Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sprookjes uit alle landen (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sprookjes uit alle landen
Afbeelding van Sprookjes uit alle landenToon afbeelding van titelpagina van Sprookjes uit alle landen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.12 MB)

ebook (10.07 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Reinderhoff



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sprookjes uit alle landen

(1941)–Antoon Coolen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 3]
[p. t.o. 3]


illustratie

[pagina 5]
[p. 5]

Inleiding

De in dezen bundel opgenomen sprookjes zijn bewerkingen van volkssprookjes uit verschillende landen. Iedere folkloristisch-wetenschappelijke bedoeling is aan deze verzameling vreemd. De bedoeling van den uitgever, die het initiatief tot de uitgave nam, en van den schrijver, die het plan uitvoerde en zich met de samenstelling van het boek belastte, was geen andere dan een zoo mooi mogelijk sprookjesboek de Nederlandsche lezers, kinderen, zeker, maar evengoed volwassenen, voor te leggen. Uit de volkssprookjesverzamelingen van een groot aantal landen maakte ik een keuze, niet op de eerste plaats van de meest met hun vaderland vergroeide en verbonden sprookjes, niet van de karakteristiekste, maar eenvoudigweg van de mooiste, om die tot het bonte geheel van een rijk sprookjesboek in Nederlandsche uitgave bijeen te brengen. Vergelijking van de volkssprookjes van het eene land met die van het andere leert den verzamelaar trouwens al heel spoedig, dat de sprookjesschat in waarheid internationaal is: telkens dezelfde typen, dezelfde grondvormen, dezelfde kernen, dezelfde motieven, waaruit een algemeene en eendere argeloosheid spreekt van volksziel en volksverbeelding. De sprookjes van het eene volk hebben die van het andere beïnvloed, zij doorkruisen elkaar, zij zijn niet meer als typisch tot een dier volken behoorend te herkennen, zij zijn van alle volken. Voornamelijk zijn het de varianten en de regionale kenmerken in de stoffeering, die het nationale karakter bepalen van een sprookjestekst, veel meer dan dat van de herkomst van het sprookje. De nationaliteitsaanduidingen bij de inhoudsopgave van dit boek beoogen daarom slechts de volken aan te geven, aan wier sprookjes-

[pagina 6]
[p. 6]

verzamelingen de hier opgenomen sprookjes zijn ontleend, zij bepalen niet de herkomst van grondvorm of kern van het sprookje zelf, die in vele gevallen elders liggen en dikwijls nog verspreid en verstrooid. Slechts is het opvallend, hoe vele sprookjes der Noord-, Midden- en West-Europeesche landen uit het oosten stammen, hoe zeer zij ook door wijzigingen, door toevoegingen van motieven, door invloeden van het Christendom, door verandering in de stoffeering, volksbezit van de westersche landen zijn geworden. Ter verantwoording heb ik ook een bronnenlijst opgenomen, welke in deze richting adstrueeren kan. De verzamelingen, die als bron zijn opgegeven, hebben allen op hun beurt weer bronnenlijsten, die den bestudeerder van volkssprookjes leiden van étappe tot étappe door een rijk en onoverzienbaar gebied.

Bij de taak, zooals ik die mij stelde, heb ik de ethnologische zijde van het volkssprookje, ik meen met recht, verwaarloosd. Een paar dezer sprookjes hadden een Nederlandschen tekst tot bron, de meesten een Duitschen, een Franschen of een Engelschen. Enkele zijn dicht bij den tekst, die mij ten dienste stond, geschreven, andere wijken in de herschrijving daar ver vanaf, niet enkel stylistisch, maar ook omdat ik mij de vrijheid veroorloofde tot bewerking. Ik nam die vrijheid daar, waar ik haar als een plicht gevoelde. Naar mijn meening is het volkssprookje niet iets van een onaanraakbare teerheid, van die teerheid, die door een beroeren wordt gekwetst en beschadigd. Twee dingen heb ik voor alles geëerbiedigd: de ongekunstelde fantaisie en de zuiverheid der drijfveeren, die men de onverbiddelijke zedewet van het volkssprookje kan noemen. Maar dikwijls is in het volkssprookje de samenhang zoek of zwak, die ik in die gevallen aanbracht of verstrakte, dikwijls ook wordt de logica in die mate geweld aangedaan, dat het sprookje juist in een van zijn grootste bekoringen, die van den eenvoud der aesthetische eischen, wordt gestoord. Tot de logica van het sprookje, meer nog tot zijn wetten, behoort het, dat aan een wonderboom gouden appels groeien en dat uit de opengesneden vrucht het blondgelokte prinsesje te voorschijn springt. Maar als een kaalhoofdige zwarte slavin een blankhuidige prinses met rivierlange haren uit den weg ruimt en haar bij den echtgenoot veertien jaar lang vervangt zonder dat deze er iets van bemerkt, dan worden

[pagina 7]
[p. 7]

de wet en de onbevangenheid van het sprookje opzij gestreefd. In zulke gevallen is het den samensteller van een boek als dit niet alleen geoorloofd, maar is het hem zelfs geboden, dat, wat een overigens mooi sprookje ontsiert, weg te nemen: juist omdat hij de naïeve bekoring van het volkssprookje eerbiedigt, behoedt hij haar voor zulke brekelijke ontsporingen. Ook de directe rede en de verhalende beschrijving, in het volkssprookje doorgaans verwaarloosd, de laatste ondanks de beeldende momenten waaraan het rijk is, heb ik daar toegepast, waar ze een verlevendigende werking hebben. Zeker is op het volkssprookje het beeld toepasselijk van den ruwen diamant, dien men tot een briljant kan slijpen. Om de vrijheid te rechtvaardigen, die ik mijzelf in de bewerking dezer sprookjes heb toegemeten, zou ik ze stuk voor stuk moeten verantwoorden en ver in bijzonderheden moeten afdalen. Ik vraag den lezer te mogen volstaan met de aanwijzingen, die ik gaf. Want zulke bijzonderheden, zulk een blik in de werkplaats gaan buiten het bestek om van het doel van dit boek. In zijn mooie verzameling English fairy tales maakt Joseph Jacobs een strenge scheiding tusschen den tekst der sprookjes en die der daarachter volgende aanteekeningen in de waarschuwing: ‘The English fairy tales are now closed, little boys and girls must not read any further.’ De deuren van het duffe studeervertrek mogen dichtblijven voor het kind, dat beter verwijlt in den zonnigen bloementuin der sprookjes zelf. De bloem wordt er niet mooier op als de determinist haar kenmerken bepaalt, zij houdt zelfs op bloem te zijn als hij, terwille der veraanschouwelijking van zijn onderricht, haar uit elkaar peutert.

Deze sprookjes zijn voor kinderen, zeker, heel bijzonder zijn ze voor kinderen, en ik kan het warme gevoel van voldoening nauwelijks omschrijven, dat ik heb, maandenlang te hebben mogen werken aan een boek, dat nu eens eindelijk heelemaal voor kinderen is. Maar het is daarnaast eveneens een boek voor volwassenen en ik maak niet dat altijd eenigszins verontschuldigende voorbehoud: althans voor die volwassenen, die een kinderlijk gemoed hebben. De volwassene behoeft deze sprookjes heusch niet te lezen met het gemoed van een kind, om ze mooi te kunnen vinden, hij kan onder hun bekoring komen als hij ze leest met zijn eigen gemoed. Laten we blij zijn, dat het sprookje over de toovermacht beschikt het kind

[pagina 8]
[p. 8]

en den volwassene tot die wonderbaarlijke eenheid te binden, waarin beiden ieder zichzelf blijven. Alexander Poesjkin, wiens essentieele innerlijke kenmerk zeker niet is een kinderlijk gemoed, was verrukt van Njanja Arina Rodiowna's sprookjes en getuigt openhartig: ‘Des avonds luister ik naar sprookjes en vergeet daardoor de gebreken in mijn opvoeding. Die sprookjes zijn verrukkelijk. Elk op zichzelf is een gedicht.’

De sprookjes, die ik in dezen bundel verzamelde, bevond ik, na ze in de bron te hebben opgespoord, van dezen goudkeur: vergoedend zelfs voor nog andere gebreken dan die der opvoeding, verrukkelijk, en elk een gedicht op zichzelf.

A.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken