Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Isabella: treurspel (1619)

Informatie terzijde

Titelpagina van Isabella: treurspel
Afbeelding van Isabella: treurspelToon afbeelding van titelpagina van Isabella: treurspel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Isabella: treurspel

(1619)–Samuel Coster–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Eerste Bedriif. Derde Toneel.

Isabella. Zerbyn.
Theophilvs.
 
Isab.
 
Daar komt een kluysenaar, of die yet weet te segghen
 
Van't gheen daar is ghebeurt, of Roelant is vermoort,
 
Dan of hy leeft? Mijn Heer! 'tschijnt hy my niet en hoort?
 
Serb.
 
Hoe wel, o Vader! uw ghedachten op getrocken
 
Tot Gode zijn, moet ick na vreemde onghelocken
 
Nochtans u vraghen, of uw heylicheyt daar van
 
Yet heeft vernomen? en my onderrechten kan
 
Hoe't met den grootsten heldt, met Roelandt is gheleghen?
 
Diens wapenen ick vind' ghewurpen langs de weghen,
 
Zijn kleederen ghescheurt, dus gins en heen ghestroyt.
 
Theo.
 
Een Ridder, 'k weet niet wie, dien 't hooft heel was beroyt,
 
Liep gist'ren woedend' dol door bosschen, beemden, berghen,
 
Zo zeer ontzindt dat hy den Hemel scheen te terghen
 
Met yseliick ghevloeck: hy dreychden niet alleen
 
Het aardt rijck, maar hy brack geweldelijck aan tween
 
Al wat hem tegen stondt, zulcks dat hy niet en spaarden.
 
Hy rockten eycken, diep ghewortelt, wt der aarden,
 
Hy liep ten heuv'len op, en sprong weer van den top.
 
Hy wrong de horenen der stieren van den kop,
 
En alle luyden hier swoert wt tot bloedt en etter.
 
Wat dat hy greep was doodt, en trat het voorts te pletter.
 
'k Zach noyt zo zuuren dach, nocht Ridder zo ontsint;
 
En 'tscheen hem dit ontstont door dien hy had bemint
 
Een Iuffrou al te zeer, dien hy misschien ghebeden
 
Mocht hebben om haar min, en weyg'ring had gheleden.
 
Want wt zijn mondt en quam niet anders voor en na
 
Als laster, en 't besluyt was al Angelica.
[pagina 14]
[p. 14]
 
't Was al Angelica daar van hy lach en maalden.
 
Voorts liep hy bosch-waarts in, dan waar dat hy verdwaalden
 
En weet ick niet.
 
Zerb.
 
O God!
 
Isab.
 
O Zerbijn 't is ghewis,
 
Dat het heel qualijck met den vromen Roelandt is.
 
't Is buyten twijffel. Ach! waar mach hy zijn ghebleven,
 
Die u uw eere gaf, my mijn verloren leven?
 
Doet op dien heuschen heldt, ten minsten was verdient,
 
Hoe loon ick nu die deucht?
 
T.
 
Een zulcken waren vrient
 
Begeert geen weder-loon voor wech-geschoncken deuchden,
 
't Is hem al loons genoch dat hy sich mach met vreuchden
 
Daar in vermaken, als hy zijn begangen goedt
 
Eens overdenckt, en vindt sich rustich van ghemoedt,
 
Om dat hy and'ren mildt zijn vrientschap heeft ontsloten.
 
Serb.
 
Gheluckich is hy die zijn vrientschap heeft ghenoten:
 
Ondanckbaar diese niet weer danckbaarlijck vergelt.
 
'k Weet, Isabella, tot belooning van dien helt
 
Nu niet te doen dan my ghenegen te betonen,
 
En willich, kond' ick, om zijn deuchden te belonen.
 
Nu ken ick anders niet dan dit ghevreest gheweer,
 
Steed'-houwer van dien helt, t'aan-doen de zelfde eer,
 
Die'k in het leven bleef den vromen Ridder schuldich,
 
Hoewel ick staach was om belonen zorrichvuldich.
 
Wel aan dan Zerbijn, nu, op dat het yeder heucht,
 
Recht deze wapens op voor de ghenoten deucht.
 
Steltse ten tone dan in't ooch van alle helden,
 
En schrijft daar op waar-om ghy Roelandts schors hier stelden.
 
Reyckt my de ring-kraach aan met den ghepluymden helm.
 
Hoe treurt nu menich helt? hoe zal nu menich schelm,
 
Daar de manhafticheyt en deuchd' in bedurven,
 
Op springen, als hy hoort dat Roelandt is ghesturven?
[pagina 15]
[p. 15]
 
Theo.
 
Die sich in anders quaat en ongheluck verheucht,
 
In dien en is noch schaamt, noch eer, noch Godt, noch deucht,
 
Hoe zoud' een mensch zo veer van reed'liickheyt verdwalen?
 
Zerb.
 
O Vader! daar was u te veel van te verhalen:
 
Ghy weet niet hoe-men leeft, maar hoe-men leven moet.
 
't Is den afgunstighe alleens wat dat hy doet
 
Tot ondergang van dien, die hem in deuchd'lijck leven
 
En daden overtreft. Ghy hebt u vroech begheven,
 
Zoud' ick vermoeden, wt de Wereltlijcke pracht
 
Tot kleyne ned'richeyt, zulcks dat ghy salich acht
 
Alleen de liefde Gods, en vree met alle menschen.
 
Theo.
 
Zoud' noch een sterflijck mensch wat grooters kunnen wenschen?
 
Zerb.
 
Niet grooters, neen hy: Maar het goddeloos gheboeft
 
Wenscht, voor het eeuwich, dat het tijttelijck behoeft.
 
Theo.
 
Zo godloos is geen mensch, die niet te met moet buygen
 
Voor God, als hy 't gemoedt van reen voelt overtuygen.
 
Zerb.
 
Zo godloos is een boef dat hem maar 't quaat en lust.
 
Theo.
 
Hoe salich leef ick in mijn kluysken dan gherust?
 
Daar ick van Gode weet, en van geen boeven rancken.
 
Isab.
 
Die Gode met zo zuyv'ren ziele mocht bedancken,
 
Voor zijn ghenade die hy u ghegheven heeft.
 
Theo.
 
't Is maar dat ghy-der u neerslachtich toe begeeft.
 
Isab.
 
Neerslachtich toe begeeft? en dat in't weelich midden
 
Van alle vrolijckheyt?
 
T.
 
Voor u is wel te bidden,
 
Mijn swacke kinderen. Ick ga, God geef ghy meucht
 
V vroech bekeeren tot de Goddelijcke deucht.
 
Zerb.
 
Wy volghen u, mijn Heer, om in u kluysken heden
 
Gode te off'ren op de tranen en ghebeden
 
Die wy zijn schuldich den verongeluckten helt,
 
Roelandt te storten wt, die manlijck heeft ghevelt
[pagina 16]
[p. 16]
 
Zo veel vyanden Gods.
 
T.
 
Volcht dan, ick zal bereyden
 
Wat tot den dienst behoeft, 'k zal binnen u verbeyden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken