Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

XII

Te zelfder plaats, waar Alexandros Ariobarzanes geslagen heeft, wordt het kamp gericht, aan den rand van het ravijn, ter eene zijde het ijle olijvenwoud, waardoor de weg naar Persepolis gaat - de rijke hoofdstad te nemen nu! - ter andere zijde het wijde vergezicht over ver verglooiende bergen en eindelooze, in opgeklaarde lucht verglijdende horizonnen. Voor een zoo groot

[pagina 323]
[p. 323]

leger is nu voort te gaan niet zonder gevaar, om mogelijke hinderlagen over afgronden gelegd en de soldaten verlangen rust, rust, rust. Maar Tyridates, bewaarder der Perzische koningschat in Persepolis, zendt Alexandros een boodschapper met brief: de bewoners der stad, zeker nu, dat zij in Alexandros' macht zullen vallen, dreigen de gaza te plunderen en dan te vluchten naar het Oosten toe... Dat Alexandros kome, smeekt de Pers, bang voor des Macedoniërs toorn; dat hij dit verhindere; de weg is gemakkelijk, al vloeit ook de Araxes er dwars door heen...

Het is genoeg om Alexandros niet lang verwijlen te doen. Goed, dat het voetvolk ruste en blijve in het kamp. Minder zwaar hebben het de paarden gehad; stapvoets steeds geloopen, hebben zij slechts korte pooze geklauterd en kort heeft de strijd geduurd. Hij is onvermoeid, Alexandros; die zelfde nacht, na rustpooze, gaat hij op weg: tegen de dageraad ziet de troep den Araxes kronkelend glinsteren...

De verlaten, langs den stroom liggende gehuchten leveren, onder bijlhouwen en mokerslag, spoedig de steenen en planken om bruggen te leggen. De rivier wordt over getrokken. Persepolis naderen zij nu... Het is of Alexandros vergeten is, dat hij eenmaal den naam dezer stad, door een zoete stem gezegd, verlangend, smachtend heeft hooren klinken... Hij heugt zich niets meer van vroeger... Hij heeft dezer dagen van moeite zelfs geen boodschappers naar Suza gezonden, naar Sisygambis en het kleine Koninginnetje. Een koorts verteert hem: hij wil verder. Hij wil eindelijk Perzië hebben, kneden in zijn vuist. Persepolis: het is niets meer voor hem dan de schatkamer der Perzische Koningen. Niet voor zich begeert hij het goud: voor zijne soldaten begeert hij het, opdat zij tevreden zullen zijn en de wereld, verder, steeds verder, voor hem en met hem zullen veroveren.

Persepolis: o zoo de inwoners slechts geen tijd hebben de gaza te plunderen en te vluchten! Zoo Tyridates slechts te vertrouwen is! Anders zal hij hem villen door zijne beulen laten! Geld en goud moet hij hebben om zijne steeds ontevredene Macedoniërs blijmoedig, manmoedig te houden. Persepolis moet hij hebben.

[pagina 324]
[p. 324]

Reeds rijzen tegen den gloor van den nieuwen dag de lange, rechte lijnen van de muren der stad. Een troep mannen - vluchtelingen? - komt de Macedoniërs langs den ver overzienbaren weg te gemoet. Zij roepen in het Grieksch, zij juichen maar het is of zij geen tongen hebben. Wee, o wee: zij komen nader; het zijn Grieksche gevangenen, vierduizend; reeds jaren zuchten zij in Perzische slavernij! Hun aanblik doet de ontroerde Macedonische ruiters weenen: deze stoere mannen, licht ontroerd, weenen snel, weeklagen dan en ballen de vuisten of wringen de handen. Want deze gevangenen zijn allen verminkt op gruwzaamste wijze: er zijn er wie een voet is afgehakt, linker- of rechterhand; er zijn er wie ooren en neus zijn afgekapt, tong is uitgerukt of, met gloeiend ijzer, gebrandmerkt zijn op voorhoofd en wangen om tot langdurigen spot te dienen. Men heeft hen in Persepolis vrij gelaten om Alexandros te gemoet te gaan. Zij zijn in rag en rafel en bibberen om de koude. Hunne beklagenswaarde aantocht van hinkende kreupelen en bijna spraaklooze, handlooze mizerabelen wekt Alexandros' verontwaardiging en woede op.

- Dàt doen de Perzen! roept hij en wijst naar de vierduizend Hellenen.

Zijn stem trilt van ontroering en tranen. O, hij haat Perzië, hij haat de Perzen, hunne weelderige steden, hunne barbaarschheid, hun zeden! Hij zal deze vierduizend ongelukkigen naar Hellas zenden of, zoo zij zich schamen, verminkt en mizerabel hun vaderland terug te zien, zal hij hun land geven in de overwonnen satrapieën, opdat zij het kunnen bebouwen en rustig oud mogen worden, in den weemoed, die de geledene smarten laten maar getroost, zooals hij, Alexandros, vermag. Kleederen zal hij hun geven, drieduizend drachmen ieder, graan en vee...

- Er is geen stad Hellas vijandiger geweest dan Persepolis! roept Alexandros uit tusschen de Vrienden. Van daar uit heeft de eerste Dareios, heeft Xerxes den oorlog en de vernietiging beraamd tegen onze landen! Neemt haar, makkers: neemt Persepolis!

Zijn zwaard wijst woedend de richting der stad, duidelijk zichtbaar de sierlijk getinde muren, geteekend tusschen bosscha-

[pagina 325]
[p. 325]

ges van palmen. Het is of de tegenstand, die hij dezer dagen van Ariobarzanes ondervond, het is of de aanblik dier vierduizend verminkte Hellenen alle zachtheid in Alexandros heeft uitgewischt. Of is het omdat de vorstelijke Vrouwen niet daar zijn? Hij voelt zich wreed en ruw en er is tevens iets, dat hij mist, hij weet niet wat en zijn helm drukt hem zwaar, zoodat hij die afneemt en zich wischt met de hand over het voorhoofd. Er is in zijn mond een dorst naar wraak en naar wijn en naar bloed. En het is of deze stemming zich mede deelt aan de anderen. Geene Perzische stad werd genomen als weerloos Persepolis dezen dag. Het voetvolk, tuk op buit, is toch spoedig de ruiterij op den voet gevolgd. De paleizen der Perzische grooten worden stormenderhand genomen. Waarom, als Babylon zich in joelende feeststemming had overgegeven en Suza in voornaamheid en waardigheid? Is het dan omdat de Vrouwen niet daar zijn? Nu stroomt het bloed der, hunne bezittingen verdedigende, bewoneren. Nu vergieten zelfs het bloed de Macedonische overweldigers onderling: zij vechten om gouden vazen en rijke gewaden; het is een bandelooze plundering als nooit nog geweest is. En de Perzen doen wat zij in zulke wanhoop doen: in hun rijkste kleederen getooid, storten zij zich neêr met vrouwen en kinderen te pletter van torens en tinnen. Anderen, in doodsangst vermoord en verkracht te worden, sluiten zich op in hunne huizen en steken den brand in het cederhout, om te verstikken, om te verbranden.

In het paleis is Alexandros en Tyridates, een angst-bevende, oude eunuch, ontvangt hem en leidt den trotschen, onverbiddelijken Macedoniër en zijne Vrienden rond langs de immense schatten. Honderdtwintigduizend talenten gouds! Waar was ooit een dergelijke schat meer bij-een vergaârd? Wat gouden en zilveren gerei, wat stapels purperdoek en goudweefsel, wat edelgesteenten, waarvan zij de namen niet weten; wat prachtige meubelen en sierwagens en strijdkarren; wat kostbare, vorstelijke wapenen! En daar, in den paleishof, het geheel gouden standbeeld van Xerxes maar omver gesmeten door de Macedoniërs en overstelpt door hun heetbloedigen, woedenden spot.

[pagina 326]
[p. 326]

Wreed dun de lippen geklemd, nadert Alexandros, zet den voet op het beeld en zegt - in zijn ijle hoofd is hij dronken om het vreemde gemis en om zijn woelenden, wolkenden hoogmoed -:

- Spreek, Xerxes! Moet ik u doen oprichten om de onmetelijkheid uwer heerschersdroomen of u daar in het stof laten liggen, om wat gij Hellas aandeedt?

Toen, in hoogsten hoogmoed blikkende op het beeld, ging hij voorbij. En zette zich op Xerxes' troon in de honderdzuilige troonzaal.

De troontrede was hem te hoog. De eunuchen torsten een lage, gouden tafel aan: het was de gewijde eettafel van Dareios Kodomannos zelven: als een lange schabel zetten zij die voor den troon en Alexandros' voet ontwijdde, opzettelijk plomp, den heiligen feestdisch des Perzischen Konings; niet voelde hij voor hem dit oogenblik als voor een broeder, dien hij der Moeder verzoenend zoû willen voeren in de armen. Hoog zagen zijne oogen uit over de binnen stroomende soldaten en het wolkte hem dol in het trotsche hoofd als met groote wolken, die rolden en rolden in een ijle leêgte ontzaglijk, ontzettend: hij gevoelde zich immens, Zoon van Zeus en Koning van het Oosten en het Westen, Despoot over geheel deze Wereld!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken