Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

XXXVII

Slechts twee dagen rustte het leger volkomen. Den daarop volgenden dag vertrok Alexandros met de troepen, die het minst hadden geleden, langs den postweg naar Arbela, waarheen Dareios - het kon niet anders - gevlucht was.

Alexandros had deze nazetting van Dareios met uiterste wilsontplooiïng door gezet. De Macedoniërs vonden, dat de oorlog uit was en Alexandros meester van Azië, al was Dareios gevlucht. Ook de Vrienden waren allen meer of minder onwillig. Door het geheele leger was het gerucht gegaan, dat, hoewel Mazaios met zijn troepen gevlucht was naar Babylon, de weg er heen niet bewaakt was en Babylon, de reuzensterke stad, niet verdedigd. En wilden zij allen naar Babylon. Toen Arbela, waaruit Dareios reeds

[pagina 252]
[p. 252]

in de richting van Ekbátana was gevlucht, verder Medië in, zich zonder strijd over gaf met geheel de er verzamelde gaza van den Perzischen Despoot - huisraad, kostbaar vaatwerk, purper en gouden stof, vierduizend talenten gouds - kwam er over Alexandros zelven die zelfde onwilligheid om den verslagen vorst in Ekbátana in het nauw te drijven.

Het waren als vreemde geheimzinnigheden, die dreven als met verloomende geuren door deze Aziatische luchten. Maar de Macedoniërs gevoelden zelfs niet die geheimzinnigheid, dachten nog minder daar over, Parmenion uitgezonderd. Zijne bejaardheid, zijn doordringende blik van ouderen, bezadigden, wetenden, denkenden grijzaard hadden reeds dadelijk voorgevoeld, hoe een land van oudere beschaving, een klimaat van zoelte en zwoelte, een oververfijnde volksziel invloed zouden oefenen kunnen op den jeugdigen overwinnaar, uit het jeugdig land der frissche winden en der zielen van eenvoud. Hij had de Perzische vrouw gevreesd en gewild, dat Alexandros in Barsina haar overwon, vóor zij hém overwon. Maar de bekoring, die Parmenion noodlottig gevreesd had, school minder in aan te wijzene wezens en dingen dan in geheime invloeden, geheimzinnigheden onzegbaar, onzichtbaar...

Als met verloomende geuren door deze Aziatische luchten drijvende... Waarom vervolgde Alexandros Dareios niet tot Ekbátana? Hoewel Parmenion reeds twee jaren her, na Issos, den oorlog gewonnen verklaard had, begreep hij niet, dat Alexandros, getrouw aan eigen beginsels, nu niet door voer... Waarom was de weg naar Babylon onbewaakt door de Perzen gelaten? Waarom versterkte zich de wereldstad Babylon niet? Mysterie, mysterie... Het was als om te veel zomerzwoelte, die zwaar hing van paradijsleliegeuren onder blauwigen palmenschemer en verlamde de geestkrachten dier jonge Vrienden en veldheeren en van den Koning Alexandros zelven. De oude opperbevelhebber, evenveel wijsgeer als soldaat, hoewel geen priester en ziener, wijzer van ziel toch dan de steeds gelukkig tastende en radende waarzegger Aristandros, droomde vaak over deze dingen, die zoo ver lagen

[pagina 253]
[p. 253]

buiten militairen gezichtskring en die hij toch steeds had aangezweemd en willen begrijpen. Maar het geloof aan de Noodlottigheid en dat gebeuren moest wat moest gebeuren, overheerschte geheel deze wijsheid.

Dat zich de dingen nu zouden voltrekken als de goden hadden beschikt. Na den laatsten slag voelde Parmenion hoe Alexandros hèm, onrechtvaardig, verweet, dat Dareios niet was gevangen genomen. Raad zoû Parmenion niet meer geven. Meer dan dienaar en beveluitvoerder zijns Konings zoû hij niet meer willen zijn. Maar in zich overdacht hij het steeds: wat vreemde geheimzinnigheden, met verloomende geuren door deze Aziatische luchten drijvende...!

De vrouwen, de Perzische Vrouwen...? Die liefde als van een moeder, maar hartstochtelijk, van Sisygambis voor Alexandros... Alexandros' liefde voor haar als waarmeê hij Olympias nooit had bemind... Barsina, naar het scheen vergeten, trots haar zoon, Alexandros' kind, in Sidon... Die beide, kleine prinsessen met hare abrikozegezichtjes en hare koel donkere, groote oogen vol bedwongen maagdegeheim... En Stateira, de lieflijke doode...

Parmenion had geraden, dat Alexandros haar lief had gehad. Somtijds had hij getwijfeld. Meer malen was hij zeker geweest... Neen, het was niet de Perzische vrouw alleen... Het was méer dan zij: het was als verloomende geur en omtooverende muziek van niet zichtbare, onbekende luchtharp en peri-stem en die dreef, die dreef door deze Aziatische luchten...

Dan dacht Parmenion aan zijn beide zonen, Nikanor en Filotas, beiden Vrienden des Konings. Nikanor, de sombere, Filotas de levensblijde. Beiden onvergelijkbare veldheeren en soldaten... Nikanor, in stilte, zonder vrienden of feestgelag - dacht Parmenion - weêrstond niet de Perzische wellusten, welke zij ook waren. Filotas, juichender, haalde ze in en vierde de teugellooze orgieën. ‘Mijn zoon, houd maat: wees voorzichtig, betoom u!’ hoe vaak had niet reeds de krachtig oude, levenswijze vader het voor de oogen gehouden dien jeugdigen, juichenden zoon, wiens tenten reeds velen werden, wiens karren met buit anderen den

[pagina 254]
[p. 254]

weg in den legertrein sperden, wiens weelderigheid grooter werd dan die des Konings en wiens slavinnen een stoet reeds vormden rondom de blonde Antigone...

Maar dat zich de dingen zouden voltrekken als de goden hadden beschikt... En de Vrienden gevoelden niet en dachten nog minder over àl dit vreemde: dat Alexandros Dareios niet belegerde in Ekbátana, dat de weg naar Babylon vrij lag, dat Babylon zich niet versterkte... Zij verlangden allen naar Babylon. De stad lokte hen, lokte hen... Vóor zij, overwinnaars, naar huis toe keerden, wilden zij Babylon zien, de stad der ongelooflijke immensiteit en legende...

Voor Alexandros, in de stille nachten, in de gedempte pracht-atmosfeer der blauwgoud schemerige tent, terwijl wazig de glansvlam der goudene lampen verwemelde, danste Bagoas en danste hij die legende. Danste hij de Babylonische mythe harer oudste goden, danste hij de gloedzwoele overleveringen harer eerste koningen en koninginnen. Danste hij Semiramis, door duiven gevoed, wier naam zelve ‘de duive’ beduidde: zij, eerst slavin, later krijgster en Koningin, krijgshaftig, oppermachtig om haar zwaard, trots hare schandelijke liefden en wier wellustschimmen nog dwalespookten door de bloembosschages der Hangende Tuinen, onder de wiekkolos-getorste zolderingen der antieke paleizen, saffierblauw van bazalt en bloedrood van porfier. Antiekere dingen nog danste hij, van voór Babylon Ninive had overheerscht, de in ruïne vergaande stad, die Babylon eeuwen her had overweldigd, met geheel het Assyrische rijk van Sardanapalus en hij danste geheel de ziel van Sardanapalus en Alexandros, in dronkenschap van wijn en ongewetene zaligheden van schoonheid en weelde en lust, schouwde toe den opgeroepenen raadselvorst, jaren lang in zijn belegerde stad zwelgende in niet meer gewetene, nog slechts te radene zin-uitlevingen, die hem de goden benijdden, tot hij om te vergaan in vuur, voór hij vallen in 's vijands handen kon, met zijn lichtekooi-oogen blikkende over ál wat hij verliet, de cederen balken des brandstapels besteeg, over zijn gestapelde schatten gebouwd, tusschen schoonste kinderen, jon-

[pagina 255]
[p. 255]

gelingen en vrouwen, die hij als zichzelven wijdde der vlam.

Alexandros, in Arbela, smachtte naar Babylon, waar hem de geheimen dier godmenschen des Verledens ge-openbaard zouden worden.

Om wat gefluisterd werd van Babylon, smachtten alle Macedoniërs naar Babylon.

En peinsde alleen noodlot-vroom Parmenion, wiens wijsheid niet uit wist te weten...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken