Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

XXXIII

Ongerust dien morgen waren de wachten. Ongerust waren zij steeds, als Bagoas des nachts voor den Koning gedanst had en de tent dan verliet, op zijn laatdunkend wiegende pas van eunuch maar deze nacht was Bagoas niet bij den Koning geweest. Meestal, des morgens, was Alexandros reeds ontwaakt vóor zijne wacht werd gewisseld. Nu bleef het stil in de tent. Hoog rees de zon reeds de heuvelen uit, de tijd drong; de Perzen, daar ginds, werd gemeld, drongen rustig, langzaam, de vlakte in en de Vrienden dorsten niet de falanxen opstellen vóor het hoogste bevel was gegeven. Eindelijk besloot Parmenion zelve te bevelen, dat de troepen hun ochtendmaal nemen zouden. Toen drong de opperbevelhebber de koninklijke tent in. Alexandros sliep.

Parmenion riep, te vergeefs; eindelijk wekte hij Alexandros met de hand op diens schouder, zijn stem aan diens oor. Alexandros opende de oogen. Hij glimlachte.

- Het is dag, zeide Parmenion. De vijand nadert in slagorde. En uw leger wacht nog uw orders. Waar is uw gewoonlijke geestkracht?

Alexandros richtte zich.

- Denkt ge, zeide hij kalm; dat mijn lichaam dadelijk slapen kon? Voór ik mijn geest ontlast had van allen zorgelijken druk?

Hij loog; van uitgeputheid en radeloosheid was hij aanstonds in looden slaap gezonken.

- Laat de tuba het sein tot den eersten aanval geven, terwijl ik mij wapen.

De schildknapen waren binnen gekomen. Buiten, van falanx naar falanx, weêrschetterde klaterend klaar der koperen klaroenen schal. Duidelijk hoorbaar, op deze uitstekende hoogte, was de dadelijk vermeerderde bruisching der duizenden en duizenden Barbarenstemmen of zij ‘eindelijk!’ riepen en jouwden.

[pagina 230]
[p. 230]

Terwijl de schildknapen om hem bezig waren, vroeg Parmenion:

- Hoe kondt ge slapen? Ik en uwe Vrienden sliepen nauwlijks.

En verbaasd om de jonge frischheid van Alexandros' wezen, staarde hem Parmenion aan.

- Is het verwonderlijk, dat ik eindelijk sliep? zeide Alexandros en zijn stem klonk in kalmte harmoniesch met zijn rustigen blik en glimlachenden mond. Toen Mazaios de velden verbrandde en dorpen vernielde en voór onzen tred alle voorraad en voedsel vernietigde, was ik niet van mijzelven zeker. Wat vrees ik nu, dat de Pers mij slag leveren wil? Bij Herakles, hij vervult mij mijn wensch. Ga thans, Parmenion; ik volg u dadelijk...

De schildknapen omgespten Alexandros in zijne wapenrusting der groote dagen: zeer zelden doste hij die. Het was een Siciliaansch lederen ondergewaad, dat een band om het middel omgaf en het was een dubbel kuras van zwaar gestikt lijnwaad, waarover een ijzeren maliënhemd nauw sloot, breed makende èn schouders èn borst maar latende slank de leest, terwijl de lederen repen, koper-beslagen, langs de bloote dijen te voorschijn vielen. Het halsstuk, als een omglooiende kraag, was van ijzer ook, met gesteente, maar zonder kunst, bezet en vreemd was daarom de groote, ronde gesp, die op de borst het maliënhemd sloot, gesp van edeler goudsmeêkunst, geschenk van de stad Rhodes en gewerkt door den beroemden Helikon. De scheenstukken, de schoenen waren van blinkend ijzer en leêr en de helm, het werk van den wapensmid Theofilos, was van ijzer eveneens maar blinkender had zilver niet kunnen zijn. De koraalroode struisvederpluimen wuifden er uit. En het zwaard, het lichte maar vlijmende, dat hem de Koning der Kitiërs gegeven had, greep Alexandros ter hand en toen hij gereed was, stond hij niet groot maar forsch, breed, krijgshaftig, met zijne opblijdend schitterende oogen, klaarblijkelijk Koning en veldheer en een weinig ruw en plomp in de verfijnd Perzische tenteweelde van Dareios.

Het was of hij zijn zelfvertrouwen hervonden had. Voor de tent stond hem, breed gezadeld, Bukefalos voor gehouden. Hij

[pagina 231]
[p. 231]

bezag het ros, bezag zadel en tuig en toen zeide hij en zijn stem verweemoedigde trots den stadigen glimlach:

- Zoudt ge ooit oud worden, mijn trouwe paard? Hoe ook, ge zijt nu nog krachtig om mij te dragen.

Hij steeg op. Hefaistion reed hem ter zijde. De wacht zijner argyraspiden, onder bevel van Nikanor, Parmenions zoon, omringde hem dadelijk. Toen hij de agema, het keurkorps der ruiterij, die Kleitos commandeerde, voorbij reed, rolde de donder van het gejuich hem te gemoet. Zoo als zij hem zagen nu, beminden zij hem, zijne soldaten, officieren, wisselend be-indrukt hunne soldateske zielen in hem nu ongunstige, dan gunstige stemming. Hij naderde de escadrons van Filotas' ruiterij en de zelfde onoverwogen toejuiching sloeg hem zalig in zijn glimlachend gelaat, zoo klein en jong en rond in het helmraam, dat hij een knaap scheen, hoe plomp ook in de rusting en breed en forsch. Hij reed voorbij Meleagros' cavalerie en toen langs de geschaarde falanxen: het gejuich weêrechode tegen de heuvelen aan; uit de vlakte daar achter brulden de Barbaarsche oorlogskreten ongeduldig terug. Koinos, achter zich Orestes, Lynkestes, schaarden juist hunne ruiterijen; Polyperkoon en Amyntas voerden in het veld de Illyriërs aan, Filagos de Balakriërs, wier bondgenootschap Alexandros aanvaard had: het was de rechtervleugel van zijn heirmacht.

Trots het brullen der Barbaren achter der heuvelen muur reed Alexandros, steeds rustig, steeds glimlachende naar den linkervleugel. Hij wuifde blijde toen hij den somberen, sterken Krateros zag met geheel de Peloponnezische en Achaïsche ruiterij, met die der Lokriërs en Maliërs; hij wuifde blijder nog toen hij de Thessalische ruiterij zag met Filippos. Niet begreep hij meer hoe hij dien vorigen dag en nacht had kunnen twijfelen.

- Laat de Agrianen met Attalos zich opstellen als versterkingstroepen, niet in front- maar in zijlinie. Ook de Kretenzische boogschutters...

Parmenion haastte zich het bevel te doen uitvoeren. Hij gevoelde zijn Koning bezield, wierp niets tegen, ontving het bevel deemoedig als ware hij, de wijze en ondervindingrijke, een on-

[pagina 232]
[p. 232]

dergeschikt officier. Reeds waren de Illyriërs, de Thraciërs met den rug geschaard naar de anderen, zoodat het geheele leger zich in een cirkel vertoonde: Alexandros reed hen langzaam, wuivende, langs. Zijn stem klonk klaterhel; hij maande hier en daar aan met een enkel woord, met een zin: hij hoorde zich gaarne zulke zinnen zeggen, die bezield en spontaan hem ontwelden. Hij riep zijn troepen toe zich te herinneren den Granikos en Issos, Syrië en Egypte... En dat zij ook hier overwinnen moesten... Tusschen de schitterende zinnen door, riep hij de praktische raadgevingen: als de Barbaren schreeuwende aanstormen zouden met hunne zeiswagens, moesten zich de falanxen openen en stilzwijgende den aanval tusschen hen door heen laten schieten: als de Barbaren met hunne wagens zonder te schreeuwen naderden, moesten de zijnen zelve door verschrikkelijk geschreeuw verwarring stichten in hun drom... Dadelijk daarop ontwelde hem weêr de rhetoriek: of die Barbaren daar ginds nu Karduchen waren of Skythen, wat deerde het? Gevoelden zij voor een Perziesch vaderland als zij allen voor Macedonië en Hellas? Het waren honderdduizenden mannen maar zij, de Macedoniërs, zij waren allen soldaten al telden zij slechts duizenden!

- Ik laat mijn deel van den buit geheel over aan ù!

Hij zwaaide de hand uit. Toen had hij een blik naar het vrouwenkamp: bewaakt bleef het daar ginds, achter, met trein en tros, op een heuvel, ver van de vlakte, waar de strijd zoû woeden... En een snerpende smart doorsneed hem het innigste der ziel omdat Stateira niet daàr meer was...

Toen draafde hij weder tot vóor het front. En zijn commando weêrklonk, het zwaard hoog geheven.

Geheel het leger doortrilde de eerste beweging: naar den heuvelmuur toe, wier passen als poorten vrij door de Perzen waren gelaten. De Macedoniërs stormden de heuvelen op: weldra rezen zij vóor de Perzen en brullende Barbaren overal zichtbaar op tusschen de spleten. En stortten zich in de vlakte.

Dareios, op zijn strijdkar, ginds, in de Oostelijke verte, staande, jubileerde: nu zoû hij overwinnen! De Macedoniërs waagden zich in de opene vlakte...

[pagina 233]
[p. 233]

...Zijne moeder, ter andere zijde, in de verte ten Westen, de hand voor de oogen, poogde te zien; tusschen den drom der eunuchen en wachten, de twee jonge prinsessen ter zijde, zag zij de Macedonische ruggen, hunner paarden schoften verdwijnen in passen en bergpoorten.

- Heden! Heden! riep Sisygambis. De beslissing!

En zij wist niet ten gunste van wien haar die lief zoû zijn en omdat hun allen de vlakte des strijds zelve onzichtbaar bleef, luisterden zij naar het ontzettende stemmedruischen der beide legeren...

Dat aandaverde, verdaverde en weêr daverde daar ginds, achter den heuvelenmuur.

Het was reeds een zonnestraal schichtende zomerdag: verschrikte vluchten late zwaluwen trokken ten Noorden toe over een wolkenloos diep blauwe lucht.

Het was de dag van den slag van Arbela.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken