Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh (1631)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh
Afbeelding van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldighToon afbeelding van titelpagina van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh

(1631)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat ix. Capittel.
Vander geenre onschuldighe Onwetenheyt die hare eygen Onwetenheyt wetende anderen na volgen.

Boven alle sulcx vintmen noch eē onwetenheyt die mede onschuldigh is, by den genen, die nootlijcke wetenschap ontberē, sulck haer ontberen weten, die Wetenschap ernstlijcken begeren, daer inne anderen boven haer selfs Ga naar margenoot+ geloven ende navolgen, ende also door armoede van verstant gedrongen worden omme hem selven yemant haerder Broederen tot een navolghende Ga naar margenoot+ slave te vercopen. Vinden sy dan eenen oprechten Ioseph tot een Hofmeester, die henluyden voet met warachtigh Coorn, so is haer slavernye lijdelijck, als die geen coorn ghebreck en hebben. Maer saliger is die staet van't vercoren Ga naar margenoot+ geslachte, ende van't Conincklijcke Priesterdom, Ga naar margenoot+ welcker landē en̄ lichamen vry blijven van sodanige slavernie en̄ eygendomme. Want Ga naar margenoot+ dit volc oock midden onder alle die Egyptische swarte duysternissen, daer niemant eenen anderē mach sien, over al waert is, het lichte siet en̄ geen leytsluyden behoevende anderen duysterlingen leytsluyden mogen verstrecken. Hier ist saliger te geven dan te ontfangen. Nochtans is Ga naar margenoot+ tot sodanigen onwetenden luyden die hare Onwetenheyt bekennen ende wilvaerdigh zijn om hen van anderen te laten leyden, al veele meerder hoops, dan totten waenwijsen. Lichtelijck leert hy, die syne onwijsheyt kent. Immers dit kennen van haer Onwijsheyt is nu al eenrehande, ja geen cleyne wijsheyt. Daeromme dese nu Ga naar margenoot+ al wijsen werden ghenoemt, welcker oore ende herte soeckt na wijsheyt.

Maer hier en valt geen kleyne swarigheydt int verkiesen van een oprechte leytsman. Want der valscher leytsluyden 'tghetal is groot, haer verscheydenheyt is menighvuldigh, en̄ haer be-

[Folio 124r]
[fol. 124r]

drieghlijckheyt is listigh, aargh ende schalc. Also elc der selver sich proncket indē schijne als heyligh, veyligh en̄ waerachtigh. Daeromme dese ooc meest het geloove en̄ aensien hebben by den grootsten hoop ter werelt. Daer tegen zijn die Leeraers der Waerheyt altijdt eenvuldigh, in cleynē getale, ongeacht, ja ooc meest gehaet, gelastert, vervolgt en̄ als Ketters ghedodet van de groote Hanssen en̄ oock vande schijnheyligen des werelts. Dit alles en is dē alwētēde Gode geensins verborgen: die daeromme ooc uyt vaderlijcke Ga naar margenoot+ liefde door de gantsche H. Schrift met Ga naar margenoot+ soo sorghvuldiger getrouheyt waerschout voor den valschen Propheten, ons verbiedende allen geesten te gelooven, ende gebiedende te proeven Ga naar margenoot+ of sy oock uyt Gode zijn.

Na dien nu elck roept: Hier is Christus, wy zijn die rechte Gemeente Christi, by ons is die reyne leere, het rechte gebruyc der Sacramenten, etc. So mach yemant hier vragē, hoe dese onwijse mensche sich in desen sal dragē? Want kēt dese die reyne leere, hoe machse hem verborgē sijn? Kent hy die dan oock niet, hoe sal hy die uyte onsuyvere leere wetē te onderscheydē? antwoorde. Die meeste sekerheyt voor sulckē Onsekerē mensche bestaet inde onsekerheyt.

Beter Ga naar margenoot+ ist noch het begeerde (al ontbeerdy't noch al) te sien: dan te begeren datmen niet en kent. Want Ga naar margenoot+ dat is ydelheyt en̄ een vermetelheyt des geests. Voor der Sonnē opgang en opēde tot Ierusalem gene poorten, uyt vreese datter vyandē souden binnen komen. Ist dan niet sorghlijck die poorten onser herten te openen, voor dat die Sonne des verstandenisse ende die claerheydt des Waerheyts opghegaen is in onsen herten, omme daer inne te ontfangen sodanigen waerschijnende logen of schijn-engel des lichts, als ons eerst voor comen sal? wil d'Apostel niet dat yemant met een twijfelijcke Conscientie vleesch Ga naar margenoot+ sal eten: ist alles sonde wat niet en geschiet uyten gheloove, int nuttigen van lichamelijcke spijse: sal't geen sonde zijn dat yemant lichtvaerdelijck sonder versekert te zijn een spijse voor zijn ziele in swelgt, die dootlijck venijn mach wesen? een Bruydegom zijnder zielen trout (soo men doet alsmen sich in een Gemeente begeeft) sonder seker te sijn dat het niet Antichristus, maer Christus selve zy?

Dits noch al maer ghewaerschout, denckt moghelijck hier yemant, voor lichtvaerdelijck sich te begeven onder eenen onbekenden Leytsman, of in eenighe noch onbekenden gemeynte: maer want elck hier in een Gemeynte moet wesen, ende int aenvaerden van een Ghemeynte so grooten gevaerlijckheyt is gheleghen, so moest ghy antwoorden hoe sich sulcken kenner van zijne Onwetenheydt hier inne sal draghen? Ga naar margenoot+ Antwoorde. Dat by wijlē die ware kercke Godes Ga naar margenoot+ inde woestijne so verborgen is, datse uyterlijck van niemanden (als oock in Elias tijden) ghesien en wort, bekennen oock selve de ghene die so hart drijven datmen nu in haer uyterlijcke Gemeente moet zijn wil men saligh wesen. Is dat waer, so soude met groote redene ghetwijfelt mogen worden, of die tijdt nu zy, oock die tijdt daer af de Heere twijfelijck vraegt: of hy komende oock geloove sla vinden opter aerden Ga naar margenoot+ Hier op mach die Leser (gelievet) sien mijn Comedie des blinden van Iericho, daer ick eyghentlijck van dese twijfele hebbe gehandelt. Maer die immers eerst van Gode totten Menschen, ende vande sekeren waerheydt der Schrifturen ende Wet der naturen, totten onsekeren waen der menschen ende der selver predicatien willen lopen, die mogen noch (ghelieve henluyden) daer inne volgen desen wegh, sy sullen hen mijnder niet verlaghen. Die ware ende valsche Predicanten zijn beyde te kennen aen hare vruchten. Welc zijn dese? Broederlijcke Liefde ende een zedelijcke eerbare Wandel? dat zijn wel vruchten van alle Christenen, ende midtsdien oock van allen Predicanten, doch als Christenen, maer niet als Predicanten. Want alle ware Predicanten ooc Christenē sijn, maer alle ware Christenen en zijn geen Predicanten. Wat sal dan die voorneemlijckste vrucht zijn, daer aen men een oprechte Predicant sal kennen? voor al behoort die Leerling so seker te zijn van des Predicants wettige Sendinge, als die Predicant selve daer af seecker behoort te zijn. Daer toe dienē die menighvuldige waerschouwinghen Godes voor den self lopenden Leeraren. Geen oprecht Schaep en volgt de stemme des vreemden, die hem noch onbekent is. Dus moest het ghenoeghsaem doen blijcken van des Predicants Sendinghe voor al gaen. Dan moet noch gesien zijn op vruchten. Hier aen kent men dan voorts een waerachtigh Predicant, die sijns Heeren Woort trouwelijck handelt. So kent men een waerachtigh Predicant by na aen't selve, daer aen men eē oprecht Medicum kent. Dese kent men aen gesonde recepten, den Predicant aen ghesonde Leere. Want Ga naar margenoot+ ghelijck die ghesonde recepte ghesontheydt des lichaems veroorsaeckt: alsoo is die ghesonde Leere (dat is die Tonge der wijsen) gesontheyt Ga naar margenoot+ der zielen. Daerom dese Leere ooc gesont wert ghenoemt, namentlijck, om dat haer kracht is gesont maken. Ende dit ist woort, dat God sant Ga naar margenoot+ ende hy maecktese gesont, d'welck allen den genen Ga naar margenoot+ die dat vinden het leven, ende allen menschē een gesontheyt is.

Nu is alle onwijse mensch siec na der zielen. Dit weet hy ontwijfelijck door smertelijc gevoel ende het onrustigh ghequel zijnre zielen: welcke smerte ende onruste hem dringht te soecken na een Medecijn der zielen ofte Predicant. Tot wat eynde? om te moghen bekomen die lustighe ende rustighe ghesondtheyt zijnder zielen. Dese hoorende den raedt daer toe gheven by eenig Predicant of Medecijn der zielen, sal (is hem die ghesontheyt ernst) den selven raedt aendachtelijck onthouden, sorghvuldelijck in't werck legghen ende vlytigh na volghen. Die dit niet en doet, en gheneest niet, al hoorde hy Christum selve mondelijc raedt tegen zijn siecte geven. Maer die vlytigh is in't wel na volghen vanden ghegheven raedt, sal ontwijfelijck bevinden, of hy die beloofde lustige ende rustighe ghesontheyt krijght, dan of die smertelijcke ende moeyelijcke sieckte noch blijft.

Verkrijgt hy die ware ende by blijvende gesontheydt zijnder zielen: hoe sal hy mogen twijfelen (immers in die sake) aen de ware vrucht ende midtsdien aen de ghesonde Leere van die Predicant of Medecijnmeester der zielen? Maer verkrijght hy die niet, blijft die quellijcke sieckte noch in hem: hoe sal hem moghen verborghen blijven dat die vrucht quaet, of ten minsten ydel, ende die Predicant of medecijnmeester een verleyder ende bedrieghlijcke Lapsalver zy? of (neemt noch een ander ghelijckenisse) soo yemandt wil gaen van een stede die hy achter sich, tot een ander stede die hy voor hem siet, sonder den wegh te kennen die derwaerts leydet. Dit weet hy, maer niet welck die rechte Leydtsman is onder vele Leytsluyden, die elck hem aen bieden ter begheerder stede te leyden, welcx rechte wech elck seydt dat hy weet ende al d'andere niet en weten. Dese wandelaer sal niet alleen sekerlijck mogen weten of zijn Leytsman hem recht leedet, indien hy op't spoedelijckste komt

[Folio 124v]
[fol. 124v]

ter begheerder steden: maer sal oock een vast betrouwen daer af mogen krijghen, indien hy telcken als hy te rugge siet merckt dat die Stede, daer af hy gaet, cleynder, en̄ telcken als hy voorwaerts siet merckt dat die Stede, daer toe hy gaet, grooter wort in zijnen ooghen. Want hy daer door seekerlijck moet weten dat hy voordert, als die daer ondervindt dat hy van d'een stede ververdet, ende d'ander ghenaeckt. Also mach mede die vlijtige wandelaer na Ierusalem, die stadt des Vreden en̄ Rusten, gekomen zijnde doort recht leyden in die stede sekerlijck weten, ja oock noch onderweghen bevindende dat d'aerdtsche dinghen daer van hy gaet cleyn ende verachterlijcker, ende die Hemelsche dinghen daer toe hy gaet groot ende begheerlijcker dan te voren worden in sijnen oogen, sekerlijck vermoeden, dat die Leydtsman hem recht leydet. Dit heet den geest en proeven of sy oock uyt Gode zijn ende den Leeraren aen haren vruchten kennen. Want komt het voorseyde of beloofde niet, so ist een valsche, maer comt dat, so ist een ware Propheet of Leeraer, na 'tgetuygh der Schrifturen selve.

Die rechte Medicus Christus Iesus, is sijnder konsten seker: sijn woort is een warachtige ghenesende medecijn onder zielen: ende zijn liefde wil elck krancke, des begheerende, ghenesen: niet ten halven maer int gheheel: soo hy alle lichamelijcke sieckten heeft int gheheel ende volkomelijck ghenesen. Twelck alles maer een beteeckeninghe is, dat hy soo de zielen wil ende mach ghenesen, als hy den lichamen genas, dats niet ten halven noch in een waen, maer Ga naar margenoot+ ghelijck end einder waerheyt. So is Christus Ga naar margenoot+ mede die rechte Leytsman, ja die Wegh selve, ter begeerder saligheyt.

So dan eenighe Medecijnmeesteren, gheen canst hebbende om onse ziele inder Waerheydt gheheel te ghenesen door dit ghesontmaeckende Woort ende ghesonde Leere des waren Medecijnmeesters, ons willen Vroet maken dat onse sieckten ongeneselijck zijn inder tijdt, maer dat het ghenoegh is dat die Medecijnmeester ons noch Lotarius ende blindt blijvende, acht voor reyne ghenesene ofte siende Menschen: wat hebben wy hier anders te bedencken dan dat sy, willende onse kranckheyt stercker maken dan des waren Medecijnmeesters geneselijck woort, die gesonde Leere niet en hebben, ende gheen ware Medecijnmeestere, maer loose Lapsalvers Ga naar margenoot+ zijn? Also mede, so yemant lochenende datmen ter begeerder ruste mach komen, of rust belovende ter begeerder rustplaetsen niet en brengt, maer in onrust liet blijven: ende des niet te min den volgher vroedt maken wil, dat hy moede sijnde in rusten is, wat mach dese anders weten dan dat dit een verleyder is? Die alsoo hem bedroghen vindende met het Vrouken, die al haer have vermeestert hadde aen medecijnen die haer niet konden ghenesen, af keeren vanden menschen tot Christum, den waren ende eenighen Medecijnmeester ende rechten Leydtsman der zielen ende tot het getuyg zijnder H. Schrifturen, oock totte Wet der naturen van anderen te doen soos y gaerne ghedaen waren, zijn in dese hare onwetenheydt weynigh (maer die verleyders veel) te beschuldighen. Ende dese segghen metten Apostel, hare onwijse dolinge merckende: Als ick een kint was sprack ick als een kindt, Ga naar margenoot+ verstont als een kindt ende dachte als een kindt. Soo nochtans dat dese bekende verleydinghe henluyden omsichtiger maect dan eerst, tot verhoedinge van onbekende verleydinghe.

margenoot+
Le.25.20
margenoot+
Gene.47.19.20.
margenoot+
1.Pet.2.9.
margenoot+
gen.47.22
margenoot+
Ex.10.14
margenoot+
Pr.26.12
margenoot+
Prov.18.13.15.14
margenoot+
Mat.7.15
margenoot+
Iere.27.9
margenoot+
1.Ioa.4.1.
margenoot+
Eccl.6.9.
margenoot+
2.Esd.7.3.
margenoot+
Rom. 14.21.
margenoot+
Apo.12.6
margenoot+
3 Reg.19.10.
margenoot+
Luc.18.8
margenoot+
1.Tim.11.10.
margenoot+
Pro.12.19
margenoot+
Ps.106.20
margenoot+
Pro.4.22.
margenoot+
Ezech.33.33.
margenoot+
Deur,18.21.22.
margenoot+
Luc.8.43
margenoot+
2.Cor.13

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken