Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Metamorfoze (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Metamorfoze
Afbeelding van MetamorfozeToon afbeelding van titelpagina van Metamorfoze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (13.19 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorfoze

(1897)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XIII.

Aylva liep nu geregeld iederen dag even in bij Fedder. Hij had in Italië zeer in zich ontwikkeld de faculteit van diep en bijna dwepend te voelen voor een kunstwerk, met meer dan bewondering, met liefde en aanhankelijkheid. Er was dan bij hem de kleine ijdelheid van een leek, als hij voor zich iets wondermoois gevonden had, dat niet van algemeene bekendheid was in de boeken en in het groote publiek. Die ijdelheid voelde hij bijvoorbeeld om de gouden Annonciatie in Florence en den Eterno Padre van den zoeten Dolce in de Academia aldaar. Maar aan den Eros van het Vaticaan gaf hij zich gewonnen, ook al was die wereldberoemd. Zulke dwepende liefde was misschien een gevoel, langzaam aan gekweekt, met de verfijning, waarmeê men een kasbloem schept, en toch was het gehéele waarheid. Het was hem - na dien eventwijfel aan de waarheid van zijne liefde voor Hélène - klaar geworden, dat, mocht het hem ook soms anders schijnen, hij niet anders kòn gevoelen dan in waarheid. Dat was een der revelaties, die hij

[pagina 338]
[p. 338]

in zijne eenzaamheid had zien opengaan als met tooverdeuren, en het was hem groote troost, omdat hij er vastheid doorheen zag. De arabesken in zijne ziel hadden hem dikwijls doen twijfelen aan haar eigen waarheid: hij zag nu ìn zijn waarheid, ook al was ze geen effen spiegel, maar een vreemd gecizeleerd metaal...

Heel waar en met een dwepende aanhankelijkheid - weldadig, omdat er veel sentimentaliteit in hem was, die altijd dwepen moest - ging zijne liefde dan toe naar een enkel doek, een enkel marmer hier en daar, een enkele zuil, een enkelen boog in ruïne, en nu naar Fedders beeld. Hij zag het altijd voor zich - sprookje, kind, godin of vrouw - starende met haren blik van huivering in eene vreemde verte, van waar het leven op haar af kwam, monsterachtig raadsel. Als hij schreef aan ‘Anarchisme’, bloeide de teêre silhouet van lijnen voor hem op, en hij kon het niet laten: hij zette het beeld in het paleis van zijn jongen keizer, en de beide vrienden keken er naar, Arnold en de vorst...

De dagen gingen voort; hij werkte; hij ging naar Fedder; het leven spon glad af, als zijden draad. Er was het dwepen met het beeld, de

[pagina 339]
[p. 339]

ijver voor zijn kunst om zijn boek af te maken - het strand, waarnaar hij liep, dat eindigde in zee; het slot, dat eindigde in raadsel en in vraag. Er was de weemoed, die er altijd was, en scherper nu om armen Dolf. Achter die scherpe lijnen waasde weg de schaduw van een paradijs, verloren, - Hélène - of het zich mengde met de kimmen van Italië, dichter bij... Zoo was zijn leven hem een kleine tempel van nieuw sentiment; een atelier, heel wijd, vol van zijn groote werk; en dan een landschap nog, heel ver...

Het was genoeg.

Het was niet arm...

De dagen sponnen glad als zijden draad...

Wat zag het beeld? Wat was die angst? Wat was die Minotaur, dat monster, en die sfinx? Wat...?

Wat kwam er aan? Wat dreigde er...

Een tempel, atelier, en landschap...

Het was genoeg. Het was heel lief nog; het leven was soms wel de moeite waard, hoe ook van weemoed vol... Maar wat, wat zag het beeld...?

Het zag, dwars door het leven heen, dwars door de bogen van den tempel, de ramen van het atelier, en al het waas van landschap,

[pagina 340]
[p. 340]

een zwarte schim naderen aan, - skelet, somber gemanteld, reusachtiger dan alles:

Het zag den Dood...

 

Daar op zijn tafel lag het telegram.

En als verwezen staarde hij er op:

‘Kom terug. Mama ziek. Geen gevaar Emilie’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken