Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende
[pagina 372]
[p. 372]

XX

De dagen gingen voorbij. Filotas, in zijn plots verontrust gemoed, herstelde zich, begreep niet waarom hij bij Alexandros in ongenade zoû kunnen vallen. Hij, een der Vrienden sedert 's Konings jongelingsjaren! Wat ook Krateros, in het geheim, hem haatte!

Het leger trok door Azië naar de landen der Drangen, woeste, krijgszuchtige Barbaren, over wie Barzaëntes, op Bessos' hand, satraap was. Aan den Arios-stroom stichtte Alexandros een stad en noemde haar Alexandria.

Iets van euvelduiding doortroebelde nog Filotas. Die nacht, in zijn tent, aan het avondmaal, dat hij steeds in weelde nam, met zijne tafelschuimers en vrienden, met Antigone, de blonde Griekin, was hij lichtelijk dronken, als hij den laatsten tijd dikwijls was, op den duur niet bestand als de Perzen zelve tegen de zwaar gekruide, Perzische wijnen, die hem de eunuchen mengden.

- Alweêr een stad, lachte hij. Hoe vele steden stichtte al niet de Koning en noemde haar met zijn naam!

Bescheiden, om hem, glimlachten pijnlijk de tafelschuimers.

- Er zij maat in alle levenskunst, oordeelde Filotas, nauwlijks bewust van eigene dronkenschap. Er zij ook maat in het stichten van steden! Is Alexandros eigenlijk meer dan een knaap, die door ons, zijn veldheeren en Vrienden, is en bezit wat hij is en won?!

Antigone, aan zijne zijde, fluisterde:

- Spreek zoo niet... En drink niet meer!

Zij ontnam hem den drinkschaal. Hij liefkoosde haar. Zij was treffend schoon, beminnelijk en teeder. Dien morgen, in zijn armen, hij vernuchterd en bijna weemoedig om wat wist zijn anders zoo blijde ziel niet, smeekte zij hem weder:

- Spreek zoo nóoit meer...

- Wat heb ik gezegd? vroeg hij, kregelig, zich niet heugende.

Zij streelde zijne ergernis weg. Het waren vermoeiende, nuttelooze dagen van telkens opbreken en kampeeren des legers, met geheel den sleep van vage gelukzoekers, kooplui, duizende vrou-

[pagina 373]
[p. 373]

wen, die het Macedonische leger thans volgden als zij steeds de groote, Perzische legers hadden gevolgd. Uit Macedonië waren recruten gekomen: Zoïlos voerde vijfhonderd Grieksche ruiters mede; er kwamen tevens drieduizend Illyriërs, tweeduizend-zeshonderd Lydiërs, met driehonderd Lydische ruiters.

Alexandros hoorde, dat Barzaëntes, in vrees, gevlucht was naar Indië. Tot rust van het leger kampeerden de Macedoniërs nu reeds negen dagen in het land der Drangen.

Die nacht naderde Krateros Filotas' kampement met twee officieren. Hij wist, dat Filotas afwezig was, banketteerende bij den veldheer der nieuw aangekomene Lydische troepen. Een der officieren trad langs de schildwachten binnen de tent van Filotas.

- Antigone? vroeg hij eene der slavinnen, die, gehurkt, met bikkelsteenen speelden in de met tapijten geslotene voorzaal der tent.

De slavin, verbaasd, rees.

- Moet ik de meesteres verwittigen?

- Ja.

Antigone kwam. De officier zeide:

- Krateros is daár. Hij zal u voor den Koning geleiden.

- Voor den Koning?! schrikte zij hevig.

- Wees rustig, zei de officier. En dat deze vrouwen zwijgen, zoo zij niet gegeeseld willen worden.

Haastig sloeg Antigone haar overkleed om. Zij omhulde zich geheel, ook het hoofd, en bevende trad zij mede met den officier.

Buiten vond zij Krateros.

- Volg mij, zeide Krateros.

Zij volgde. Zij wist, hij had nooit Filotas bemind. Het was een antipathie van ziel en karakter: het was in Krateros' donkere ziel een ijverzucht op die lichtzinnige blijheid en levensvreugde. Langs een wijden omweg naderden zij het park der koninklijke tenten. Door een achterdeur konden zij ongemerkt binnen komen; de schildwachten verbaasden nauwlijks, met een glimlach om de vrouw, die tot den Koning gevoerd werd. Nu waren zijne grillen zoo velen en zoo verscheiden!

Alexandros was alleen in de groote tentezaal, schemerig ver-

[pagina 374]
[p. 374]

licht. Hij zag Antigone bevende voor hem verschijnen. Hij kende haar van de groote festijnen, waar hij haar vaak had opgemerkt, zeer schoon en zoo gematigd en bijna ingetogen, tusschen de uitbundigheid der andere hetairen. Hoewel zij eene Grieksche was en hij een Macedoniër viel zij, instinctmatig, voor hem ter aarde, naar Perzische trant. Want door Filotas wist zij, dat de Koning dit zeer wenschte. En deed het gebaar der aanbidding, op Oostersche wijze.

- Zijt gij Antigone? vroeg hij.

- Ja, Heer...

- Filotas' slavin?

- Koning, ja...

- Is het waar, dat hij van mij zeide, dat ik slechts een knaap was, die door de veldheeren en Vrienden werd en bezat wat hij is en won?

Zij ontkende in heftige betuiging.

- Neen, Heer, nóoit heeft Filotas...!

- Lieg niet, ried Krateros hard, achter haar.

Zij drongen haar, dreigden haar met foltering, zoo zij de waarheid niet sprak.

- Heer! riep zij. Gij kent Filotas! Hij is de Vriend uwer jongelingsjaren! Gij worsteldet met hem als ge met Hefaistion doet! Als hij gedronken heeft, zegt hij de vrijmoedige woorden, die hij niet meent! Vereert hij u niet als den Koning? Als den Zoon van Zeus vereert hij u! Maar als hij gedronken heeft de sterk gekruide, Perzische wijnen...

- Het is goed, zeide Alexandros koel. Hij heeft het gezegd en gij loogt toen gij ontkendet. Ik gelast u te onthouden ál wat hij zegt en het mij des nachts te komen overbrengen. Zoo ge hem dit verraadt, zult ge, hoe schoon gij ook zijt, Antigone, door de wreedste beulen gefolterd worden.

Zij snikte luid op, in angst, poogde smeekend zijn knie te omhelzen.

Hij weerde haar af.

- Gij kunt gaan, zeide hij.

[pagina 375]
[p. 375]

Zij ging, radeloos. Zij herinnerde zich: kort geleden, in Hekatompylos was Filotas, na Nikanor te hebben berouwd bij den brandstapel, thuis gekomen in hevigste ontroering, zeggende, dat hij in ongenade was bij den Koning, die voorwendsels zocht: wanneer had de Koning ooit bevolen, dat zijne Vrienden en veldheeren voor hem de knie zouden buigen! Toen waren de dagen voorbij gegaan, het leger was verder getrokken. In dier gedurige beweging onrust was niets meer gebeurd. Nu echter, in de rust van dit langdurig kampeeren, schenen de achterdochten, nijdigheden, euvelduidingen weêr te doemen als booze geesten.

Filotas kwam dronken van den Lydiër thuis. Zij dorst hem niet verraden, dat zij voor den Koning gevoerd was. Als steeds, om haar lief verwijt, ontnuchterde hij in hare armen. Zij bereidde hem zorgvol zelve zijn bad en zijn bed en hij zag niet den zorg en de angsten, die haar zwaar drukten het hart. Zij omhelsde hem, haar geluk, dat zij dwong te zijn, vol stille angsten, die niet waren te zeggen. Toen hij sliep, kalm en schoon aan hare zijde, of beschonkenheid niet was geweest en zorgen niet waren, weende zij hare stille tranen met groote angsten in hare wijd op hem starende oogen, hare armen om heur knieën geklemd. De enkele lamp verlichtte met bevend gouden glans hare wanhoop, zijne zorgeloosheid.

De dagen schakelden voort. Er was rust voor de soldaten want de Drangen vertoonden zich niet, be-indrukt door de Macedonische strijdmacht. Filotas scheen in genade hersteld. Een enkelen keer slechts was Antigone in het geheim bij den Koning ontboden maar zij zwoer, dat zij niets had mede te deelen. Zij had bij zichzelve het besluit genomen niets meer te zeggen; trouwens, wat was er te zeggen. Ter nauwernood een lichtzinnig woord, door den wijn ontlokt en dat haar weêrhoudende hand zelfs niet duldde zijn mond te verlaten.

Maar een noodlottigheid spon de draden hier en daar en weefde het webbe der onontkoombaarheid voort...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken