Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hooge troeven (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hooge troeven
Afbeelding van Hooge troevenToon afbeelding van titelpagina van Hooge troeven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hooge troeven

(1991)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XII

Zij kon niets meer doen: zij moest afwachten. En den dag van het vertrek, in zichzelve reeds jubelend om haar glanzende hoop, werd zij nog tot verrukking toe verblijd door de terugkomst van den koerier uit Liparië. De koerier bracht haar het antwoord van keizer Othomar mede. Het was in zeer waardeerende, bijna vriendschappelijke termen gesteld.

Nu, in de stilte van haar boudoir, met het stille gejuich in hare ziel, bleef zij, lezende en overlezende het keizerlijke epistel...

In zijn kamer zat Wladimir. Ook hem had de koerier een brief gebracht van den keizer. En ook Wladimir las en las telkens over. In de minzaamste termen behelsde de brief eene uitnoodiging van keizer Othomar van Liparië aan koning Wladimir van Thracië, om te Lipara te komen en, zoo lang het den koning behaagde, des keizers gast te zijn in het Imperiaal, waar ook de vorst van Illyrië en zijne dochter verwacht werden.

Lang las de jonge koning, in tweestrijd toe te geven aan zijne dwaasheid om Elena te trouwen, expres omdat zijn moeder er zoo tegen was...

En gehoor te geven aan de uitnoodiging van den keizer...

De uitnoodiging was heel minzaam, maar heel dringend ook. Wladimir was niet zoo jong, of hij begreep dat. En eensklaps, met een energie van zijn gedachte tegen haar eigen onbesuisdheid in, met een plotselinge omwenteling in zijn denken, besloot hij. Besloot hij heel kort en praktisch, zooals hij was. Hij besloot, maar hij meende voor den vorm den raad van Briani te moeten vragen. Het zoû goed zijn voor later, als die intrigant in de meening was, eenigen invloed op hem te kunnen uitoefenen. Hij ontbood Briani, las hem de uitnoodiging voor. En hij vroeg Briani's raad.

- Uwe Majesteit kan zeker niet anders doen, dan aan dit hoffelijk

[pagina 58]
[p. 58]

verzoek van den keizer van Liparië gehoor geven, sprak de secretaris met zijn matte stem.

De koning zag hem weifelend aan.

- Zoû je dat meenen, Briani? vroeg hij en kneep zijn kleine oogen half dicht. Nou, we zullen dan eens zien, als dat jouw opinie is...

Toen, met zijn brief, ging hij naar het appartement van zijn moeder...

Hij vond haar glanzend van jeugd, van schoonheid.

- Ik heb een brief van keizer Othomar, sprak zij, zoodra zij hem zag en haar stem jubelde...

- Ik ook, mama, antwoordde hij droog.

Zij verschrikte. In haren brief was geene toespeling op den zijne.

- Wat schrijft de keizer? vroeg zij haastig.

Hij reikte haar het epistel over. Zij werd bleek.

- Maar je zoû naar Thracië teruggaan, niet waar?

- Ja, en wat raadt u mij?

Zijn oogen knepen zich bijna geheel dicht. Zij sidderde als in koorts. Zij had een zwak spel op dit oogenblik.

- Ik geloof, dat je de invitatie op het oogenblik niet kunt aannemen, Wladimir, sprak zij, zacht overtuigend. Je bent al zoo lang van Thracië weg; er zijn dringende zaken, die wachten: de ministers...

- Wachten ook, voltooide hij droog, goedmoedig. Ik denk, dat ik zal gaan, mama. Ik geloof, dat het onverstandig is keizer Othomar boos te maken.

Hare beenen trilden onder haar en zij zonk neêr op den divan, zuchtende. Hij, op het punt te gaan, keerde zich om.

- A propos, mama. Ik zoû u heel gaarne nog iets vragen. Zoû u mij een dienst willen doen?

Zij haatte hem op dit oogenblik.

- Wat dan? vroeg ze.

Hij ging zitten, hij nam haar hand en streelde haar mooien onderarm.

[pagina 59]
[p. 59]

Hij lachte en haalde de schouders op over zichzelven.

- Ik ben wel dwaas geweest, mama. Ik heb nogal met Elena gesproken, toen zij hier was... Ze heeft zich dingen in haar hoofd gehaald. Zoo een hoofdje is zoo gauw in de war. Enfin, ze rekent er op, dat ik in Thracië kom. Ze denkt dat... nou ja, ze denkt, dat ik haar trouwen zal...

Het was dus waar...!

- Nou woû ik u vragen... wil u zoo goed zijn haar eens te schrijven? Dat het natuurlijk niet kan... Dat het een dwaasheid zoû zijn... Zeg maar, dat keizer Othomar het niet hebben wil... Het is voor mij zoo lastig zoo een brief te schrijven. U zal dus dat zaakje wel in orde maken, niet waar?

Zij viel bijna in zwijm: het duizelde haar hevig. Zijne woorden goten een kilkoud bad over haar uit.

- Je bent een slechte jongen... stamelde zij: maar ik zal haar schrijven...

- Ik ben zoo slecht niet, antwoordde hij goedmoedig. Ik vind Elena wel een lieve meid. Ik heb er wel over gedacht... maar het zoû toch te dol zijn, niet waar?...

Hij liet haar alleen; hij zag, dat zij niet wel was en alleen wilde zijn. Begrijpen deed hij haar niet. Hij had haar spel niet doorzien. Alleen een onwillekeurige plotselinge omwenteling in zijn denken had hem behoed onbesuisd te handelen.

Zij begreep het: die plotselinge omwenteling had zij niet voorzien. Zij had haar spel berekend, heel fijn, maar de werkelijkheid, met een zwaaitje van gedachte, troefde haar. Zij verloor...

Half in onmacht was zij neêrgezonken. Hare koortsige vingers verkreukelden den brief van den keizer van Liparië, hare nagels scheurden in de zijde van haar kussens. Al hare hoop knakte ineen: er was niets meer...

- Het leven is tegen mij... mompelde zij. Al een langen tijd is het leven tegen mij...! Maar ik geef het niet op. Misschien een volgenden keer...

Toen knakte zij in een, en achter hare handen deed zij wat zij nooit deed: zij weende bitter...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken