Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sprookjes uit alle landen (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sprookjes uit alle landen
Afbeelding van Sprookjes uit alle landenToon afbeelding van titelpagina van Sprookjes uit alle landen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.12 MB)

ebook (10.07 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Reinderhoff



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sprookjes uit alle landen

(1941)–Antoon Coolen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 184]
[p. 184]

De vrome en de gastvrije



illustratie

Er waren eens twee broers, hun wegen waren gescheiden, de eene was vroom en leefde als een heilig kluizenaar in de eenzaamheid, de ander was een roover, hij stoorde zich aan God noch gebod, hij had twee zonen, maar iedereen was ervan overtuigd, dat zij opgroeiden voor galg en rad. Het was geen wonder, dat de twee broers zich niet om elkander bekommerden, de vrome wilde niets van den roover weten, de roover wist, dat hij bij den vrome niet welkom zou zijn, zoo was de broederband verslapt, de beide broers zagen elkander nooit. Maar God in den hemel is bekommerd om goeden en boozen, en daarom gebood God eens een van zijn heilige engelen naar de aarde te gaan en in de gestalte van een mensch de beide broeders een bezoek te brengen.

De engel Gods daalde naar de aarde af, kleedde zich met de menschelijke gestalte en zocht het eerst den vromen kluizenaar op.

De heilige man was, toen zijn bezoeker bij hem binnentrad, in gebed verzonken. Hij droeg een haren boetekleed, hij zag er afgevast uit en was mager en dor als een doode tak. Hij ontving den mensch geworden engel niet vriendelijk, want hij had de wereld afgezworen en het bezoek van een gast stoorde hem slechts in zijn gebeden en godvruchtige overpeinzingen. Maar omdat het avond was bood hij den vreemdeling wel een legerstede aan en hij zette hem eenige vruchten voor. Hij at echter niet met hem mee aan tafel, hij onderhield zich ook niet met hem, hij trok zich integendeel in een hoek van zijn kluis terug, daar verdiepte hij zich in zijn gebeden en vrome overpeinzingen en liet zijn gast aan diens lot over. De engel at van de vruchten, strekte zich op de legerstede uit en bracht den nacht bij den vromen kluizenaar door. Den volgenden morgen verzuimde de vrome om te vragen, hoe zijn gast had geslapen, hij was even karig en zwijgzaam als hij den vorigen avond was geweest, nauwelijks onderbrak hij zijn gebed toen de

[pagina 185]
[p. 185]

engel afscheid van hem nam, hij liet hem alleen de deur uitgaan en keek niet meer naar hem om.

De engel ging nu naar den roover en klopte tegen den avond aan diens deur.

De roover ontving hem hoffelijk en vriendelijk, hij zeide verblijd te zijn met het bezoek van zijn gast en noodigde hem uit binnen te komen. Hij bereidde de beste spijzen, die hij in huis had, en zette ze zijn gast voor met een kruik edelen wijn, hij nam tegenover hem plaats en bood hem spijzen en drank aan. Maar de engel wilde van de tafel van een roover niet eten, hij zeide, geen honger te hebben en weigerde, ondanks het aandringen van den roover, alles wat hem werd aangeboden. De roover betuigde daarover zijn diepsten spijt, maar maakte met zorg een bed voor zijn gast gereed, opdat hij den nacht bij hem zou doorbrengen. De engel wilde echter ook niet slapen onder het dak van een roover en zeide, dat hij er de voorkeur aan gaf, den nacht onder den blooten hemel door te brengen. Dit bedroefde den roover en hij besloot zijn gast gedurende den nacht heimelijk te bewaken, opdat hem in zijn slaap niets zou overkomen.

Toen de nacht was aangebroken en de engel zich naar buiten begeven had wachtte de roover een tijdje, totdat zijn bezoeker zou zijn ingeslapen. Daarop trad hij naar buiten. Hij zag nu, dat de vreemdeling zich op den harden grond onder den blooten hemel te rusten had gelegd. Daarom ging hij naar binnen, nam een linnen tentzeil, kwam behoedzaam weer naar buiten en spande het tentzeil over den slaper uit, opdat hij een dak boven het hoofd zou hebben en op deze wijze toch de gast van zijn huis zou zijn. En tot aan het morgenrood hield hij bij den slapenden vreemdeling de wacht.

De engel ontwaakte, toen de zon aan den hemel rees. Hij zag, wat de roover gedaan had, hij was getroffen door diens goede hart en zorgzaamheid, en hij besloot, hem verder op de proef te stellen.

Weer zette de roover met zorg bereide spijzen gereed en noodigde den vreemdeling uit, aan zijn tafel neer te zitten en te eten. De engel echter weigerde, evenals den vorigen avond, en toen de roover er zijn verbazing over uitsprak, dat zijn bezoeker, na ook den avond tevoren niet gegeten te hebben, nu nog steeds geen honger had, zei de engel:

- Omdat gij u verbaast zal ik u niet langer verborgen houden, waarom ik niet bij u eet. Ik heb namelijk de belofte afgelegd, nooit een ander gerecht te zullen eten dan een dat samengesteld is uit zeven harten.

[pagina 186]
[p. 186]

- Goed, zei de roover, dan zal ik zulk een gerecht voor u gereed maken, opdat gij niet hongerig mijn huis verlaat.

De roover nu had vijf geiten, die liet hij slachten en van de vijf harten van de geslachte dieren liet hij een gerecht koken, dat hij zijn gast voorzette.

De engel weigerde echter ook van dit gerecht te eten, en zei:

- Ik weet, dat dit maar vijf harten zijn. Ik had u toch gezegd, dat ik slechts een gerecht mag eten, waarin zeven harten zijn gekookt?

Dit bracht den roover in groote verlegenheid. Hij had geen andere dieren die hij had kunnen slachten. Hij hoorde de stemmen van zijn beide zonen, hij keek op en zag door het venster, hoe de twee knapen speelden voor de deur. Hij dacht: ook wat ons het liefste is moeten wij een gast voorzetten als wij anders zijn wensch niet kunnen vervullen. De strijd tusschen zijn vaderliefde en den vurigen wensch zijn gast ter wille te zijn was zwaar. Toen besloot hij als offer aan de heilige rechten der gastvrijheid zijn zonen te dooden. Hij ging naar buiten en riep de beide knapen......

En opnieuw bood hij zijn gast het gerecht aan, waarom deze had gevraagd. Maar hij bood het aan met een gezicht, dat hij hield afgewend, opdat de vreemdeling zijn tranen niet zou zien, want in het gerecht waren de harten van zijn beide gedoode kinderen.

De engel nu wist alles. Hij zette zich aan tafel, maar deed alsof hij nog even wilde wachten, en zei:

- Gij hebt twee zonen, nietwaar, roep hen, opdat wij allen gezamelijk eten.

Toen hoefde de roover het gelaat niet meer af te wenden om zijn tranen te kunnen verbergen. Hij barstte in snikken uit en bekende, dat hij behalve de vijf geslachte geiten geen dieren had en dat hij het verlangen van zijn gast, een gerecht van zeven harten te eten, slechts had kunnen vervullen door den dood van zijn twee zonen.

De engel deed alsof hij zeer ontstelde. Met toornige stem zei hij:

- Breng mij bij de gedoode kinderen!

De roover bracht hem in een zijvertrek, daar lagen de ontzielde lichamen van de twee knapen. De engel naderde hen, strekte beide armen over de lichamen uit, het was alsof hij bad, toen maakte hij over de beide kinderen een kruisteeken. En tot de onmetelijke vreugde en verbazing van den vader stonden de knapen op, gezond en blozend, alsof zij opstonden uit een slaap, die hen had verkwikt. De engel ging de deur uit, de roover, met zijn twee zonen in de armen, rende hem na, maar toen zij buiten kwamen was de engel verdwenen. Voor hun oogen echter graasden weer hun vijf

[pagina 187]
[p. 187]

geiten. En toen zij weer naar binnen waren gegaan en bij de tafel kwamen, waar de bezoeker had aangezeten, zag de vader, dat het gerecht der zeven harten er niet meer was, de schotel was leeg.

De engel steeg op naar den hemel en boodschapte God, wat hem bij de beide broeders, bij den vrome en bij den roover, was overkomen. God hoorde den engel aan en woog de daden van den een en die van den ander. Daarop zond Hij zijn engel opnieuw naar de aarde, om aan beiden te gaan zeggen, wat Hij over hen dacht.

Zoo daalde de engel opnieuw af naar de aarde, hij ging naar den vrome, trad diens kluis binnen, en zei:

- Gij, die veertig jaren God gediend hebt met bidden, weet, dat vroomheid alleen ijdel is, en dat, als gij honderd jaar tot God gebeden zult hebben, gij nog Zijn genade niet zult verwerven, zoo gij niet Zijn gebod van naastenliefde en gastvrijheid zult hebben betracht.

Daarop ging hij naar den roover, klopte bij hem aan, en zei tot hem:

- Zelfs uw kinderen hebt gij gegeven, om het gebod der gastvrijheid op te volgen, dat God ons leert. Uw misdaden zijn u vergeven en na uw dood zult gij den hemel binnengaan, want, zooals gij voor Gods engel een goed gastheer zijt geweest terwijl gij slechts dacht, dat gij het voor een geringen onder de menschen waart, zoo zal God een goed Gastheer zijn voor u.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken