Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fidessa (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fidessa
Afbeelding van FidessaToon afbeelding van titelpagina van Fidessa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fidessa

(1992)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

II

In het zwarte bosch sliep de Eenhoorn.

In de fluweelen plakkaten van inktschaduw sliep het edele dier, en hij was er een vaag blanke vlak, een roerlooze bleekende schemering.

Maar hij sidderde in zijne sluimering en plotseling waakte hij op.

Hij richtte den kop omhoog.

Hij trok de voorpooten knielende samen, bleef liggen met het blankende achterlijf, en luisterde, de ooren bewegend.

In de fluweelige, inktzwarte schaduw luisterde de edele Eenhoorn.

Wat hoorde hij? Wat stoorde hem in zijn slaap...?

Heel in de verte bewoog de lucht.

De lucht bewoog als een rythme.

Het rythme golfde als muziek, muziek van heel fijne snaren, zacht schelle cymbalen en tingelende belletjes, waartusschen een lachen weêrklonk. De lucht zwol van het geluid, en door den fluweelen nacht lokte wondere harmonie.

De Eenhoorn rees plotseling op.

Hij trilde op zijn slanke pooten, hij sidderde over zijn blankende huid en zijn nerveuze ooren bewogen. En hij hinnikte zacht, stak den kop vooruit en duwde met zijn horen in het loover.

Hij hinnikte zacht en liep vooruit, gelokt door de lucht, die zong.

Hij kon niet weêrstaan en liep.

Doorzichtiger werd het inktwoud, de boomen verijlden, de abeelen zilverden op in den stroomenden maneschijn. Aan den zoom van het woud bleef de Eenhoorn staan en hij was wit als sneeuw in den manemist. Over zijn zijdigen sneeuwblanken pels trilden nerveuze huiveringen. Op zijn bevende pooten rilde hij en hij krabde met fijnen hoef in het gras en hinnikte zacht. Zijne glanzende oogen knipten verblind. Zijne ooren bewogen luisterend. Hij rekte den hals, hij strekte zijn langen, eenigen horen,

[pagina 9]
[p. 9]

dien hij droeg als een lans op zijn kop...

Hij zag de weide, hij zag den hemel en van de weide tot den hemel rees omhoog de zilveren harp van louter manestralen, en de nimfen zongen en dansten. Hare muziek en haar dans lokten het dier en deden van wellust hem sidderen. Maar hij was schichtig en schuw en naderde niet... Hij stond aan den zoom en hinnikte... Toen luider de nimfen lachten, schrikte hij plotseling en draafde in het woud terug.

Weêr stond hij, hinnikte klagend en vol verliefd verlangen... Hij keerde weêr om, en nu, als kòn hij niet langer weêrstaan, draafde hij over de weide in halven cirkel van den eenen zoom naar den andere, en terug... De nimfen bespeurden hem, en zij wezen en zij lachten en riepen en tikten luider de snaren. Dol hinnikend rende het dier, breidend zijn draafcirkel uit, en naderde en naderde...

O, hoe blij waren de nimfen, hoe lachten zij: zij wierpen de armen op, zij spreidden de haren uit en velen vatten elkaâr bij de hand en reiden zich rond, rondom de weide, om den schuwen Eenhoorn te vangen.

Anderen bleven de snaren bespelen. De Eenhoorn stond stil, rende weêr rond in een kring, duwde zijn hoorn in het gras en wierp de zoden hoog op. Dol was hij van manemuziek, van nimfegelach, dol was hij, omdat zij hem vangen wilden, maar hij zoû zich niet laten vangen.

Overmoediger werden de nimfen, ze drongen in dichten kring om hem heen; een oogenblik stond hij trillende stil; toen rende hij als om zichzelven rond, en de nimfen, verschrikt, deinsden terug, deinsden terug en lachten...

Door de harp van manestralen heen rende de sneeuwblanke Eenhoorn, en zijn horen ontstreek aan de stralen een trillende gamma... O, hoe lachten de nimfen, hoe lachten zij het muziekschuwe dier uit...

Hij, rende weg. Zij ijlden hem achterna, zij zweefden hem windsnel vooruit en eene van haar wierp zich om zijn hals met haar blanke leliënarmen, slingerde zich met een klaterlach op zijn

[pagina 10]
[p. 10]

rug, en trok aan zijn manen en dwong hem, en wilde hem temmen... Hij, hinnikend, schudde zich woest om haar af te werpen, maar zij lachte luid en zij klemde hem vaster. Hij kon niet. Maar hij ijlde voort. Temmen kon zij hem niet, hoe zij ook rukte aan zijn blankzijden manen. Hij ijlde voort. De nimfen, verschrikt, ijlden mede, zweefden windsnel met hem mede en smeekten haar zuster los te laten. Maar zij durfde niet meer. Angst vergrootte haar vioolblauwe oogen, nu zij wist, dat de Eenhoorn ontembaar was. Zij lag, schuimblank, op zijn sneeuwblanken rug, om zijn hals hare armen, en heur haren stroomden wijd-uit, als een vlag van zilverblond. Zij klemde hem vaster, in doodsangst. Zij dacht nog éen pooze hem los te laten en op te zweven met een kreet van victorie, omdat zij zoo licht was, ijle dochter der lucht, maar zij vertrouwde hare zweefkracht plotseling niet meer. Zij voelde zich loodzwaar in haar kloppende hart. De Eenhoorn ijlde, de nimfen riepen, maar zij bleven al achter; haar zweven was luchtig fladderen als vlinders, maar volhardender, krachtiger, ijlde de Eenhoorn en verdween aan de andere zijde der weide in den inktnacht van het woud.

De nimf om zijn hals klemde zich vaster en zij riep hare zusteren om hulp. Maar de zusteren hoorden niet meer. De inktnacht was om haar heen en zij zag niets: zij voelde alleen de vaart van den Eenhoorn schuren langs reusachtige stammen van boomen, die haar schramden de fijne schouders.

Nu was doodsangst in hare ziel. Zij kende het woud niet, zij kende den nacht niet, zij was een kind van den zeegod, zij was geboren uit schuim en uit licht, haar leven was spel, over de zee, in de lucht, langs de rivier, op de weide, spel in den maneschijn, spel aan de luchtharp. Zij kende alleen de zee en de weide; zij kende de stralende dagen, de maneschijnnachten, maar zij kende niet den nacht van het inktwoud. De Eenhoorn voerde haar meê, dol. Waar wilde hij heen?? Hij rende woest voort, hij slingerde tegen de stammen; hij bleef met zijn hoorn in de boomen steken, zijn vaart werd gestuit, maar hij rukte zijn hoorn schuddende uit; hij bevrijdde zich, ijlde verder...

[pagina 11]
[p. 11]

Telkens dacht zij zich los te laten en te glippen van zijn rug in het donker: zij dorst niet. Het woud scheen haar de hel toe. Uit de inktduisternis van het woud schenen gedrochtelijke vormen uit en staarden haar aan met grijnslach. Zij schrikte telkens voor oogen, die glommen, voor muilen, die hapten, voor vleêrmuisvlerken, die flapperden. En zij klemde den Eenhoorn vaster. Zij hoopte hem nog te temmen. Zoo zij rukte aan zijn manen? Zij rukte... en hij werd woester. Hij trapte achteruit; hij hinnikte dol, hij poogde haar van zich te schudden. Zij klemde hem vaster, bang voor den nacht, bang voor het woud. Toen smeekte zij, aan zijne ooren. Hij wendde nerveus den kop van haar af: hij trilde in al zijne spieren. Hare allerliefste stem wond hem op. En hij ijlde voort, in den donker...

Was de Eenhoorn nooit te temmen?

Haar heugde, dat hij wel tembaar was, tembaar door een maagd... Maagd was zij... Haar heugde, dat hij wel tembaar was, tembaar door een maagd, die trouw was... Trouw, was zij trouw...? Zij rukte aan zijn zijdige manen en het edele dier werd dol. Was zij niet trouw...? Zij wist het niet. Aan wien en aan wat had zij trouw moeten zijn? Aan haar vader, den koning der zee, aan de zee, aan de nimfen en elven, aan haar broeders en zusteren?

Het scheen wel, dat zij geen trouw had, want zij kon den Eenhoorn niet temmen. En als een ontvoerde, een prooi, lag zij op zijn rug, zonder hare armen te durven openen en te verzinken in den inkt van het woud. Hij ijlde heen en weêr door het woud, doelloos, en zij dacht al aan sterven. De nimfen sterven. De dochteren van de zee en de lucht, van schuim en van licht, sterven, omdat zij materie zijn: vleesch van schuim, bloed van licht, en als zeepbellen zijn dan hun zielen zoo lucht: ze verdwijnen weg in glans en tintelen terug in de zee. Maar hier was geen glans, geen zee. O, als zij stierf, waar zoû opdrijven haar ziel heen...?!

De Eenhoorn schudde, om zich van haar armenboei te bevrijden, en zoo moê was ze, dat ze dacht zich los te laten... Maar door de zwarte stammen heen zag zij plotseling een gelenden lichtschijn... Wat was dat? Was dat de zon? Was dat de dag, was dat

[pagina 12]
[p. 12]

het leven, was dat herademing na nachtmerrie? Tusschen de verre boomstammen, tusschen de spierarmen der woudtitanen bleekte de gelende lichtschijn... En de Eenhoorn draafde den dag te gemoet. Hij draafde op breedere paden, op wijdere wegen; het ondoordringbare woud opende eensklaps: ver van elkaâr stonden de boomen, met reusachtige looverkronen. En de Eenhoorn draafde het woud uit...

Daar was een grazen vlakte, een paarsche heide, daar was een open lucht van stralenden dageraad, daar was het leven, daar was de dag. En de nimf, bang, dat de Eenhoorn weêr het bosch in zoû keeren, spreidde hare armen wijd-uit, verhief zich... Maar zóo zwak was haar zweefkracht, zoo zwaar hare luchtheid, dat zij in zwijm viel in het gras.

En de Eenhoorn draafde het woud in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken