Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Herakles (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Herakles
Afbeelding van HeraklesToon afbeelding van titelpagina van Herakles

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Fontijn

Jan Robert

M. Stapert-Eggen

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Herakles

(1994)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

VI

Daar legde hij ter ruste zich en werd droef. Rondomme rezen de zachte berken als zilveren fonteinen, want de neêr hangende looveren geleken stille verdruipende waterstralen in de streeling der rijzende maan. Er lag een wijd, wit meer onder de witte, wijde nacht en er lag een weemoed van witten mist over het matte water. Er waren zangerige halmen en zilverige helm en zuiver heldere iris, die rezen aan den zacht ruischenden meerezoom. Er was een lucht van lichtheid, er welfde een stil blanke hemel van helderheid en er blonken stille sterren.

Onder de hangende berkenlooveren lag Herakles en was heel

[pagina 25]
[p. 25]

droef. Zijne krachten lagen verteederd, zijn spieren ontspanden slap, zijn droeve oogen, groot en van glans aan dezen lichten hemel gelijk, overdroomden moede het meer. Als een slapende vriend, jong en krachtig, lag hem ter zijde de knots, dien hij lief had gekregen, en dien zijn wijde hand voorzichtiglijk teeder streelde over de knoesten, als om des vrienden rust niet te storen.

De nacht was zonder geluid dan het suizen der wateren en het zingen der halmen in het waaien der weemoedige winden, die de fonteinenlooveren der berken bewogen, maar Herakles sliep niet naast den slapenden knots. Hij overdacht zijn leed om de zijnen, die hij gedood had toen Hera hem met razernij had vervuld: Alkmene, de moeder; Megara, de gade; zijn sterke zonen, zijne schoone dochteren; allen, die hem lief waren geweest, en die zijn wilde woede verblind had verslagen tot hun bloed vloeide voor zijne voeten en hij ontwaakte uit zijne verdwazing. Hij overdacht zijn leed om den lieven knaap Hylas, die hem ontroofd was, zoo wreed: zijn eenig geluk, zijn eenige troost, de vreugde zijner mismoedige dagen. En hij overdacht zijn leed, zijn bitterste leed, om zijne vernederende slavernij. Hij, de zoon van Zeus, hij, de werkelijk waardige Perseïde; hij, de krachtigste, nauwlijks mensch, bijna god; hij, de voedsterling, haars ondanks, van verhevene Hera; hij, gedoemd de slaaf te zijn van den misboreling, van den laffeling, van Eurystheus, dien zijn voet zonder erg vermorzelen kon als een padde, waar over hij trad. Zeus en Athena, zij overwaakten hem, maar was het zelfs wijze goden mogelijk het onwijze Noodlot te wijzigen? Het heiligste Orakel had hem geboden de Tien Werken ter eere Eurystheus' zonder wrokke en mor te volvoeren, maar zoû het hem mogelijk zijn de onmogelijkheden te vermogen? Den Leeuw van Nemea vernietigen, was een nietig spel geweest, maar wat zoû Eurystheus thans in zijn spinnenden, spitsen kruin verzinnen? En wilde het Noodlot wellicht niet, dat hij niet slagen zoû in het volgend werk en, dus met oneere en smaad overladen, neêr dalen zoû in Tartaros' diepten?

Diep zuchtte de Held op, droef en de droeve moêheid overmande zijn weemoed, die verslapte zijne ontspande spieren en

[pagina 26]
[p. 26]

zijne, tot tranen verteederde, krachten. En zijn hand ging uit, als van zelve, naar den knots, of hij wekte, in zijne smart, den slapenden vriend, nu Hylas daar niet sliep. Hij richtte den knots schuin en rustte hem tegen den berkeboom, waar onder zij lagen, Held en knots. En hij legde zijn moede, droeve hoofd neêr tegen de knoesten des knots' en sliep in als sliep hij op de knieën eens jeugdigen vrienden.

De witte nacht wentelde om en het wijde meer ving aan te blozen, terwijl heel stille, de winden gelegd, de looverfonteinen der bleeke berken met betooverde stralen neêr dropen, overal in het stille woud, gestreeld door de rijzende, rozige zon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken