Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

XXXIV

Schuin stortten de Macedonische falanxen de vlakte in want overloopers hadden gemeld, dat hinderlagen, den Perzen bekend door zekere teekens, en kuilen in haar midden gegraven waren; schuin stortten, watervallen gelijk, mannen en paarden, in golf na golf, de heuvelen af en overvloeiden hunne dichte massa's de effene terreinen ten Zuiden. Schuin naar hen toe, als een zee, die stroomde, vloeide snel het Perzische leger, Bessos en zijne Massagetische ruiters schreeuwende hun barre oorlogskreten, vooruit, de allereersten. Plotseling schoten overal de vierspannen der zeiswagens uit, over de vlakte. De vreeslijke monsterspinnen, de reuzeschorpioengedrochten, de ijzeren drakedieren, die de wagens waren - en hunne paarden waren éen met hen, van uitstekende messen hunne halsters voorzien - overliepen de wijde vlakte... Overal warrelden hunne wielen. En de zeizen en sikkels, aan de wielen warrelende, wirrelende, snel, met de wielen mede, schenen krie-

[pagina 234]
[p. 234]

belende, metalen pooten, schichten schietende over geheel het veld tusschen de beide, elkaâr naderende legeren.

Hoe ook de Vrienden hunne falangieten hadden voorbereid, oogenblikkelijk, onvermijdelijk, waanzinnigde de paniek. De Macedoniërs vluchtten naar alle zijden: de ontwrichte falanxen losten op in den dollen schrik: afgemaaide ledematen, schrikwekkende rompen bezaaiden dadelijk den zandigen grond, die het bloed dronk bij plassen...

Een lichte stofnevel stuivelde omhoog...

Terwijl dadelijk ook, nauwlijks na het eerste treffen, Mazaios met duizend ruiters was weten om te rijden op wijden afstand, de heuvelen op en tusschen door, nakende hij bijna zonder hindernis tot achter bij den trein.

- Gevangene landgenooten! riep hij de verraste Perzische wacht toe. Verbreekt uw boeien, komt hier, vereenigt u met ons!

De Perzen waren er niet geboeid. Ofschoon gevangen genomen bij Issos, waren zij meer dan twee jaren gewend Alexandros als hun heer te beschouwen. Het waren mindere officieren en boogschutters en al dien tijd waren zij geweest de eigene, gewaardeerde lijfwacht der Perzische, vorstelijke Vrouwen; de enkele gevangene prinsen en satrapen had Alexandros met Oxathres voorzichtigheidshalve te Sidon gelaten. En deze Perzen verroerden zich nauwlijks op den kreet van Mazaios; slechts toen de Macedonische wachten, in een plots bloedbad, om hen werden doorstoken, vermoord, toen de wagens werden door de overvallers geplunderd, kwam het tot hen, dat zij bevrijd werden. Een nieuw gevoel wekte in hen deze plotse bevrijding en zij liepen naar de tenten des vrouwenkamps, in alle Perzische weelde gericht op dien achtersten, Westelijken heuvel: eunuchen verschenen op den drempel van het pavillioen en keken nieuwsgierig uit.

- Wij zijn vrij! riepen de Perzische boogschutters en officieren. Waarschuwen wij Dareios' Moeder: wij zijn vrij, wij zijn vrij!

Op het zelfde oogenblik trad Sisygambis buiten. Haar gebaar weêrhield de haar volgende, jonge prinsessen achter zich in de tent. Het geschreeuw, het geweld om de, ginds in lange rijen

[pagina 235]
[p. 235]

opgestelde en overvallene, bagage-wagens, had haar buiten gelokt, slechts enkele minuten nadat zij, na te vergeefsche uitspieding, was binnen getreden. Het was haar onmogelijk te gelooven aan de waarheid van den kreet harer wachten.

- Dareios' Moeder en Koningin! Wij zijn vrij! Wij zijn vrij! Daar ginds nadert Mazaios!!! Reeds rijdt hij hierheen!

Maar uit andere tenten liepen in een verwildering drommen van vrouwen aan. Het waren álle de vrouwen, slavinnen en courtizanen, die de Macedonische overwinnaars gevolgd waren uit de overwonnene landen. Trein en vrouwenkamp plots onverwacht overweldigd, vluchtten zij schreeuwende, krijschende, gillende naar Sisygambis, de, om Alexandros' vereering, altijd machtigste onder haar. Er ijlde een zeer schoone Griekin, met hare eigene slavinnen. Karduchen achtervolgden haar, woeste Barbaren in beestenvellen.

- Moeder van Dareios! schreeuwde zij. Bescherm mij! Bescherm mij!!

En rillende, gillende smeet zij zich neêr voor Sisygambis' voet, radeloos hijgende, grijpende der vorstin den zoom van haar kleed.

De wilde jubel der mannen, de ontzetting der vrouwen warrelden, warrelden daar om Sisygambis.

Maar enkel haar handgebaar was voldoende om de Barbaren, die haar wisten de gevangene Moeder van der Koningen Koning, te weêrhouden.

- Wie zijt gij? vroeg Sisygambis de rillende vrouw.

- Antigone, Filotas' slavin! Moeder van Dareios, bescherm mij!!

- Wijk in de tent...

Met een schrillen schreeuw van blijdschap richtte zich Antigone en vlood tusschen de eunuchen binnen het pavillioen.

- Wij zijn vrij, Moeder van Dareios! riepen de toeloopende, Perzische wachten. Hier is Mazaios!

Zij wezen met hunne speren. Het was werkelijk Mazaios. Skythen en Karduchen omringden hem, dringende op hunne paarden, in een geweldigen drom van brute kracht.

[pagina 236]
[p. 236]

- Moeder van Dareios! riep Mazaios nu zelve. Gij zijt vríj!

Zij stond onbewegelijk; tot doodsbleekte verbleekt, staarde zij, roerloos, hem aan.

- Is dat mogelijk? riep zij.

- Hoe kunt gij twijfelen, o mijn Koningin! Gij zijt vrij met alle Perzen, die met u zijn! Mazaios verlost u, u en Dareios' kinderen!!

En juichend hoopte hij, in zich, de belooning: de jonge Stateira, de oudste der dochteren twee.

Maar Sisygambis bewoog zich niet. In haar woelden de niet uitdenkbare gevoelens; de verlangens streden plots in haar razende, radeloos: zij wist niet meer wat zij wenschte. Was Dareios overwinnende...? Zoo plotseling? Was Alexandros verslagen, gevangen... dood?! Zegevierden de Perzen?

Zij hoorde Mazaios niet meer, die riep, dat zij vluchten zoude met hem, met alle de haren, die gebood haar harmamax inspannen te doen, of dat zij, zoo hiertoe tijd ontbrak, zoû stijgen te paard. Zij hoorde niet meer; het streed in haar, terwijl roerloos zij stond, allerverschrikkelijkst. Hare eerste gedachte was blijdschap geweest om haar zoon, het vleesch en bloed van haar vleesch en bloed. Dadelijk daarna had zij gedacht aan Alexandros. Een smartelijke pijn doorsneed haar de hartstochtelijke ziel: zij gevoelde, dat zij Alexandros beminde en om zijn nederlaag lijden zoû zonder dat Perzische overwinning haar troosten zoû.

In die liefde, hartstochtelijk maar moederlijk, verried zij haar eigen zoon. Zij riep:

- Zoo gij ons bevrijddet, o Mazaios, van het Macedonische juk, dank! Maar blijven wij hier, zoo lang nog de strijd, nauwlijks begonnen, duurt!

En zij bleef staan, te zelfder plaats en wees naar den grond. Zij vluchtte niet. De eunuchen drongen haar.

- Vlucht gij allen zoo ge wilt! riep zij toornig. Hoe zal ik, hoe zullen de vorstelijke maagden vluchten zoo lang niet de strijd is beslist? Te midden der vechtende mannen zouden wij zeker geraken! Zoo Mazaios het vrouwenkamp heeft genomen, bewake hij ons hier ter plaatse zelve!

[pagina 237]
[p. 237]

En weêr wees naar den grond zij, onwrikbaar. De eunuchen begrepen haar en haar uitvlucht. Zij hàd kunnen vluchten: een harmamax ware dra ingespannen, paarden konden worden gezadeld...

Mazaios, te paard tusschen zijn dringende, wilde ruiterij van Barbaren, bezwoer haar nu, roepende nog eenmaal. Zij krampte de handen, zij hijgde: hare voeten bewogen niet van den grond.

- Gij wilt niet, ge wilt niet! riep hij razende.

Zij richtte zich hoog.

- Bewaak ons hièr! beval zij, sidderende heimelijk van angst om Alexandros, tevens denkende aan haar overwinnenden zoon, die, ontzetting!, Alexandros over het slagveld, aan zijn kar gesnoerd, sleepen zoû...!

Maar allen, wijzende, zagen Menidas met zijn argyraspiden over de heuvelen aanstormen om de overweldigers van het vrouwenkamp te verjagen. Mazaios stortte voorwaarts; nu drongen de eunuchen Sisygambis binnen de tent. Velen van de Perzische wachten liepen mede met Mazaios en zijn ruiterij; slechts enkelen bleven, weifelende, liepen toen de anderen toch achterna.

Libysche vrouwen, tusschen de, om de koninginnetent bescherming zoekende vrouwendrommen, kreten op dit oogenblik op. Het was om een troep reusachtige Derbiken - wilde beesten schenen zij in hunne dierenhuiden - die, roofzuchtig, achter gebleven, overbelast met buit uit de wagens, deze Libysche vrouwen trachtten te overweldigen. Hun buit - kostbaar vaatwerk was het vooral, reeds op de Perzen door de Macedoniërs buit gemaakt en behoorende aan Filotas, den weelderige - verhinderde hen te doen als zij wenschten zoodat zij, verschrikkelijk, lachwekkende, komiesch als op de achterpooten loopende immense beren, de gouden amforen en schalen uit hunne graaiknuisten verloren als zij de tegenworstelende vrouwen grijpen wilden en de vrouwen luid schreeuwende te ontsnappen wisten her en der. Eéne enkele, het bronskleurige, zuiver gebootst jeugdige lijf naakt, nu gescheurd af viel haar lendendoek, greep een der ruige reuzen bij de korte, uitstaande, kroeze haren, rukte haar uit de

[pagina 238]
[p. 238]

andere vluchtenden tot zich... Zij wrong zich wanhopig en plotseling besprong zij hem als een tijgerkat aan zijn zwaren nek, de tanden knauwende slaand in zijn pezige vleesch; hij brulde van pijn en woede, greep zijn dolk, terwijl buit en vrouw hem ontvielen maar voor zij vluchten konde, graaide hij Leptis op nieuw bij den hals, omsloot dien in zijn vuist en stiet, haar worgend, den breeden priem in haar borst, zoodat de roode fonteinstraal hem spoot in zijn gebaarde beestesmoel... En vluchtte hij met de andere Derbiken voor de argyraspiden van Menidas, die van het vrouwenkamp wèg joegen en joelden de eerst bevrijdende Perzen...

Terwijl liggen bleef, naast gouden schaal en amfoor, vertrapt, in breeden bloedplas voor de tent van Sisygambis het naakte, nog maagdzuiver gebootste lijf van Leptis, de geliefde Libysche van Gorgias, den hopman...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken