Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Herakles (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Herakles
Afbeelding van HeraklesToon afbeelding van titelpagina van Herakles

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Fontijn

Jan Robert

M. Stapert-Eggen

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Herakles

(1994)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVII

Het waren de lieflijke zomerdagen. Buiten, op de breede zodensponde, lag Herakles en zijne oogen droomden de landouwen over. De leeuwenvacht hing in de poort van het huis met boog en pijlenkoker en de knots leunde er tegen, als een jonge vriend, die waakte. Tusschen de omwingerde eikene zuilen, te midden der spinnende Thrachische vrouwen, zat Deianeira met hare maagden aan het weefgetouw en hare aller reizangen wisselden af met de verdere zangen der herders, der herderinnen, die de kudden langs de heuvelen weidden. In het weiland, voór het huis, woelden de wilde, witte rossen twee, draafden elkander na en wentelden dartelend over den rug door de wuivende halmen, terwijl Iolaos speelde op de fluit. Herakles' loome oogen overstaarden

[pagina 83]
[p. 83]

zijne kudden: de zwaar ge-uierde geiten en wollig gevachte schapen, de weelderig vette, bruin fulpen runderen: àl het weelige vee, dat de bewoners van lieflijk Nemea en vruchtbaar Lerna, van gelukkig Arkadië en herlevend Stymfalos hem dankbaar hadden geschonken en hij telde ze en bevond, dat hij rijk was en dat zijne rijkdommen veilig voor Eurystheus waren in het rijk van den koning Keyx.

Het waren de lieflijke zomerdagen. De eene na den andere volgde en Herakles, genezen, hernam van dag tot dag zijn kracht. Gebalsemd met den kostelijken balsem, de heilige zalf van Artemis zelve, die weldadig is aan de wonden der jagers, scheen hij verjeugdigd in mannelijke schoonheid nu met de Thrachische jongelingen hij zich meten wilde voór hij Eurystheus weêr voor trad. Tusschen de krachtige, jonge mannen, die eerbiedvol hem bewonderden, wedijverde hij mede in hun spelen; spande de boog en drilde de speer, wierp de spies en rolde de schijf, hard-liep den langen weg langs of worstelde met de sterksten en de grijsaards en vrouwen en kinderen liepen toe om te kijken en lachten blijde als hij overwon en niemand der overwonnenen, die naijverig was op Herakles, want ieders nederlaag was reeds een eere omdat Herakles hem verkoren had zich te meten met hèm.

En in het geluk dezer lieflijke zomerdagen, terwijl hij genas, en, verjeugdigd, iederen dag wies in kracht, overviel den Held vaak de onafweerbare weemoed en dwaalde hij weg door de wouden en zocht hij de eenzaamheid en zonk droef. En niet meer overstarende wat hij bezat, betreurde hij wat hij verloren had, àlles wat hij verloren had: zijne heerlijke godezoonrechten, door Hera's onverzoenlijken haat; zijne moeder, door eigene woede; zijne eerste gade, door eigene razernij; zijne zonen en dochteren, allen, allen door hèm in blinde driften verslagen! En o, goden, zij vreesden hem tóch niet: Deianeira en alle de anderen, die hem omringden in het nieuwe geluk en den nieuwen rijkdom, zij vreesden hem niet: zij beminden hem en vreesden hem niet. Maar wàt, zoo wreede Hera hem weêr verhitte de hersenen en hem verwarde de zinnen tot krank wordens toe en wàt zoo hij weder den knots of

[pagina 84]
[p. 84]

de bijl greep en om zich heen zwaaide en sloeg of, zinneloos, worgde trouwe, teedere Deianeira als hij Megara verworgd had! Wie was zeker van den dag van morgen, wien de haat der godin vervolgde als der andere goden liefde niet waakte, eén enkelen oogenblik!

Nu was hij genezen, gezond; nu was hij weêr krachtig en het Vijfde Werk was volbracht, tot zijne eigen verwondering. In welk Werk zoû hij bezwijken? In het allerlaatste, het Tiende, om met eeuwigen smaad overdompeld voor eeuwig af te dalen in Tartaros' eeuwige, eeuwige duisternis?!

In de nacht dwaalde hij langs den woudzoom en in het zachte licht van de nacht zag hij zijne bezittingen thans wijd uit liggend in lieflijk weldadigen sluimer en zijn huis genaderd, aanschouwde hij op den drempel zijne blanke vrouw, die de armen hem tegen strekte en hem noodde te bedde te komen.

En voegde hij zich in hare omstrikkende armen, vreezende, dat zij eenmaal nièt meer de liefde, maar den dood van hem ontvangen zoû, zij, die hem meer dan haar eigen leven lief had...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken