Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vijf jongens en een geheim (ca. 1930-1940 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Vijf jongens en een geheim
Afbeelding van Vijf jongens en een geheimToon afbeelding van titelpagina van Vijf jongens en een geheim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.02 MB)

Scans (50.63 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Illustrator

Désiré Acket



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vijf jongens en een geheim

(ca. 1930-1940 )–Lode Conté–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

X
Beraadslaging

Toen de kameraden 's Maandags 's morgens in de school kwamen, was de onderwijzer de eerste om de knapen geluk te wenschen.

- ‘Zeg, eens, jongens, dat is een meevallertje, hoor!’

- ‘Zou ik denken!’ beaamde Dolf.

Daar kwam Tjeppe met zijn moeder in de school. De brave vrouw wilde den onderwijzer spreken.

- ‘Tjeppe durfde niet alleen komen, meneer. Hij heeft het biljet van de loterij bij en was bang het te zullen verliezen.’

- ‘De stad krielt van gauwdieven, meneer.’

- ‘Niet overdrijven, Tjeppe. Die kerels zitten meestal veilig opgesloten. Zeg liever dat de stad krielt van eerlijke menschen. In alle groote steden zijn er slechte lieden, maar wie er niet mee omgaat, zal er niet door geplaagd worden.’

- ‘Ik heb het biljet meegebracht, meneer, met de hoop, dat u zoo goed zal willen zijn het uit te wisselen.’

Tjeppe had zijn beste pak aan. Hij ontknoopte zijn vest en toen bemerkte de onderwijzer, hoe de wantrouwige jongen het briefje in zijn binnenzak had geborgen. Het lotje zat in een brieventasch. Die stak op haar

[pagina 93]
[p. 93]

beurt in den binnenzak van het vest en die zak was met drie sluitspelden boven, drie onder, drie links en drie rechts toegespeld.

Meneer lachte niet weinig, toen hij den gepantserden vestzak van Tjeppe in de mot kreeg.

De onthutste knaap had eenige minuten noodig, om het briefje in handen te krijgen en toen overhandigde hij het aan den onderwijzer.

- ‘Meneer, ik vertrouw u het biljet toe. Mogen mijn kameraden en ik u beleefd verzoeken het geld te willen innen. Ze laten het aan u over de som te verdeelen.’

- ‘Dat zal ik zeker!’ zei meneer. ‘Wel, moedertje, ge kunt niet begrijpen, hoe tevreden ik ben om het geluk van die vijf boezemvrienden.’

- ‘Wat gaan die jongens met al dat geld beginnen, meneer?’

- ‘Het zijn de ouders, die er zullen over beschikken,’ meende de onderwijzer. ‘Ik zal zorgen, dat de vaders het geld in handen krijgen.’

- ‘Zou het niet mogelijk zijn, meneer, de vaders bijeen te roepen, om te beslissen op welke manier we de vijf kameraden met een of andere verrassing kunnen blij maken?’

- ‘Zaterdag is het reeds prijsuitdeeling,’ zei meneer. ‘Het zal er op aankomen de zaken spoedig af te handelen.’

- ‘Wel, als u het goedvindt, konden we u en de vaders van de kameraden heden avond te acht uur bij mij thuis uitnoodigen, om er de zaak eens grondig te bespreken.’

- ‘Mogen wij er ook bij zijn, Moeder?’

[pagina 94]
[p. 94]

- ‘Als groote menschen spreken, moeten de kinderen zwijgen, Tjeppe!’

De onderwijzer praatte nog een tijdje met de moeder, die niet wist, hoe meneer voor het biljet van de loterij te danken. Toen belde het.

- ‘Tot dezen avond, meneer.’

In de klas werd het geluk van de vijf vrienden fel besproken.

- ‘Wel,’ zei meneer, ‘de rakker, die mijn hoed vertrapte, heeft ons in het geheel veertig duizend frank bezorgd. Mijn hoed heeft als toovermiddel gediend, om ons een niet te versmaden som te bezorgen. Geen goochelaar ter wereld is bekwaam zooveel geld uit een stuk hoofddeksel te kloppen. De verkeerde daad is ten slotte goed geëindigd en instee den dader te straffen, zou ik hem heden willen bedanken.’

Op het woord ‘heden’ zag Ede verrast rond zich. Tjeppe stak de hand op.

- ‘Als het u belieft, meneer, u spreekt steeds over den dader. Het gaat er over daders, mannelijk meervoud. Wij zijn fier en gelukkig het vijftal te vormen en bewaren samen het geheim, dat het geld en uw stroohoed vereenigde.’

Ede was verplicht te zwijgen. Maar toch speet het hem, zich niet bekend te mogen maken, wijl de onderwijzer hem bedankte. Hij besefte niet eens dat de moord op den stroohoed een slechte daad was en bleef.

- ‘Hoe het ook weze,’ meende de onderwijzer. ‘ik bedank de daders voor de verkeerde handeling.’

Die woorden klonken verbluffend en weinig opvoe-

[pagina 95]
[p. 95]

dend. Toch meende de onderwijzer het goed en dacht aan het geluk, dat het geld zou stichten in het huisgezin van de winnende jongens. Hij kon bij voorbeeld vermoeden, hoe de som de ouders van Dolf uit den nood zou helpen.

Een slechte daad met goede gevolgen behoort tot de reeks tegenstrijdige uitzonderingen op den regel, is steeds af te keuren. Niets kan de fout herstellen en geld wel het minste van al.

De onderwijzer gaf ieder van de vijf jongens een blad papier.

- ‘Neemt een pen. Schrijft het volgende op. Vergeet de dagteekening niet.’

 

Mijnheer,

 

Uw zoontje won vier duizend frank! Mijn beste gelukwenschen! Gaarne ontmoette ik heden avond de vaders van de vijf kameraden. Bijeenkomst in de Schoolstraat, 12, om acht uur. Ik reken op uw aanwezigheid.

Hoogachtend en groetend.

 

De onderwijzer onderteekende de vijf briefjes en verzocht de knapen het hunne zonder vergeet aan Vader te willen afgeven.

 

***

 

Moeder van Tjeppe had thee en koekjes gezet. De vijf vaders met hun jongen bij zich, zaten aan tafel en bespraken het geluk van hun kinderen.

Stipt te acht uur, geen minuut vóór, ook geen minuut later, werd er gescheld. Het was de onderwijzer.

[pagina 96]
[p. 96]

Handen werden gedrukt. Meneer zette zich aan tafel en viel aanstonds met de deur in huis.

- ‘Wat zullen de jongens met die dikke som beginnen?’

- ‘Op de Spaarkas zetten!’ zei de vader van Ede.

- ‘Dat is een flink gedacht, meneer.’

- ‘Toch hoeven de jongens een aangename herinnering van de loterij te bewaren: een reisje bij voorbeeld,’ meende de vader van Beer.

- ‘Dat dacht ik ook!’ beaamde de onderwijzer. ‘De jongens mogen wel iets van hun geld hebben als belooning voor hun voorbeeldige daad van solidariteit.’

De knapen luisterden met popelend hartje. Tjeppe wilde iets zeggen, maar durfde niet, mocht niet onderbreken. De onderwijzer kende het karakter van zijn leerlingen, den aard van zijn ‘ras’.

- ‘Toe, Tjeppe, zeg het eens.’

- ‘We zouden gaarne eens vliegen!’

- ‘En verongelukken, in de een of andere weide een paar meters diep in den grond vallen!’ ontmoedigde de vader van Ede.

- ‘Dat wel niet,’ merkte de onderwijzer op. ‘In ons land is het luchtverkeer uiterst veilig.’

- ‘Maar duur!’ weerde de vader van Ede af.

- ‘Betrekkelijk! Voor honderd frank vliegt men tijdens het badseizoen van Antwerpen naar Oostende.’

- ‘Dat is menschelijk!’ meende de vader van Beer.

Luske pinkte naar zijn vader en naar de kameraden.

[pagina 97]
[p. 97]

- ‘Dan zou ik dien tocht al vast als verrassing voorstellen!’ opperde de vader van Luske.

Na eenig over en weer gepraat werden de ouders het eens. De jongens zouden dus een vliegtocht ondernemen.

- ‘Wel,’ zei de onderwijzer, ‘ik wou nog iets voorstellen. De Belgische Spoorwegmaatschappij levert kaarten af voor vijf achtereenvolgende Zondagen aan den prijs van honderd dertig frank. Daar mogen de knapen dus vijf Zondagen mee op reis, over het gansche spoorwegnet.’

- ‘Dat is prachtig!’ zei de vader van Lus.

- ‘Een ware belooning, meneer!’

- ‘En,’ zei de onderwijzer. ‘indien ge er moest toe besluiten uw kinderen eenige tochtjes te gunnen, ben ik bereid de leerlingen te vergezellen. Ze zouden hun land leeren kennen en liefhebben. Ik zou de reisjes uitwerken. Met vliegtocht, kaart voor vijf Zondagen en een nacht verblijf aan de kust bereken ik met mogelijke andere onkosten, dat die tochtjes op een driehonderd frank zouden komen. Dan houden de knapen nog ieder drie duizend zevenhonderd frank over, waarmede ge doet, wat ge begeert.’

- ‘Ik doe vast niet mee!’ zei Dolf beslist. ‘Thuis kunnen Vader en Moeder het geld beter gebruiken,’

- ‘Dolf mag wel mee!’ zei zijn vader. ‘Hij is een brave jongen en ik gun hem zooveel vreugde als zijn kameraadjes.’

- ‘Op voorwaarde, Vader,’ zei Dolf, ‘dat gij gedurende de maand Augustus op uw werk verlof vraagt en bij Oom te Retie gaat uitrusten. Dan zult ge

[pagina 98]
[p. 98]

daarna veel sterker terugkeeren. Dan zal Moeder tevreden zijn en gemakkelijk met mijn geld verder kunnen, want ik weet heel goed, dat ge geen maand betaald verlof zult krijgen. Daarna houden we nog een appeltje voor den dorst over. Toe, Vader, doe het voor mij en voor Moeder. Ik gun het u zoozeer, beste Vadertje!’

- ‘Flinke taal, Dolf!’ zei meneer. ‘Ge zijt een verstandige, brave jongen.’

De vier vrienden kletsten in de pollen, om de juiste woorden van hun onderwijzer als het ware te onderlijnen.

De vader van Dolf pinkte een traan weg, trok zijn jongen bij zich en streelde hem de zachte haren.

- ‘Braaf kind! Mijn! mijn! mijn jongen!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken