Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Metamorfoze (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Metamorfoze
Afbeelding van MetamorfozeToon afbeelding van titelpagina van Metamorfoze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (13.19 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorfoze

(1897)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.

Als ooit de verre geliefde, de kunst, hem weêr zoû lokken te naderen, dan zoû hij streven, tegen haar onvermijdelijkheid in. Maar er lokte nu niets, en in hem was alleen ééne groote behoefte aan rust en eenzaamheid, behoefte zoo groot, dat zij hem zich deed opsluiten in zijn kamer, waar hij niemand zien wilde. Nauwlijks liet hij een oogenblik Emilie binnen of Dolf den Bergh. En het was een groot leed voor mevrouw Aylva; een wanhopig, troosteloos leed, omdat Hugo zoo ziek was. Zij noemde het: ziek: zij wist het anders niet uit te duiden, dan dat hij ziek zoû zijn. Zij sprak er over met haar ouden huisdokter, en met mevrouw Van Neerbrugge en met Emilie; en niemand wist haar te helpen. En zij tobde er over als oude menschen doen over wat hun onverklaarbaar is in jeugd, omdat zij een andere jeugd gehad hebben, of de hunne vergeten zijn, in den idealen optiek der jaren. Dan vroeg zij haar Hugo wat er toch was,

[pagina 149]
[p. 149]

waarom hij zoo een verdriet had, en nooit wist hij het haar te vertellen: dat het was om zijn kunst en zijn leven, want zij zoû het niet begrepen hebben, omdat zijn leven zoo gemakkelijk was, en zijn kunst hem succes gaf. Hij had toch alle voldoening; waarom was hij dan ongelukkig. En zij verwarde oorzaak en gevolg; zij meende: hij was zoo treurig, omdat hij zoo een treurig boek geschreven had als ‘Schaakspel’. Zij zag niet in, dat hij ‘Schaakspel’ geschreven had, omdat hij treurig was. En in de aanbiddelijke naïveteit van hare moederziel, die bang was voor de kunst, als voor een monster, een chimera, - omdat ze van het gewone leven aftrok en ziek maakte, - snikte ze zacht in de armen van Emilie, die haar nauwlijks wist te troosten, en dan sprak ze:

- O, als jij je maar over hem ontfermde, Emilie, dan zoû alles goed worden.... O, als jij maar zijn vrouw werd, Emilie, dan was alles goed....

- Neen, neen, tante,.... weerde het jonge meisje af, - zij noemde mevrouw Aylva ‘tante’: Indische gewoonte tusschen heel intieme kennissen - neen tante: Hugo en ik, we zijn als broêr en zuster...

Maar mevrouw Aylva schudde het hoofd, onverzettelijk in haar idee: als Emilie zich maar ontfermde over Hugo...

[pagina 150]
[p. 150]

Toen was het of hij iederen dag dieper zonk in de modder van zijn melancholie, de modder van zijn altijd zelfde gedachten. Iederen dag voor zijn geestes-oog liet hij zijn jonge leven trekken voorbij, en zag hij de onwaarde ervan, de nutteloosheid. De onwaarde van zijn bestaan, de nutteloosheid van zijn pogen. Zijn gemis aan gezonde vreugde, zijn blindheid voor een levensdoel. Het was een hersennevroze van artist, die twijfelt aan zichzelven en wien de twijfel een kanker kan worden, aan de ziel, ongeneesbaar. Welk schakeltje was hij in de keten der levensdingen? Kon hij niet gemist worden? Kon eigenlijk iedereen niet gemist worden en alles? Was het noodig, dat er zonnen waren en werelden, die elkaâr verlichtten en wentelden in samengestelde slingerbeweging om elkander, in eeuwig evenwicht? Was het noodig, dat er op die werelden menschen waren, die ze afdeelden in rijken, met koningen en keizers, in ingewikkelde staatsinstelling, in instellingen duizenderlei aard, vol hoogmoed en ellende? Was het noodig, al het doen der menschheid? Maar tot welk doel dan? Hij voorgevoelde wel, heel ver, en heel hoog, en heel licht, het hooge Einde, het eindelooze Doel, het matelooze Nirwana, de Oplossing, het Ab-

[pagina 151]
[p. 151]

solute, grenzenlooze Goddelijkheid, waarin het vraagteeken niet meer zoû zijn, waarin alle wijsheid geweten zoû worden, alle onbereikbaarheid zoû worden omhelsd. Maar dat, dat was zoo hoog, zoo ver, zoo eeuwigheden ver, na tal van levens maar benaderbaar. Nu, nu was het maar de lage sfeer, en de menschen, en hun gedraaf, en zijn eigen tevergeefsche moeite, die hij kunst noemde.

En zijn weemoed, zijne ziekte was om niets, dat te grijpen was, om geene bepaalde teleurstelling, om geene gebeurtenis, om geen roman in zijn leven: hij was alleen ziek om zijn eigen ziel, raadsel voor haarzelve, doodzwak in haar eigen onoplosbaarheid, en hevig verlangende naar den vasten steun van een groote sympathie, die sterk zijn zoû, en omhelzen zoû haar lijdende lijf, met een kracht van sterke berusting in het lage, en kalm weten van het hooge: het absolute, dat eens zoû zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken