Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Legende, mythe en fantazie (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Legende, mythe en fantazie
Afbeelding van Legende, mythe en fantazieToon afbeelding van titelpagina van Legende, mythe en fantazie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Legende, mythe en fantazie

(1994)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

De droomenheks

Over de hoogvlakte, tusschen de ruïnes van het kasteel en de puinhoopen van de, door oorlog verwoeste, stad, woei op den fellen adem van stormvlaag de Sabbath voorbij; de heksen op bezems, oud en jong, de demonen op gevleugelde biggen, al het duivelsgebroedsel in wèg zwierende tobben, drie kleine Belials-kinderen op een pook, elkander om het middel omhelsd houdende en de vreemde dieren vlogen tusschen hen door: wulpsch glimlachende vampyrs, fosforizeerende griffioenen en zes steil gehaarde katers op den rug van een krokodil... In de stormende, wolken de nacht woei het alles over de hoogvlakte voorbij: er zwierden uilen en vleêrmuizen rondom het geraamte van een grooten ezel en de ontvleeschde ezelbek balkte, en als hij balkte, bewogen heftiger vleêrmuizen en uilen hunne wieken en vlerken van louter pleizier en grinnikten hunne gezichten zalig...

...Woei op den fellen adem van stormvlaag de Sabbath voorbij, in een vreemd nachtelijk licht, dat was van schijnsels grauw en groen en geel, als van vreemde weêrlichten, die flikkerden bleek de bezems af, de tobben uit en langs de pook en lieten sporen van fosfor tusschen de wolken, terwijl als een helsche electriciteit den oogen uitscheen der vampyrs en griffioenen en katers en de krokodil zeilde in den afglans zijner zwavelgele schubben bliksemsnel het gewolkte door.

Een groote gedaante zwart was in de plooien van zijn wind-doorwapperden mantel neêr gezweefd op de hoogvlakte en hij stond hoog en meesterachtig tusschen de verbrokkelde tinnen van het verwoeste kasteel, dat zijn ééne nog overige toren òp richtte in

[pagina 140]
[p. 140]

de doorstriemde en doorzwierde nachtlucht... Hij stond reuzig, een donkere heerscher; zijn groote, wijde, zwarte oogen gloeiden als vlammen van git in de schaduw van zijn huif, waaruit de zwarte lokken woeien; zijn vurige mond lachte en blonk als een gespleten purperen appel en rondom hem wapperde nog de wijdheid van zijn mantel, die was een donkere wolk rondom hem heen; zijn lang genagelde klauw hield als met een gesp zijn gewaad vast op den schouder; zijn slank gespierde, zwarte been eindigde in een hoef.

Voor hem, als op zijn bevel, zweefde de lucht uit een gesletene vloermat en in de omgebogen vloermat hield zich gehurkt een blonde heks. Zij viel in de vloermat, die open plooide, aan den hoef van den heerscher neêr en zij was jong en blond en blank naakt; zij was als een lichte vlak in de donkere nacht. En zij lag in één gekrompen onder den zwart vlammenden blik van haar heer en onder zijn gloeirood lachenden mond. En hij zeide:

- Ik ben tevreden over je, dochter... Wàt wensch je?...

- Hèm...

- Hoe: dood?

- Levend.

- Ik kan hem niet levend je geven: je weet wel waarom niet...

- Om zijn beschermengel...

- Dus dood?

- Als hij sterft, ontsnapt hij òns... Ontsnapt hij mij... Heer, gééf hem mij! Ik deed voor U groote dingen... Geef hem mij!

- Hoe?

- In den droom! Geef hem mij in den droom, heer! Het is mij genoeg, zoo gij hem mij geeft in den droom! Maar ik wil hem, ik wil hem: ik kan niet zonder hem!!

- Ik zal hem je geven, in den droom!

- O Heer, dank, dank!!

- En nu, meê!!!

Zijn klauw greep hare hand. Hij zwierde haar òp, in de stormnacht; de vloermat viel af als een huls en in de wapperende plooien van zijn wijden mantel slierde de heerscher haar mede als een

[pagina 141]
[p. 141]

blanke sjerp: zij wemelde even de wolkdonkerte door...

***

Tegen den bergrots aan nestelde het steile dorpje en kartelde hooger de forteres. In den zonnemorgen blauwden de verdere bergtoppen weg en breidde zich tegen den klaren hemel de ruïne van het kasteel en die der verwoeste stad... De soudenieren, op de wallen der forteres, hielden de wacht.

- De dag is mooi, na de stormnacht, zeide Diederik.

- Na de duivelsnacht! zeiden de anderen.

- Het raasde boven onze hoofden, als of de hel was ontketend, zeide Diederik.

- Kom, drinken wij een kroes...

Zij schonken uit de kannen de kroezen vol, die stonden leêg op de houten bank. En zij dronken, blijde om de zon, rondom Diederik.

- Op je geluk, in den oorlog...

- Op je geluk, in de liefde...

Zij lachten en klonken en dronken. En Diederik lachte en klonk en dronk, maar plots wees hij naar beneden.

- Kijk! wees hij. Daar is ze weêr!

- Wie?

- De heks!

- De heks? vroegen de soudeniers. Misschien! De dochter van het oude wijf, dat woont in het woud in die armzalige hut...

- Moeder zoo goed heks als dochter, mompelde Diederik.

Beneden de wallen sprokkelde de jonge heks hout. Zij was vreemd mooi, als een prinses, die bedelares was. Zij was blank en schoon en half naakt in haar gescheurde hemd en rok. Hare dolle haren vielen om haar heen.

De jonge heks glimlachte op naar de soudeniers. Zij riepen ontvlamd haar dingen toe. Zij smeten op haar, met woorden ruw, hunne ruwe begeertes neêr. Zij lachte hel, weigerde, spotte... maar Diederik riep niet als zijn makkers. Hij had zich af gewend en keek slechts ter sluiks...

[pagina 142]
[p. 142]

- Neen! weigerde de heks. Jullie niet! Jullie niet! Hèm! Hem wel!!

En zij wees naar Diederik.

- Waarom hèm? riepen de soudeniers. Hij wil niet! Hij is bang voor je! Wij zijn niet bang! Wij, wij willen!

- Neen! riep de heks. Bàng is hij niet, ellendelingen! Hij is moediger dan één van jullie! Hij is sterker! En hij is mooier! Hij is mooier vooral! Hij ziet er uit als een aartsengel! Ik wil hem! En ik zal hem hebben!

Zij schaterlachte.

Diederik, op de wal, balde de vuisten.

- Ga je weg, Satanskind! schold hij. We zullen je verbranden!

Zij lachte, zij schaterlachte en sprokkelde steeds de twijgen.

- Jou wil ik! riep zij woest naar hem toe. Jou, mijn jongen! Jou, mijn engel! Mijn aartsengel!! Van nacht, van nacht zal ik je hebben! Verbrand me! Verbrànd me...!!!

Zij verdween schaterende tusschen de kloven en Diederik was als doorpriemd in zijne oogen van de groene pijlen harer jonge heksenoogen en stond nog steeds, de vuisten gebald...

Rondom hem lachten de soudeniers...

***

... - Ben je gekomen? zeide zij zacht. Ik wist het, dat je zoû komen! Mijn Heer en Meester had het mij beloofd en hij is machtig, bijna almachtig; in sommige dingen is hij almachtig! Ik slaap, ik droom... maar dat doet er niet toe... Dat is niets anders dan héel het leven... Of ik je heb in den droom, of ik je heb in het leven, dat is niet anders. Ik droom van je. Maar jij, weet je, jij droomt van mij... En terwijl onze lichamelijkheden ver van elkaâr gedompeld liggen in slaap, houden onze eigenlijkheden elkander vàst omhelsd... Mijn lieveling, wat doen die schijnsels er toe, al scheiden zij ons dezen morgen! Nu is het nacht, nu heerschen de Droomen en de Droomen beheersch ik en beheerscht mijn Heer! Nu, nu ben je van mij! O, je bent maar een soudenier en ik zoû kunnen kiezen een prins! Maar geen prins ter wereld is mij wat jij mij bent en ik heb je uitverkoren! Weet je, dat ik je

[pagina 143]
[p. 143]

begeer boven mijn Heer? Die zwiert met mij in Sabbath rond, maar terwijl hij met mij zwierde, dacht ik aan jou, dien ik weldra droomen zoû... Droom is niets anders dan werkelijkheid... Droom is niet anders dan leven... Zie, dit is niet anders dan de armzalige hut en het voddige bed... Maar dit ben jij, en dit ben ik... Neen, wij droomen niet meer, o mijn aartsengel! Zie, dit is mijn hemel!

Rondom de liefde van Diederik, den soudenier en de blonde heks schoten trillende zilveren zuilen op. Het wijde paleis breidde zich uit; de roode rozen regenden in kussen neêr. Iedere roos, die neêr viel, hing kussende aan een andere roos. De neêr vallende rozen werden monden. De zilver trillende zuilen schoten in vlammen. Der vlammen zuilen schraagden het dak in gloed. Het voddige bed was purper en dons en het dons zwol steeds hooger en het purper brandde op in rood vuur. Toen zong het rondom hen heen. En wiegde geheel het paleis rondom hen heen. En cirkelden gouden spiralen en groote, gouden sterren regenden tusschen de kussende rozen neêr...

***

Op zijn soldatenbed in de forteres lag Diederik, bleek, de oogen toe.

- Hij heeft koorts, zeiden de soudeniers rondom hem.

Buiten schetterde de trompet... De soudenieren gingen. De schemering viel. Diederik wentelde zich om. Hij opende de oogen, greep zijn kroes, vulde dien...

- Droomen! Droomen! smachtte hij. En sloot weêr de oogen.

... - Mijn Liefde! fluisterde hij dol. Ben je gekomen? O, ik wist, dat je weêr zoû komen! Slaap ik, of droom ik, ik weet het niet, maar wij zijn alleen in deze forteres, die is mijn kasteel, mijn eigen prinselijke burcht!

- Of het je hard soldatenbed is, of je prinselijke burcht, het doet er niet toe. Of je een simpele soudenier bent, mijn Diederik, of een aartsengel, het doet er niet toe! Even gelukkig is onze liefde in de armzalige hut als in het zilverzuilig paleis... Even gelukkig onder

[pagina 144]
[p. 144]

dit lage, steenen gewelf, als in de geurige kemenade...

- Neen, ik wil je mijn prinselijken burcht geven... Zie, hij is gebouwd op de wolken...

- De muren wijken, de burcht stort in een en wij alleen blijven over, samen, in onze omhelzing, op de wolken in den hemel... Zie, daar stormt Sabbath aan! O mijn Liefde, zaliger is Sabbath dan paleis of burcht, razend zwierende Sabbath over de Alpentoppen naar de hoogvlakte toe... Zie, nu zwieren wij samen, vàst omkneld! Wij zwieren op de eigen vaag en vlaag onzer hartstochten voort. Wij zwieren voort! In onze omhelzing zwieren wij voort! Om ons zwieren alle hartstochten mede! Aanzie het zalig festijn... O, mijn Liefde, nóoit zullen wij meer onze liefdeboeien slaken, nooit meer slaken onze kus, nooit meer...

...Een razende stormvlaag schudde den Droom.

- Meê! riep de stem van den heerscher. Meê, heks, blonde heks, mijn heks! Je hebt gedroomd den droom, dien ik geduld heb, dat je bezwoert... en hij heeft gedroomd den droom, dien je bezwoert, dat hij droomen zoû... De droom heeft uit: meê...!!!

En hij zwierde haar mede, òp, in de stormnacht; in de wapperende plooien van zijn wijden mantel slierde de heerscher haar mede als een blanke sjerp: de Droom verijlde als een nevel...

***

In de vallende schemering verwemelde de diepte van het woud. Daar verborg zich de armzalige hut, waarheen Diederik zich wendde.

De jonge, blonde heks stond op den drempel; zij was als een schim in de nacht.

- Heks! riep Diederik. Heks! Ben jij het...?

- Ja, riep de heks. Diederik! Diederik!! Ben jij het! Mijn soldaat en mijn aartsengel!!

Diederik wankelde aan.

- Ik heb je gedroomd, stamelde Diederik.

- Ik ook, o mijn Diederik, heb je gedroomd...

- Ik wil je nu léven...! riep Diederik.

[pagina 145]
[p. 145]

- Kom dan! riep de heks.

Zij strekte de hand naar hem uit, hij greep die.

En zij trok hem met een blijden gil in de hut.

---------------------------------------

Uit de verwemelde diepte des wouds naderde eene ijle gestalte van glans...

- Diederik! Diederik! riep, van ver nog, een stem.

Maar boven, uit de verwemelde hoogte des wouds, waar het aanzwiepte tegen de wolken, schaterde de lach van den heerscher, die bijna almachtig is... en zijn wijde mantel verwaaide met den stormwind meê...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken