Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bezwaren tegen den geest der eeuw
Afbeelding van Bezwaren tegen den geest der eeuwToon afbeelding van titelpagina van Bezwaren tegen den geest der eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.49 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bezwaren tegen den geest der eeuw

(1823)–Isaäc da Costa–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

Onderwijs.

Wat is er van het onderwijs der jeugd geworden? - Met het hooger onderwijs zullen wy ons hier niet inlaten, om dat aan den eenen kant niemand toch wel (althands geen Nederlander) zal durven beweren, dat ook te dezen opzichte het voorgeslacht voor de tegenwoordige wereld zou behoeven te wijken, en aan den anderen kant, de invloed van den boozen Tijdgeest zich zeker meer byzonder heeft zamengedrongen op het zoogenaamde lager onderwijs. Het behoort niet tot ons bestek, dit punt zoodanig breed hier te ontwikkelen, als het gewicht der zaak wel schijnt te verdienen. De opvoeding der jeugd is een onderwerp van zeer teederen aart, waarover in deze laatste jaren zoo verbazend veel is geschreven, en waarin zoo vele nieuwigheden elkander beurtelings verdrongen hebben, maar te zamen gewerkt tot eene geheele verandering in de denkwijze van het algemeen, dat men geheele boekdeelen zoude kunnen vervullen met de optelling en wederlegging van alle

[pagina 75]
[p. 75]

de (meestal in den grond ongodsdienstige en onzedelijke) begrippen, die daaromtrent langzamerhand in Europa zijn heerschende geworden. Wy bepalen ons hier by de aanwijzing van twee voorname misbruiken, die zedert de zoo hoog geroemde leerwijzen der Pestalozzi's en Lancaster's in het zoo gewichtige grondonderwijs der jeugd meester geworden zijn, en waarvan de noodlottige gevolgen niet nalaten kunnen zich by het rijp worden van het thands opkomende geslacht tot groot verderf en onheil der maatschappy alom te openbaren. Mogen deze weinige opmerkingen genoegzaam zijn, om, in weerwil van den blinden ijver, waarmede alle hedendaagsche nieuwigheden doorgedreven worden, eenige waarachtige en Godsdienstige kindervrienden tot ernstig nadenken op te wekken over den toestand, waarin dat zoo hoog geroemde lager onderwijs van onzen tijd zich wezenlijk bevindt!

In de eerste plaats dan bedoele ik het onmatige, onbehoorlijke, en onredelijke prikkelen van de eer-, glorie, en ijverzucht van onnoozele kinderen, in wie men met dat gedurige aan- en ontmoedigen door middel van lof en schande een soort van koorts verwekt, niet alleen hoogst gevaarlijk voor het lichaam, maar tevens hoogst noodlottig voor de ziel, als welke op die wijzen gewend wordt om door geen anderen drijfveêr tot werkzaamheid en deugd te worden bewogen; en aan wie men alzoo een ten uiterste valsch en verkeerd denkbeeld geeft van die wereld, die zy gereed staan in te treden, en voor wier verleiding men hen door het aanzetten

[pagina 76]
[p. 76]

hunner kinderlijke driften op eene onverantwoordelijke wijze zoo veel te vatbarer maakt. Het eerebord en het schandbord; zie daar het tweeledig beginsel van de hedendaagsche schoolbewerktuiging. Het schandbord is de weg ter minachting in de school, ter vergetelheid in de wereld, en derhalve, tot jammer en droefheid! Door het eerebord geraakt men tot de onderscheiding van schoolsche ridderteekenen, tot uitbundige lof- en prijsbehaling, en van daar, tot aanzien in de wereld, tot allerlei bedieningen en eereposten in den Staat, tot eer, tot fortuin! En zoo werkt men in het weeke hart der kinderen, by het rampzalig gevoel van verregaande meerderheid boven hunne minder verlichte ouders, ook het zekere vertrouwen, dat in de maatschappy, (gelijk zy thands bestaat) even zoo wel als op de scholen alles, naar mate het getal goed- of afkeuringsteekenen, die men zich door zijne verdiensten heeft verkregen, wordt toegedeeld; en alle lessen van Godsdienst en zedelijkheid, die men zich nog verwaardigt hun te geven, behoeven (zoo het schijnt) niet dan onder die voorwaarde te worden ter harte genomen, dat zy toch vooral ter bevordering in de rangen en standen der wereld zullen dienstig wezen. Onze Voorouders, (by wier groote mannen in alle vakken men toch wel niet zoo groot een gebrek aan behoorlijk elementair onderwijs gewaar wordt) werkten op de eigenliefde en eerzucht der kinderen niet dan zeer spaarzaam en met de uiterste omzichtigheid. Zy bezigden ook wel belooningen en lof ter aanmoediging; maar dit was niet by hun het eenig en uitsluitend be-

[pagina 77]
[p. 77]

ginsel ter opwekking der jeugd tot studie en plichtbetrachting. Want reeds vroeg maakten zy hunne kinderen bekend met een hooger, met een Godsdienstig beginsel. Reeds vroeg leerden zy hunne kinderen, dit te doen en dat te laten, uit liefde tot denVerlosser, en uit vreeze van den Vader in de Hemelen, voor wien er geen verborgene dingen bestaan. En voor zoo verre de pas ontluikende jeugd in een of ander geval voor rede minder vatbaar was, en door rede niet te recht kon gebracht worden, was een lichte lichaamlijke kastijding een middel dat zy zich niet schaamden, als een misdaad van gekwetste menschenwaarde. Het misbruik zelf dier kastijdingen kan voorwaar nimmer zoo verderflijk voor het lichaam geweest zijn, als het de krachtige en onwederstaanlijke werking van den zoo onvoorzichtig aangewenden prikkel der eigenliefde voor de ziel is. De Wijsheid van Salomo heeft gezegd: En weert de tucht van den jongen niet. Als gy hem met de roede zult slaan, en sal hy niet sterven. Gy zult hem met de roede slaan en sijne ziele van de helle redden. De wijsheid van onze eeuw vindt dit middel beneden haren trap van verlichting (zoo als het genoemd wordt) en zy gebruikt des een veel geweldiger, meer overeenkomstig met hare groote ontwerpen. Zy verricht alles door bedeeling van eer en oneer; maar verstompt op die wijze het natuurlijk gevoel van beiden, of overprikkelt die zoodanig dat zy lieve, teedere, onnoozele kindertjens tot duivelen maakt van twee soorten; tot duivelen van hoogmoed, en tot duivelen van nijd.

[pagina 78]
[p. 78]

Het tweede misbruik, waarop ik hier de aandacht inroepe, is de menigvuldigheid van of onnutte of onvolmaakte kennissen waarmede men de vermogens der kinderen by het lager onderwijs overstelpt, verdooft en onvruchtbaar maakt. Aan allen wordt alles geleerd, zonder onderscheid, ook dat gene, waarvan de wetenschap ongelijk beter door de dagelijksche ondervinding en door de opmerking van dat gezond verstand verkregen wordt, hetwelk men zorgvuldig behoorde te kweeken en te behoeden, maar hetwelk ongelukkig juist door die waanwijze kindergeleerdheid, waarmede men overal in onze dagen te pronk staat, verloren gaat. Men leert de kinderen afgetrokken bespiegelingen, die geen kinderlijke vermogens by mogelijkheid in staat zijn na te gaan, men leert hen van buiten leeren en napraten, men dringt hun zoogenaamde redenen van wetenschap op, die zy op gelijke wijze op de lippen alleen hebben, en geenszins in het hart of in het hoofd; en men denkt er niet aan, om hen zelf te leeren zien, te leeren opmerken, te leeren nadenken, te leeren gebruik maken van de vatbaarheden, die de natuur gegeven heeft. Zoo verbeeldt men zich dan groote geniën te hebben voor den dag gebracht, wanneer men ieder boerenjongen heeft leeren nazeggen, dat de aarde rondom de zon draait, en dat onze voorouders, om dat zy het tegendeel geloofden, wel groote domkoppen moeten geweest zijn. Als of het oppervlakkig kennen en bloot napraten van Copernic's gevoelen iets wezenlijks te beduiden had, en als of men die wezens niet even gemaklijk een les had kunnen doen van

[pagina 79]
[p. 79]

buiten leeren, waarin hun het stelsel van Ptolemeus werd opgedrongen. Intusschen prent men het dezen kinderen op de scholen met de belachelijkste waanwijsheid diep in het hart, dat zy door deze kennis verre boven hunne onkundige ouderen bevoorrecht zijn, en op deze zien zy dan ook met diepe verachting neder, terwijl zy met groote deftigheid aan ieder, die hunne vorderingen komt bewonderen, zullen beduiden, dat men zich zeer ongerijmd uitdrukt, wanneer men van de zon zegt, dat zy op- of ondergaat, en dat al wie zich daaromtrent aan het gewone spraakgebruik houdt (de Schrijver van het Boek van Josua niet uitgezonderd) daardoor alleen reeds bewijst, dat hy geen behoorlijke opvoeding heeft genoten.

Uit zulke ingebeelde wijsgeertjes, verward van onverstand in het hoofd, en opgeblazen van hoogmoed in hart, zal dan over eenige jaren het in bloei staande geslacht bestaan. Te dier dagen zal men overal geleerden vinden, die alles hebben leeren zeggen, en niets verstaan, alleenlijk vasthoudende aan het onbedrieglijke beginsel van hunne verregaande wijsheid boven hunne voorvaderen. Goede landbouwers, werks- en ambachtslieden zal men als dan te vergeefsch zoeken: het menschdom zal waarschijnlijk dan ook wel boven de eerste behoeften van het aardsche leven verheven zijn; maar er zullen daartegen geen leerstoelen, noch eereposten genoeg zijn voor alle die menschen, die met hunne op de scholen behaalde prijzen onwederspreeklijk zullen kunnen bewijzen, dat zij groote vernuften zijn, en, als

[pagina 80]
[p. 80]

zoodanig, het ontegenzeglijkst en uitsluitendst recht hebben op alle bedieningen in den staat, die hun bevallen. Wie zal in die dagen zoo kleingeestig zijn, om zich met het dagelijksche brood te vergenoegen? Wie zal zich te vrede houden met een vergeten burgerschap in de maatschappy? Wie zal zich rekenen gelukkig te zijn in de stille genoegens van een huislijk en werkzaam leven, zoo niet geheel Europa te weten komt, dat hy mede verheven is boven de oude vooroordeelen van Godsdienst en maatschappelijke orde, en dat hy mede dapper weet gebruik te maken van de vrijheid der drukpers, om het groote werk der verlichting tot stand te brengen? En dit gedaan zijnde, zoo moeten er noodzaaklijk belooningen voor handen zijn, eereambten, ridderorden, titels, enz.! Want wie zal als dan eenvoudig genoeg zijn, om iets ter wereld om niet te doen? Zoo vloeit alles met den geweldigsten aandrang naar de hoogste standen der maatschappy zamen, de mindere raken verlaten en ledig; dat is; het maatschappelijk lichaam wordt met eene beroerte bedreigd, waar de buitengewone tusschenkomst van God-alléén haar voor behoeden kan, of van genezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken