Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Metamorfoze
Toon afbeeldingen van Metamorfoze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,50 MB)

Scans (13,19 MB)

ebook (3,26 MB)

XML (0,46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorfoze

(1897)–Louis Couperus– Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

III. Het Boek van Nirwana.

[pagina 145]
[p. 145]

I.

Het was een groot jaar na ‘Mathilde’, dat ‘Schaakspel’ verscheen, en het was zoo geheel andere kunst, dat het verraste. In ‘Mathilde’ was al het bekoorlijke van begin, dat wat maar ééns is, maar ook al de naïveteit van weifeling; in ‘Schaakspel’, waar de enkele menschen somber mat gezet werden door de groote Macht, was de kunst in eens zeer scherp en onverbiddelijk en het woord werd er telkens onverbiddelijk in gezegd, als het eenige, dat gezegd kon worden. ‘Schaakspel’ was voor Aylva als een sombere droom geweest, een korte cauchemar, waarvan hij de metamorfoze heel vlug had uitgeleefd, in die enkele menschen, en vooral in de ontzettende macht boven hen. De cauchemar liet hem moê ontwaken, moê van zijn kunst, moê van zijn metamorfoze, moê van een immense moedeloosheid, als had hij plotseling in één blauwen bliksemstraal een troosteloos per-

[pagina 146]
[p. 146]

spectief voor zich open gezien, een seconde maar, als geheim, dat heel snel openbliksemt en weêr donker is.

Hij poogde zich te analyzeeren hoe dit zoo gekomen was, maar in zijne moêheid was de retrospectieve zelf-analyze hem te zwaar. Hij vond niet de oorzaak van ‘Schaakspel’ noch doorzag hij ervan de logica. En toch - hoewel alle beweging der ziel raadsel is, als alle geboorte en leven - toch was het logisch, dat Aylva, na wat in hem gebeurd was, ‘Schaakspel’ zoo vlug had geleefd en geschreven. Na de illuzie van zijne verzen; na zijn afwachten wat het leven hem daarna zoû brengen; na ‘Mathilde’, onvermijdelijk geboren uit zijne ziel, en gestorven haar tweevoudigen dood. Toen had hij al zoo klaar gezien, dat de Onvermijdelijkheid is. En hij had zich laten gaan, geheel passief. En de Onvermijdelijkheid was voor hem opengebliksemd, heel kort, heel hel: duizeling van waarheid boven afgrond van licht. Hij had om dit boek niet zooveel menschelijk geluk gehad als om ‘Mathilde’. Hij had het niet geschreven als mensch, maar als ziener, die ééne seconde de waarheid ziet. En het had hem pijn gedaan. Toen begreep hij, dat elk boek verschillend wordt, nooit gelijk aan een vorig,

[pagina 147]
[p. 147]

en dat het eene wordt met geluk, het andere met smart, om verschillende wetten. De menschen, naïf, vroegen wat hij met ‘Schaakspel’ bedoelde; hij, te oprecht, zeide, dat hij nooit bedoelingen had. Ze waren beleedigd; een ernstig artist zonder bedoelingen....!

Er werd veel over ‘Schaakspel’ gesproken, geschreven. Brochures verschenen er over, van pedagogen, van predikanten; het lokte uit tot allerlei discussie, over determinisme, en het antieke idee van tragedie. Van den kansel werd er tegen gepredikt. Het was een slecht boek, van slechten invloed: geschreven met talent, boeide het en trok het aan, als met helsche magneten naar afgronden van verderf.

Aylva was verbaasd als hij er zoo over hoorde praten. De klank van zijn eigen naam vermoeide hem de ooren; zijn boek ergerde hem, nu het gedrukt was, voor de ramen lag, in zijn kast stond. Als men er hem over sprak, leidde hij het gesprek af.

Hij voelde het: hij miste de gezonde vreugde om zijn kunst. Hij schreef alleen om de onvermijdelijkheid ervan. En omdat hij daarbij alle eerzucht miste, dacht hij, op een grauwen Hollandschen morgen:

[pagina 148]
[p. 148]

- Waarom ooit iets anders meer? Het is nu genoeg, voor altijd.....


Vorige Volgende