Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Herakles (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Herakles
Afbeelding van HeraklesToon afbeelding van titelpagina van Herakles

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Fontijn

Jan Robert

M. Stapert-Eggen

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Herakles

(1994)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVI

Te Thrachis, aan den glooienden voet van den glanzenden, sneeuwtoppigen Oita, die kartelde tegen het stralende azuur, strekten om het lage landhuis zich de landouwen en weiden en wouden, die Herakles ten geschenke waren geschonken door den koning, Keyx, nadat de Held diens rijk bevrijd had van het drieste roovervolk der Dryopen. In de korenvelden vielen onder de flitsende sikkels de gezwollene âren, in de hooghalmige weiden

[pagina 80]
[p. 80]

graasden de weelderig vette, bruin fulpen runderen; op der heuvelen grazige flanken weidden de herders en herderinnen de zwaar ge-uierde geiten, de wollig gevachte schapen en welvaart en weelde weligden alomme, of Demeter en Pan niet wendden het oog van wat den Held behoorde, dien zij beminden. Ook Dionyzos' druiven begonnen te zwellen aan de wingerdtakken, die omrankten de eiken zuilen, rondom de nederige woning en lieflijk was de aanblik der landelijke bezitting, een lusthof van vrede gelijk. Maar uit de woning zelve, van Herakles' sponde, brulden de kreten des Helden, die, zwaar gewond, in durende koortsen, wentelde over het bedde, en vervulden zij geheel de woning en weêrechoden zij naar buiten toe, waar de maaiers staakten het werk, ontzet, en de herders en herderinnen angstiglijk uit luisterden naar huilenden schreeuw, die volgde op huilenden schreeuw.

Op het, door Deianeira gewevene, witte lijnwaad lag de Held, en geheel zijn lichaam strekte zich, doorstoken met de giftige vederen, die de Stymfalische Vogelen hem hadden toe geschoten uit hunne harpije-lijven en griffioene-wieken. Uit gelaat, uit hals, uit tors, uit armen, uit dijen, uit voeten staken de stalen, pijlscherpe vederen der vreeslijke Vogelen, die in Stymfalos zoo mensch als vee doorschoten, verscheurden, verslonden. Herakles had hun helschen drom, op Eurystheus' bevel, bekampt en vogel na vogel gedood, maar Iolaos had niet anders dan bezwijmd en doorschoten den Held, over den voorwand des wagens gelegd, naar Thrachis kunnen vervoeren. Boodschappers hadden de lijken der reuzevogelen, driehonderd in getal, naar Mykenae gevoerd, waar Eurystheus, toen hij hun stoet zag verschijnen, gevlucht was in een verwulfsel onder den grond.

Huilende schreeuwde de Held, schokkende van den hem door razenden koorts.

- De nagelen van den Leeuw over mijn lijf en zijn vlammende zwadder, gespuwd in mijn oogen, waren zoo vurig mij niet als deze veêren! Deianeira! Deianeira!! Help mij en trek de brandende schachten! De beten der negen Hydra-muilen, de boor van den

[pagina 81]
[p. 81]

slagtand des Evers deerden zoo diep niet mijn vleesch! Deianeira! Deianeira!! Waarom trek je de schachten niet schielijker...!

Maar Deianeira, omringd van haar vrouwen, trok voorzichtiglijk schacht na schacht en zij troostte:

- Heb geduld, heb geduld, mijn gemaal! Ik trek de giftige veêren allen, àllen, maar wij zalven de wonden met den heiligen balsem, die heelt, zonder dralen na. Zoo wij voorzichtig niet waren, o Herakles, zouden wij ongetwijfeld je dooden! Heb geduld, heb geduld, mijn gemaal! Zie, ik trek weêr een stalen schacht uit je borst en het bloed vloeit over de sponde! Vlugger, vrouwen, den balsem... Bluscht de zalf niet dadelijk den brand? Heb geduld, heb geduld, mijn gemaal, en wij heelen geheel je deerlijk gewonde lichaam...

Zoo troostte en zalfde de vrouwe, zachte, teedere Deianeira, zij, de zuster van Herakles' vriend Meleagros, die hij bevrijd had uit den drang harer vele vrijers en vijanden en gehuwd had, daar zij hem beminde. En zij beminde hem zoo, dat zij niet was bevreesd, al wist zij van Megara's rampzalige einde en dat harer zonen en dochteren, al wist zij van het rampzalige einde Alkmene's, allen verslagen door Herakles, in de blinde driften, die Hera hem in gaf. Zij beminde hem zoo, dat zij hem naar Thrachis gevolgd was en de vrouwe in zijn huis was geworden. O, zij beminde, zij beminde hem, den onoverwinnelijken overwinnaar van Leeuw, Hydra en Ever, de teederhartige vanger der tengere Hinde, voor wie Artemis had gevreesd. Zoo als de Hinde Herakles, los en vrij ijlende naast zijn wagen, gevolgd was tot in Mykenae, waar het volk was toe gestroomd, om de lievelinge der godin te bewonderen, zoo was zachte, teedere Deianeira Herakles gevolgd naar Thrachis, trouwe gade, door geheel zijn volk van bouwers en herders en hoeders bewonderd, bemind en geëerd. En toen hij gegaan was om de Stymfalische vogelen uit te roeien, had zij in het heiligdom, Artemis gewijd in het woud, de kostelijkste offers gebracht en de dierbare godin gesmeekt om hare bescherming voor wie ter vreeslijke jacht ging. O, hoe gejuicht had zij niet, toen trouwe Iolaos niet dood terug hem haar bracht, als zij

[pagina 82]
[p. 82]

gevreesd had, maar doorstoken alleen met de stalen vederen, de scherpe pijlen der verschrikkelijke Vogelen... Had zij niet voor-zieniglijk den balsem bereid, volgens het voorschrift van Artemis' priester? Had zij niet voorzieniglijk de sponde gespreid, met het witte, door hare werkende handen gewevene, lijnwaad? En bij iederen giftigen schacht, dien zij trok en bij iedere gapende wonde, die zij wiesch en met de geurige zalf bestreek, jubelde het blijde in haar hart, dat zij hem iets van zijn leven terug gaf... O, de vreugde, het zalig geluk, nu hij lag, stil als een doode en zoo bleek, zoo bleek uit gebloed zijn anders bronzen, bloeiend gelaat en bloeiende, bronzen leden, maar zonder één dier stalen veêren meer stekende in zijn vleesch en gansch overbalsemd zijn sterke lichaam als de klagende nymfen Adonis' tengere lijf overbalsemd, gezalfd hadden. De vrouwen terug getrokken met hare kommen en kannen en doeken, waakte alleen zij aan zijne sponde, in een mateloos geluk, dat zij hem gered had. En knielde aanbiddend toen, klein gekrompen, aan het lagere einde des legers en kuste voorzichtiglijk, om niet hem te storen, hem de wonde aan den voet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken