Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh (1631)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh
Afbeelding van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldighToon afbeelding van titelpagina van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh

(1631)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat 21. Capittel.
Die spotters oordeelen het waere Vveten zotheyd te sijn.

Dat die Spotters der Rechtvaerdigen verstant ende wandel een zotheyt wanen te wesen, Ga naar margenoot+ comt uyte dat zy achten der oprechten wetenschappe ende wetten schadelijck ende onmogelijc om onderhouden sijn. Die schadelijcheyt achten zyluyden daer inne te sijn ghelegen, dat die wijsheyt beveelt die tegenwoordige wellust ende vreughde te verlaten, op hope van een toekomende (die zy onseker achten) te verwerden. Desgelijcx mede ter contrarien, overmits zy beveelt het tegenwoordigh seker kruys ende ghequel te lijden, op hope van een eeuwigh dat zy niet en gelooven) ghequel en Hel te vermijden. Hieromme was oock dese Leere van den Cruyswegh den wereltwijsen Griecken een Ga naar margenoot+ zotheyt, so zy noch huyden daeghs is voor allen waenwijsen haer blinde vernuft boven Godes woort gheloovende.

Aengaende die onmogelijckheyt, soudet ongetwijfelt elck voor een openbare zotheyt rekenen, so yemant bevale eenen blinden wel te leeren schilderen, ofte een gheboren kreupele recht te gane. Niet min onmogelijck achten nu meest alle Spotters, dat een Christen mensche door hulpe Godes, hem door Christum belooft, den Gebode Godes soude mogen onderdanig sijn. Waeromme dat? Om dat zy ongeloovigh sijn den woorde Godes ende gheen ware kinderen Abrahams, die een Vader der Gheloovighen: want daer dese gepresen was om sijn Gheloove daer inne ghebleken, dat hy niet en sagh op sijn Ga naar margenoot+ ofte sijnder Huysvrouwen swackheyd, maer sagh op de VVaerachtigheyd ende Almoghentheydt van den belovere Gode. Daer is te misprijsen deser Luyden ongheloove, niet ziende op Godes Waerachtigheyt ende Almogentheyt, maer alleenlijck op haer Menschelijcke swackheyt ende krancheyt. Want hier door alleen seggen dese luyden nu onmogelijckheydt te wesen dat die Geloovige door Godes genade den geboden Godes mach onderdanigh wesen ende onderhouden. Is dat niet plattelijck het rechte tegendeel van't oprechte geloove Abrahams?

Hier uyt comet dan mede dat zy verachten de wijsheyt, met oock allen den genen die ware tuygnisse geven van der wijsheyt: namentlijck

[Folio 128v]
[fol. 128v]

Ga naar margenoot+ die daer houden, dat Godt ons niet tot onreynigheyt, maer tot heyligheyt heeft beroepē. En̄ verachten also geen Menschen, maer God selve in sijn heylige wijsheyt ende waerheyt. Tot sodanige stoutheyt geraken dese zotten, dat zy hare vaders Ga naar margenootb (ten waer dan dat die Duyvel Ga naar margenootc haer vader ware) verachtē. Doch en doen zy dit niet Ga naar margenoot+ ongestraft. Want die sijnen berispere also met eenen stijven necke veracht, hem sal onvoorsien bederfnisse overvallen, en̄ ooc moeten hoorē, na dien ghy die wetenschap Ga naar margenootf hebt verstoten, so sal ick u ooc verstoten. Dan sullen dese wijse Ga naar margenootg luyden beschaemt, verschrickt en̄ gevangen wordē: om dat zy des Heeren woort verworpen hebbē en̄ om datter geen wijsheyt in henluyden en is. Die onwetenheyt wt versuymelheyt comende is zonde: die onwetenheyt wt verwaentheyt comende is schande: maer die Onwetenheydt wt moetwilligheyt comende is een lasteringe, een Ga naar margenoot+ grouwel ende vertwijfelde Godlosigheyt. Dese is oock inden Godlosen die gheene wetenschap en kennen: Sy is inden hartneckighen, tot den welcken Godt den gantschen dagh sijne handen wtstreckt, ende Gode niet en gheloven, maer Ga naar margenoot+ wederspreken: Ende zy is in den moetwilligen Godtloosen die daer stoutelijck derren segghen tot Gode: VVyckt van ons want de kennisse uwer wegen en willen wy niet.

Ga naar margenoot+ Waeromme doen zylieden sulcks? Om dat Ga naar margenoot+ die wijsheyt strenghe schijnt inden ooghen der Ongeleerden: En̄ dit overmits die waengeleerde arbeyt verzieren inden Geboden des Heeren. Ga naar margenoot+ Dit maeckt dan dat in hare duystere oogen die Leere schijnt bitter en̄ streng: soo int ghebieden ende int verbieden, als oock int straffen. Want die Wijsheyt verbiedt den Onwijsen het quade dat hem lust, maer doodet: En̄ ghebiedt hem 'tgoede dat hem mishaeght, maer levendigh soude maken. Also haet dan die Godloose 'tverstand, en̄ die verkeerde mensch vreest te weten: Ende dit alleenlijck om datse niet veroorsaeckt souden worden te doen 'tghene zy verstaen recht te wesen. Van sodanighe seyt oock de Psalmist: Ga naar margenoot+ Dat zy niet en hebben willen verstaen, op dat zy wat goeds moghen doen.

Beroerende nu oock die strengheyt int straffen van de lieve waerheyt, wert die daeromme oock gehaet ende gevreest. Van de lichtvluchtige quaetdoenders, die niet hare bekende zonden die quaedt sijn, maer die wel verschulde beschaemtheydt, en̄ mitsdien oock het ghetuyghnisse der waerheyt, niet het rechtvaerdigh wroeghen dat goet is, angstelijck vreesen ende vyandelijck haten. So baert die onschuldighe waerheyt altijt vyandschappe by desen dubbel-schuldighen schijnheylighen.

Dese moetwillighe Zotten en willen gheene wet noch straffinge onderworpen sijn, maer vry blijven in haer moetwillige boosheyt. My heeft eenmael een groot personagie, by my met verwonderinge gevraegt sijnde, waeromme hy niet een Misse, maer alle Predicken te hooren versuymde, geantwoort also: waer't sake dat mijn hooft meer wetens kreghe, s osoude mijn herte oock meer wroegens krijghen. So zietmen dat de Godloosen vreesen dat zylieden hare vryheyt int zondigen, door wetenschappe, souden verliesen. Niet anders dan ofmen henlieden Ga naar margenoot+ door die leeringen der wijsheyt, boeyens wilde doen om hare handen en̄ voeten, tot een beletsele van hare gewoonlijcke boosheden. Daeromme zy dan oock die wijsheyt, niet anders dan een gevangenisse haerder vryheyt ten zonden, haten ende vervolghen. Voor sulcke Duyvelsche en Ga naar margenoot+ Libertijnsche vryheyt waerschouwt ons d'Apostel Petrus so trouwelijck, en̄ sulcke hatelijcke vrye Geesten ende Godlosen, der Waerheyd en̄ liefhebbers der selver vyandt sijnde, vindtmen Meesterlijck beschildert int tweede Capit. van't Boeck der wijsheyt.

Aen sodanighe moetwillighe zotten, Godtloose spotters ende hardtneckighe verachters der wijsheyt, en helpt gheen vermanen. Daeromme oock die wijsheyt selve verbiedt Paerlen en̄ 't Heyligdom voor sulcke Honden en Swijnen te stroyen. Maer die versuymele, ja oock Ga naar margenoot+ verwaende Onwetende, moghen noch voor hen zien, haren staet leeren kennen, ende Gode bidden, dat hy henlieden door Christum, die de Waerheyt is ende Wegh, verlosse van sulcke schadelijcke Loghenen en̄ dolende Onweghen: op dat die versuymele niet tot verwaentheydt, en̄ de verwaende voorts niet tot die voorsz. onboetvaerdige en̄ Duyvelsche hardtneckigheydt en geraken, daer in verouden, sterven ende bederven. 't Welck de barmhertighe Godt door Christum met sijnen Heylighen Gheest der waerheyt verhoede. Amen.

margenoot+
Sap.3.4.
margenoot+
1.co.1.23
margenoot+
Ro.4.19 20.21,22
margenoot+
1 Thes.4.7
margenootb
Ps.15.5
margenootc
Ioa.8,44
margenoot+
Pro.39.1
margenootf
Osee.4.6
margenootg
Ier.8.9.
margenoot+
Pro.29.7
margenoot+
Ro.20.21
margenoot+
Iob 21.14
margenoot+
Eccl.6.21
margenoot+
Psa.93,20
margenoot+
Psal.35.4
margenoot+
Eccl.11.22
margenoot+
1.Pet.2.16
margenoot+
Mat.7.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken