Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van den boom des levens (1630)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.33 MB)

ebook (2.72 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

dialoog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van den boom des levens

(1630)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Godt berispt Cain van bloedigheyt boos,
Cain vertwijfelt door wantrou Godloos.

Godt, Cain.

 
O Nijdighe boosheydt, o felle bloedigheydt,
 
Terght dees Broeder-moorder soo mijn langmoedigheydt?
[Folio 407v]
[fol. 407v]
 
Sijn quaedtheyt socht des vromen doodt met spoedicheyt,
 
Geensins soeckt dees quade mans doodt mijn goedigheyt,
 
Maer sijn berou en boedt, om hem te doen leven.
 
Daer toe ick hem tijdt en ghenade wil gheven.
 
Soo hy't moordelijck quaedt ootmoedigh wil kennen
 
En van sijn quaedtheyt tot mijn goetheyt wil wennen
 
Hier om ga ick, 'tgunt ick wel weet, hem af vraghen,
 
Of hy't mocht belijden met grondigh mishaghen.
 
Segt my Cain, waer is Abel u goede broeder?
 
Cain.
 
Ick en weets niet, of ben ick mijn Broeders hoeder?
 
Godt.
 
Ghy weet wel dat mijn wacker ooghe alles siet
 
Hoe dorst ghy nu noch segghen ick en weet dat niet?
 
Is Broeder-moordt niet groot ghenoegh in u ooghen
 
Most die noch vergroot sijn met Godloose loghen?
 
Ghy waerdt d'oudtste, de hoede betaemt den Broeder,
 
Hy was oock u vleesch van een Vader, en Moeder
 
Dus stondt u toe hem voor alle drucx beswaren.
 
Met Broederlijcke sorgh wijslijck te bewaren.
 
Maer wat hebdy ghedaen? u lief Broeder beschermt?
 
Dats ver, die stem van u broeders bloet claechlijck kermt,
 
Sy weent, sy huylt, en sy roept seer ellendelijck
 
Vander aerden bevleckt met wreetheyt schendelijck
 
Tot my, wiens oogen onafkeerlijck aenschouwen,
 
Allen rechtvaerdighen die mijn woort betrouwen
 
Door u Vaders sont was d'aerde, niet hy vervloeckt,
 
Die hem doornen draeght soo hy met smerten versoeckt.
 
Want hy hem self noch niemandt wilde verderven.
 
Dan meynde doort weten wat goedts te verwerven.
 
Maer ghy o moorder der onnoselen zielen,
 
Ginght met opset u goede Broeder vernielen,
 
Die rechtvaerdigh was en voor my hoogh van waerde.
 
Dus sult ghy self vervloeckt zijn op dese aerde.
 
Welckx mondt u Broers onnosel bloet heeft ghedroncken,
 
Dat u moortdadige handt haer heeft geschoncken.
 
Oock mede soo ghy, die mijn handt goet heeft ghewrocht,
 
My noyt goede maer quade vruchten hebt gebrocht.
 
Sal oock der Aerden goede vruchtbaerheydt vluchten:
 
En u qua arbeyt niet draghen goede vruchten,
 
En ghy sult onghejaeght voor mijn goetheyt vluchten
 
Oock ongestadigh swerven door u stadigh duchten.
 
Wiens bloedigheydt maeckt dat andere hem vreesen,
 
Moet altijdt self voor anderen in ancxten wesen.
 
Cain.
 
Mijn sonde is te hoogh, voor u hoogheydt gheresen
 
Mijn boosheydt is te groot, ick mach niet genesen,
 
En mijn macht is te kleyn dan ick soude komen
 
Tot u ghenade, u toorn sal my verdomen.
 
Ghy verjaeght my huyden van dit aertrijckx aenschou
 
En werdt verborghen voor u aenschijn vol trou.
 
Dat my soo ghetrouwelijck plach te beschermen,
 
Om nu vluchtigh int wildt met wanhopigh kermen
 
Te zwerven, te doolen, en te lopen door'r lant,
 
Daer my doodt sal staen alle wraeckgierighe handt,
 
Die my eerst (o wreet bedencken) sal ghemoeten.
 
Godt.
 
'tSal niet soo sijn, maer hy sal't seer swaerlijc boeten
 
Die Cain doodt slaet, want sonder tuygh en oordeels kracht,
 
En gheef ick gheen menschen op aerden dootslaens macht.
 
U quade nijdt heeft mijn goedt maecksel ghebroken
 
Noch wert het, breecktmen u, seven vout ghewroken.

Lang 58. Regulen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken