Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

XXII

De Koning, in geheim, vergaderde met de Vrienden zonder Filotas. De blonde Nikomachos werd voor gevoerd. De knaap herhaalde zijn aanklacht maar weende nu over zijn vriend, die zich doorstoken had.

De Koning was vol somberen twijfel; nu geloofde hij aan Filotas' onschuld, dan weder niet. Ook Hefaistion hield vol, dat hij niet kon gelooven aan schuld bij Filotas. Maar Krateros, die Filotas haatte, sprak, als overtuigd van diens schuld:

- Koning, zoo gij slechts dadelijk met ons had beraadslaagd! Wij hadden geraden, wildet gij Filotas vergeven, hem nooit te doen weten wat hij u schuldig was. Nu heeft hij een oogenblik gevreesd voor den dood en meer dan uw weldaad zal hem dat oogenblik heugen van uiterst gevaar. Steeds zal hij weêr tegen u kunnen samen zweren maar gij zult hem niet steeds kunnen vergeven. Wie, die zoo ontzettend misdrijf bedacht, verandert de ziel door genade! Wie uitputte álle erbarmen, heeft geen hoop op meer! En zelfs, zoo hij door berouw en weldaad was tot inkeer gebracht, zal Parmenion, zijn vader, aan het hoofd van het machtige leger in Medië, Parmenion, sedert lange jaren ge-eerd door de Macedoniërs als opperbevelhebber, de vernedering kunnen verdragen, dat zijn zoon verdacht is geworden van tegen uw majesteit op te staan? Er zijn weldaden, die doen haten: wie schaamt zich niet met straffe des doods te zijn gedreigd! Het zal Filotas liever zijn beleedigd te schijnen dan begenadigd te worden. Wees overtuigd, dat vader en zoon u zullen belagen, o Koning: wees op uw hoede tegen de vijanden in uw eigen huis: zijn die onschadelijk, dan vrees ik niet voor die van buiten-af.

Hefaistion zweeg.

[pagina 384]
[p. 384]

- Ellendeling! dacht hij. Hij heeft altijd Filotas gehaat, Parmenion gehaat. Zijn haat geeft hem die woorden in... niet zijn overtuiging.

Perdikkas viel in:

- Zoo Filotas niet het hoofd dezer samenzwering ware geweest, zoû hij niet gezwegen hebben!

- Welk verstandige, vrome man, Vriend eens Konings of minderwaardigste uit het volk, riep Leonnatos; zoû niet aanstonds zóo vertrouwelijke mededeeling den Koning hebben gemeld!

- Uw rede dwaalt, wierp Hefaistion tegen. Zoo Filotas stond aan het hoofd eener samenzwering, zoû Kebalinos daar dan niet van hebben geweten? En juist Filotas hebben gekozen om te melden van het gevaar, dat hij vernam?

De jonge veldheeren spraken nu in opgewondenheid door elkander.

- Hoe nog te twijfelen, riep Krateros; dat het oogenblik daar is Filotas aan een verhoor te onderwerpen?!

Alexandros weifelde. Hij vroeg:

- Wat meent ge, Hefaistion?

- Wij kunnen allen dwalen, zeide Hefaistion. Hoewel ik, voor mij, zeker voel... Maar een verhoor... Parmenions zoon, Filotas!!

- Laat mij denken! Laat mij denken! riep Alexandros steunende. Verlaat mij allen...

Zij gingen. Maar hij hield Hefaistion tegen. Zij waren alleen.

- Hefaistion... Gelooft gij niet aan Filotas' schuld?

- Neen.

- Waaraan gelooft ge?

- Aan Filotas' lichtzinnigheid. Aan Krateros' haat.

- Kán het niet mogelijk zijn... dat Parmenion ginds in Medië... met een zoo machtig leger... dat Filotas hier...?

- Mogelijk...? Welke mogelijkheden zijn niet te bedenken zoo de geest overspannen is. Zekerheid is noodig om uw Vriend en veldheer te onderwerpen aan een verhoor... waarbij Krateros de beulen onmisbaar zal achten!

Alexandros kreunde van twijfel.

[pagina 385]
[p. 385]

- Zoo als ik lijd! kreunde hij en pakte in de palmen de slapen.

Geheel zijn gelaat was vertrokken.

- Gij kunt het niet weten, zoo als ik lijd, zoo als ik lijd! Hoe kom ik zoo ontzettend te lijden, zoo niet meer te weten! Telkens wisselt mijn meening! Nu denk ik hem schuldig, dan niet! Nu schijnt het mij onmogelijk, dat Filotas schuldig jegens mij zijn zoû, dan zie ik het klaar... klaar... voor mij... dat hij schuldig is... dat hij schuldig is!!

- Alexandros!

- Ja, hij is schuldig! Nu zie ik het voor mij! De afgunst op mijn macht broeit hem al lang in de ziel, smeult hem in de gedachte. Uitslaan tot vlam en vuur zal die afgunst morgen... zoo niet deze nacht!!

- Alexandros! Niet verantwoord zijt gij u zoo mede te laten slepen door wisseling van meeningen, die gij zelve niet begrijpt!

De Koning, plots, verkalmde. Zijn gelaat vereffende. Hij was geheel zichzelve.

- Ja, zeide hij. Het is dwaas Filotas schuldig te achten. Krateros haat hem... sedert lang. Hefaistion... zeg Leonnatos, dat hij Filotas noodigt... aan mijn tafel... voor deze nacht.

Die nacht duurde tot de tweede wake het avondmaal of niets onder deze uiterlijkheid broeide. Alexandros en de Vrienden aten en dronken; er was zang en dans van Grieksche en Barbaarsche mimen en spelers; Filotas schertste, nauwlijks in zich verwonderd, dat zoo de dingen weêr goed waren geworden, zich bewust van zijn onschuld, onrustig toch, plotseling, over dingen, die hij vergeten was... dingen, die reeds dagteekenden van de dagen van Sidon en Tyros en van de reis naar Egypte, om het Orakel van Ammon... Besprekingen, briefwisselingen, van Parmenion met zijne zonen - Nikanor, die toen leefde en hèm, Filotas - in bezorgdheid om Alexandros' wassenden trots, in afkeuring van zijn voornemen zich tot Zoon van Zeus te doen uitroepen en goddelijke eer te eischen van de vrije Macedoniërs, van zijne eigene Vrienden zelfs wellicht... Maar alle deze zorgen zette Filotas van zich. Het was hem niet gegeven durend bezorgd te zijn als het

[pagina 386]
[p. 386]

leven hem toe lachte zoo als het steeds had gedaan, zoo als het, na korte troebeling, dien avond hem ook weêr deed, nu hij, vlak bij den Koning gelegerd, dronk met hem den zelfden wijn...

Hij keerde zelfs niet dronken naar huis maar geheel gerust gesteld. Hij streelde Antigone, die bezorgd was en zonk in droomloozen slaap. Toen zij hem slapen zag, overviel haar een adem benemende onrust en was het of hare liefde grooter werd, groeide, groeide... Zij dwaalde rusteloos rond door de verschillende kamers der groote tent, liet de lampen niet dooven, gaf orders aan de slavinnen en slaven, die hen verbaasden. Een slaaf, dien zij uit had gezonden, kwam terug en meldde:

- Meesteres, in het koninklijk kwartier zijn de lichten niet gedoofd... Zekerlijk is de Koning niet ter ruste en de Vrienden hebben hem niet verlaten als Filotas deed!

Nu steeg haar onrust; de krankzinnige gedachte schoot in haar op heimelijk met Filotas te vluchten, naar Suza, Sisygambis genade voor hem te smeeken. Maar andere slaven meldden haar, dat de wacht om 's Konings tent in volle wapenrusting was. Dat er patrouilles gingen door de kampwegen en cavalerie was gezonden naar buiten, op den heirweg, die naar Medië geleidde.

- Wat vreest de Koning? vroeg zij zich af. Vreest hij voor mijn Filotas? Rustig ligt hij te slapen...

Zij staarde, handen wringende, naar hem waar hij kalm en schoon lag te slapen. Plotseling schrikte zij en hare adem verstikte in haar keel. Er was geklopt buiten aan de tentedeur, waarvoor zij de grendels geschoven had. De slaven, slavinnen verwittigden haar in angst.

- Wie is daar? vroeg zij.

- Ik ben Attaras, hoorde zij zeggen. Ik kom om Filotas mede te voeren.

Zij gilde van neen en wierp zich voor de deur, armen wijd uitgebreid.

- Meesteres! riepen de slaven, die gegluurd hadden langs de smalle ramen. De geheele tent is omsingeld!

De deur was reeds open gewrongen. Attaras, met velen zijner mannen, trad binnen.

[pagina 387]
[p. 387]

- Attaras! gilde Antigone. Wat komt gij doen?!

Hij toonde alleen de wachten, die de kettingen reeds hielden in handen.

- Hem boeien?! gilde Antigone. Deze nacht lag hij nog aan 's Konings tafel!

Filotas was ontwaakt. Sluimerdronken zag hij Attaras en de mannen naderen: de ketenen rinkelden.

Toen overviel hem een eindelooze moêheid.

- Het is gedaan, zeide hij mat. Krateros' haat zegeviert over Alexandros' weifelmoedigheid.

Hij reikte de polsen, vol hoogmoed. Zij boeiden hem en wierpen een zwarten doek hem over het hoofd. Zij voerden hem mede. Achter zich hoorde hij Antigone's kreten.

Plotseling heugde hem een dag, lang geleden...

Toen het Perzische prinsje... kleine Ochos... hem gezegd had, dat hij hèm wel lief had, hem, Filotas... maar Krateros niet... en dat hij, Filotas, zich in acht moest nemen.

Toen had Filotas ge-antwoord:

- Maar Krateros is toch mijn strijdmakker...

En hij herinnerde zich, dat hij heel bekoord was geweest door het kleine, overfijne, Perzische prinsje, dat was geweest als een kleinood, als een mannetje van juweel...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken