen vroeg.’

Ede was licht ontroerd en Dolf zat in nesten.

Toch had Dolfs Moeder er iets op gevonden.

- ‘Zoek in den kelder de ledige flesschen, de

[pagina 78]
[p. 78]

inlegpotjes en de vodden bijeen en tracht alles te verkoopen.’

Dolf ruizemuisde en vond twee glazen bokaaltjes en een ledige kriekenflesch. In het voddenmandje lagen veel snippers en versleten lappen. Met den veroverden buit kwam Dolf in de keuken.

Bij den kruidenier kreeg Dolf vijf en twintig centimes voor de kriekenflesch en de vischvrouw betaalde hem één frank voor de ledige bokaaltjes.

Met zijn frank vijf en twintig kwam Dolf bij Moeder aangeloopen. Samen met Dolf deed ze de vodden in een zakje en de jongen trok op zoek naar een lompenmagazijn. Hij vond een handelaar, die hem twee frank aanbood, die Dolf zegevierend aanvaardde. En hij mocht al het opgehaalde geld bijleggen voor den hoed van meneer.

Thuis hadden de moeders wel geprutteld, maar toch hadden de vijf jongens 's morgens geld bij. De bengels hadden verteld, wat er gebeurd was, gezegd, dat één van 't kliekje den streek had uitgehaald. Maar den naam van den dader hadden ze verzwegen en in hun wijsheid hadden de ouders niet aangedrongen hem te kennen.

Op de speelplaats werd er raad gehouden. Tjeppe was weer schatbewaarder en telde het geld. Ede had tien frank bijgebracht.

- ‘Acht en twintig frank vijf en twintig!’

Dat hadden de makkers niet gehoopt: 't was een waar succes, een mooie daad van solidariteit.

- ‘Hoe zullen we meneer de som aanbieden?’

- ‘Ik zal 't geld in een omslag bergen,’ zei Lus.

[pagina 79]
[p. 79]

‘We zullen er een briefje bijvoegen met onze voornamen alphabetisch gerangschikt.’

Toen meneer amper zijn neus in de school had gestoken, was Lus al bij hem. De onderwijzer droeg een vilten deukhoed en 't was zulk warm weder!

- ‘Boekentasch naar de klas dragen, meneer?’

- ‘Zeker, Luske.’

Die pinkte naar de makkers. De kameraden begrepen.

Vijf minuten later was Luske terug op de koer.

- ‘Is 't in orde?’

- ‘Dat is zeker! Er is een briefje bij.’

Toen de leerlingen in de klas kwamen, waren ze veel stiller dan naar gewoonte. Meneer scheen de jongens ook minder te vertrouwen. Zijn blik was weemoedig-streng en de leerlingen bespiedden de minste van zijn bewegingen.

Aanstonds opende meneer het omslag met het geld en haalde er 't briefje uit, las het, herlas het en zijn uitdrukking werd zachter. Medelijdend en tevens gelukkig bekeek hij doordringend al de jongens, Daarna las hij het briefje luidop voor.

 

Mijnheer,

 

Eén van de ondergeteekende jongens, vijf boezemvrienden, heeft gisteren uw hoed stukgetrapt. Gezamenlijk bieden zij U dit geld, om de schade te vergoeden.

Zij vragen U den dader te willen verontschuldigen.

 

En traag las meneer verder, telkens ieder der ver-

[pagina 80]
[p. 80]

noemde jongens onderzoekend bekijkend: Beer, Dolf, Ede, Lus en Tjeppe.

- ‘Dan weet ik, dat de dader schuil gaat onder den naam van vijf jongens.’

Luske stak den vinger op.

- ‘Zeker, meneer. Wij nemen de daad op ons. De andere jongens van de klas hebben hoegenaamd geen schuld in het geval. Als het u belieft, meneer, vraag niet, wie het gedaan heeft. Wij hebben het geld bijeengebracht, om een nieuwen hoed te koopen.

- ‘Maar, jongens, ik mag dit geld niet aanvaarden. De schuldige zal betalen. Zeg het maar, Luske.’

- ‘Meneer, de zaak is opgelost, zoo ge 't geld aanvaardt. Ik verzeker u, dat de dader veel spijt heeft. U heeft ons geleerd, steeds de kameraden uit den nood te helpen. Laat ons nu eens een goede daad verrichten!’

Meneer stond voor een moeilijk en lastig vraagstuk.

Niets roerde in de klas en al de jongens keken in spanning naar hun dubbenden onderwijzer.

- ‘Ik aanvaard,’ zei meneer. ‘Uw houding is het bewijs, dat ge opgevoede jongens zijt. Ik zal ze nooit vergeten en hoop, dat de lastige schuldige ze eveneens zal onthouden en naar waarde zal schatten. Ge zijt oprechte kameraden!’

Het gelaat der leerlingen verried hun opluchting.

's Anderdaags 's smorgens kwam meneer naar school met een nieuwen stroohoed. En of de onderwijzer door zijn leerlingen bekeken werd!

In de klas lei meneer den hoed op tafel en riep de vijf jongens bij zich. Hij noemde ze eveneens in alphabetische orde.

[pagina 81]
[p. 81]


illustratie
Meneer overhandigde Tjeppe een vijfde van een lot van de Koloniale Loterij.


[pagina 82]
[p. 82]

- ‘Wie was er schatbewaarder?’

- ‘Tegenwoordig, meneer!!’

- ‘Ziet, jongens, als herinnering en met de hoop op veel geluk, moet ge dit briefje aanvaarden en bewaren tot den dag der trekking. Tjeppe blijft schatbewaarder.’

Meneer overhandigde Tjeppe een vijfde van een lot van de Koloniale Loterij.

- ‘En mocht ge samen rijk worden, zou uw kameraadschap en mijn dank voor uw vriendelijke houding waardig bezegeld zijn!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken