Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nippon (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nippon
Afbeelding van NipponToon afbeelding van titelpagina van Nippon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

ebook (5.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeur

Rico Bulthuis



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nippon

(1971)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

XI

Indien ge nu werkelijk denkt er met twee, drie tempels, die ik u verleden liet zien, van af te zijn, dan vergist ge u. Heeft een bezoeker van Japan niet gezegd: indien ge duizend tempels en duizend geisha's in Japan hebt gezien, kunt ge weg, niet eer. Ik weet niet of ik u duizend geisha's zal kunnen toonen - ik ben aan mijn eerste nog niet toe! - maar zeer zeker weet ik, dat ge nog enkele tempels met mij zult moeten doormaken. En dan, ze zijn werkelijk soms impozant! Als ik u nu eens iets heel moderns mag laten zien, is de Higashi Hongwangi, de Kathedraal mag ik wel zeggen van den Oosterschen tak der Boeddhistische Hongwangi-sekte, - o, laat mij u die sekte niet nauwkeuriger analyseeren! - wel iets zeer impozants, vooral als ge denkt, dat, hoewel in 1692 deze tempel gesticht werd, het huidige gebouw dateert van ... 1895. Weet ge, tempels verbranden telkens in Japan; daarbij komen soms aardbevingen voor; zeer gewoon is, dat een tempel, van cederhout gebouwd en met cederbast bedekt, in twintig jaren vervalt en dan op dezelfde plek of vlak er naast identiek herbouwd wordt. Deze moderne kathedraal van het Boeddhisme is in haar soort een prachtig indrukwekkend gebouw en zou u meer interesseeren zoo ge niet hetzelfde type, ofschoon kleiner en intiemer, al twintig malen gezien had. Zoo zal Japan van het Zuiden naar het Noorden wel zeer eentonig blijken van architectuur en van landschap. Er is niet het felle interesse dat de toerist bijvoorbeeld in Italië heeft, waar ieder klein stadje zijn eigen belang, zijn eigen type, zijn eigen antieken schilder heeft, dien ge daar gaat bestudeeren in oud paleis en kerk. De monotonie van het sight-seeïng in Japan is werkelijk soms

[pagina 72]
[p. 72]

moeilijk door te maken. Intusschen is deze kathedraal - als ik den tempel maar noem - interessant omdat de herbouw een zuiver populaire onderneming was. Een millioen yen werd bijeen gebracht door stedelingen en omringende buitenlui van Kyoto, en cederbalken en planken werden ten geschenke aangeboden. En wat vooral teekende het warme Boeddhisme, dat de luiden bezielde voor den opbouw van een nieuwen, grootschen tempel, was, dat duizenden vrouwen hare haren ten offer brachten om negen-en-twintig immense kabeltouwen te vlechten aan welke de balken - en welke balken!- werden opgeheschen: deze kabeltouw-vlechten liggen nog rond gevlijd te zien in eene der overdekte galerijen. Maar... de nijdige tongen fluisteren rondom, dat het juist de tijd was, dat de Chineezen hunne staarten afsneden en dat menige Japansche vrouw enkele Chineesche staarten opkocht om eere te doen aan den herbouw van den reuzentempel... Foei, dat te gelooven!

En dan moet ge natuurlijk ook zien den Hongwangi-tempel van de Westersche branche dezer Boeddhisten - ik spaar u Noorden en Zuiden - al zoû het ook alleen zijn om dat mooie dofgouden altaar te zien schemeren, waar Amida, goud verguld gesneden maar zwart van eeuwen en wierook - de god, dien ik ben gaan beminnen! - troont op zijn lotos-zetel. Al zoû het alleen maar zijn om dien papieren schuifwand bij het altaar te bewonderen, waarop geschilderd zijn een pauw en een pauwin, gezeten op een perziktak, en dit poëtisch huwelijksgeluk afschitterend van een gouden fond. En dan moet ge natuurlijk ook zien het Awatatempel-paleis, waar keizerlijke hermieten zich terugtrokken en waar in hun keizerlijke vertrekken prachtige schilderingen op de fusuma (schuifwanden) van goud te zien zijn van de Tosa-school, van de Kano-school, terwijl de tuin met vijvertje en bruggetje van één enkelen gebogen steen, wegschuilt in een bloei van azalea's...

Neen, ik heb medelijden met u. Ik wil niet meer zeuren: ‘en dan moet ge natuurlijk zien...’ Ga alleen ditmaal met mij naar den Toji-in-tempel, omdat ik u daar iets echt Japansch wil laten zien, iets heel bizonders. Uiterlijk is deze tempel van type niet veel verschillend van alle andere: de poort, de

[pagina 73]
[p. 73]

voorhof, de steenen lantarens, de tempel- en kloostergebouwen, de vijvers, het pavillioentje... Als altijd ‘schilderachtig’ - o, wat haat ik dat woord! - gebouwd en gezet tegen elkander in groepen van oude boomen... Als wij het maar niet reeds twintig malen zoo hadden aanschouwd! Maar van binnen spoken hier achter rieten gordijntjes, roerloos, tal van die verschrikkelijke, uit hout gesneden, zittende Shogùn-gestalten, en om deze huiveringwekkende figuren, vroeg ik u hier binnen te gaan...

Enkele regels historie: Ge herinnert u nog wel Yoshimitsu dien ik u toonde in het Gouden Pavillioen, afstand hebbende gedaan van zijn Shogùn-schap. Hij was een Ashikaga, de Shogùn-familie, wier beeltenissen ons weldra zullen treffen in dezen Toji-in-tempel. Hij leeft einde veertiende eeuw, dus in volle Middeneeuw, die ge u in Japan als overal kunt voorstellen als één oorlogsveld, met ijzer ompantserde ridders, hier Samurai genoemd. Maar deze Ashikaga-dynastie was reeds in het begin dezer eeuw gesticht door een zeer beroemd krijgsman, Ashikaga Takauji. Onder zijn machtig bewind doorleefde de Mikado Go-Daigo-Tennô moeilijke dagen. Hoewel steeds geëerd als de zoon der Zonnegodin - de Mikado's waren immers steeds van ééne dynastie en van mythischen oorsprong - werden er door de zeer machtige en ijverzuchtige edelen stroomen van bloed om zijn troon gestort. Elk adellijk geslacht streefde naar het dictatorschap. En het ongelooflijke gebeurde: de machtige Hojo-baronnen namen den Mikado gevangen en verbanden hem naar de Oki-eilanden. Het was in deze beroering dat, Ashikaga Takauji zich poseerde als loyalist om den Shogùn-staf te kunnen grijpen. Hij wist de meest geliefde vrouw van den Mikado over te halen den keizer op te zetten tegen zijn trouwste dienaren, en zelfs tegen zijn eigen zoon, ‘prins’ Morinaga, die als opstandeling in een kerker werd geworpen en vermoord. Om de ongelooflijkheid van dit laatste feit goed te beseffen, moet men niet vergeten de altijd mythische heiligheid der dynastie - dezelfde die nog heden ten troon zit! - Een zoon van de Zongodin was dus verbannen geworden door trotsche baronnen, een zoon van de Zongodin was in een kerker vermoord door eerzuchtige hertogen! Het

[pagina 74]
[p. 74]

doet ons Takauji's karakter eenigszins zien in het licht van de misdadige ziel van een Richard III. Hoewel naar het keizerschap zelve nooit de eerzuchtige hand werd uitgestoken. Toen de Mikado den dood van zijn jongen prins bejammerde, stiet Takauji hem van zich en plaatste een anderen Mikado op den troon van Kyoto, hoewel toch een zoon van de Zonnegodin. Er waren er zoo velen, de keuze was groot. Maar vele loyalisten bleven den ouden Mikado getrouw en zoo geschiedde het, dat gedurende zestig jaren twee Mikado's, ten troon geheven, die van Takauji in het Noorden en, in het Zuiden de legitimistische, met hunne hen opvolgende kroonprinsen, het land in hevigen burgeroorlog hielden. Toen verklaarde zich het legitimistische Zuiden overwonnen en gaf de mythische regalia - waaronder de heilige Zonnespiegel van de Godin - over aan den Noordelijken Mikado.

Vergeef mij even dit droge, historische aperçu. Toch, trad er nog ééne vrouw in op - onmisbaar element voor den romancier! - dan ware dit stuk historie een historische roman. De zwakke Mikado tegenover den oer-sterken, voor niets terugdeinzenden Takauji! Ja, een vrouw mis ik nog, een schoone concubine, die den jongen prins tot een Don Carlos - van Schiller - hadde gemaakt!

Deze Takauji stichtte dezen Toji-in-tempel. Van binnen is het gebouw somber, vervallen, vuil. Maar hier ziet ge, in hunne groote nissen, de Shogùns zitten dezer Ashikaga-dynastie...

Hier, vooreerst, Takauji zelve. Ook zijn helm en half verteerd zadel: een omgekeerde ijzeren pan, een rommel oud leêr. Maar hier - buig u een weinig en kijk onder het matten gordijn met kwasten - zit de verschrikkelijke man. In deze zelfde houding zullen wij tal zijner afstammelingen te dezer plaatse zien zitten. Als spoken. Op mij ten minste maken deze houten, eenmaal gelakte beelden, een heftigen indruk. Takauji's gezicht is levend, een portret. De kop, gedekt met de Shogùn-muts, die te klein lijkt voor den schedel en van achteren een opstaand, zwart, heel hoog uitsteeksel vertoont. De kop zelve is valsch goedig, de energie is verborgen achter een bijna stompe uitdrukking, de oogen staren bijna dom. Is dit de verschrikkelijke man? Het is een zijner maskers vermoedelijk, dat de

[pagina 75]
[p. 75]

beeldhouwer meende te kiezen als het gemakkelijkste. Herinner u hoe Richard III fronst, grijnst, dweept en glimlacht. Hij zit, de Shogùn, in de traditioneele houding. Hij hurkt in een ongelooflijke lenigheid hiëratisch op den grond, de beenen kruislings plat. Voeten zijn zichtbaar. Onderbeenen zijn zichtbaar en maken als een vierkant het langwerpige fondement. Een van zwaarste zijde om hem plooiend uitstaand gewaad met stijve borst - zou het een metalen pantser zijn?? - beeldhouwt de geheele figuur in bijna kubistische vakken. De zeer wijde mouwen staan zoo ver en zoo wijd uit boven beenen en voeten, dat het schijnt of de bovenfiguur in een schuit zit. De eene hand houdt den Shogùnstaf, boven iets breeder dan beneden; de andere is roerloos.

Niets is vreemder en moeilijker te bezien dan een dergelijke figuur van antieke Japansche beeldhouwkunst. Ik betwijfel of mijne beschrijving iets voor u oproept van dit spookbeeld. Bedenk wel, dat rechterkant en linkerkant geheel identiek zijn. Dat alleen hand-met-staf en roerlooze hand iets geven van onregelmatigheid. En dat staart en hurkt uit een schemerduister en is bijna afstuitend en huiveringwekkend. En daarbij allerinteressantst.

Deze zelfde vreeselijke, raadselachtige man en heerscher heeft een kakemono beteekend met een soort ijlen, Boeddhistischen priester... ten minste zoo zegt men, zoo toont men! Waarom niet te gelooven! Het compliceert maar nog interessanter dit despoten-karakter!

In de andere nissen spoken de andese Ashikaga's u toe. Ge herinnert u immers wie ik u reeds liet zien in het Gouden Pavillioen? Yoshimitsu? Maar dààr zat hij in Boeddhistisch priestergewaad. Hièr zit hij nog in Shogùn-gala-ornaat, vóór hij afstand deed ten bate zijns zoons. Identiek dezelfde houding, die uitstaande schuit met de brokaten mouwen, waaruit het beeld rijst, maar met een baard in drie krulbaarden uitgedeeld, als met een vreemde élégance! O, de zonderlinge, de vreemde beelden, die spoken uit de veertiende eeuw! Hier zit dan Yosimochi, zijn zoon, - voor wien hij afstand deed, maar dien hij toch in de gaten hield, al had hij zijn monnikspij aan - eveneens als de anderen, in zijn bro-

[pagina 76]
[p. 76]

katen mouwenschuit, met een sik. Weêr een andere haarmode op het gelaat. Hier zitten de heel jeugdige Yoshikatsu, de mismaakte Yoshihara, Yoshinori's zitten er twee, Yoshimasa, Yoshitane, Yoshinisa, Yoshiteru, Yoshimuzi... Ze zitten er allemaal in hunne brokaten mouwschuiten met het precieuze waaiergebaar van hun dictatorstaf, deze Yoshi's, deze Ashikaga's, die twee eeuwen hebben geregeerd over Japan, aan de voeten van hun machteloozen Mikado, dien zij hielden geboeid in heiligheid. En als ik u nu nog toon, hoe Yoshimitsu (die priester werd) hier zelve een heilig tablet met drie gewijde karakters (maar wat beteekenen die letterteekens??) heeft geschilderd, en als ik u daar nog toon, dat Yoshimochi (zijn zoon) daar ginds in den tempel eens plezier heeft gekregen te teekenen op den schuifwand een rijdenden monnik met een baard, op een soort muilezel, menschfiguur en dierfiguur in treffend primitief en tòch suggestief perspectief geschetst - zie vooral de ijlende pooten van het rijdier - dan laat ik de spokerij voor u gedaan zijn, en voer u het lieve tempeltuintje in, langs de vijvers, naar het kleine thee-pavillioen.

Wij krijgen er geen thee. Dat is ook maar beter: wij zouden de Boeddhistische thee misschien meer interessant vinden dan lekker. Maar let even op dit thee-pavillioen. Het is een allereenvoudigst houten gebouwtje. In het midden van den vloer, een vierkant diep gat, voor het vuur, waarop de bronzen ketel ziedde. Die ketel ziedde aesthetisch. De theedrinkers zaten in de houding, die vereischt werd, twee uren te wachten, want zóó lang duurde vaak deze theeceremonie, die, vreemd! als een precieus maniërisme met regel bij regel was voorgeschreven, terwijl op het oorlogsveld de zwaarden kletterden. Aestheten hadden bloemen geschikt volgens strenge wet, in twee, drie vazen. Gesprek ging om, maar niet over politiek, geldzaken, familie-aangelegenheden. Alleen de essentie van Chineesche filosofie of poëzie mocht subtiel worden ge-effleureerd. Intusschen kookte het water, werd het theepoeier geschud en gewogen met fijnste gebaren en allersierlijkst instrument. Lepeltjes, kwastjes om de thee, rhythmisch kloppend, te doen schuimen, een vogelveder om een theestofje weg te vegen. Godsdienstig werd de groene thee geproefd en vloeibare jade

[pagina 77]
[p. 77]

genoemd, naar het Chineesche voorbeeld. Dichters lazen oden voor op de thee. Waren er vrouwen aanwezig? Vermoedelijk, maar alleen als dienaressen. De Japansche vrouw, die nòg als een minderwaardig wezen beschouwd wordt, was toen niet meer dan een slavin. Maar zoo zij de thee bereidde, wees er verzekerd van, dat zij dit deed met de precieuze gebaren eener priesteres. Rondom zaten de mannen in hun brokaten kimono's, met hunne waaiers. Er waren thee-meesters: misschien dat onder hunne leiding de vrouwen de precieuze gebaren uitbeeldden. De tongen der fijnproevers zouden oogenblikkelijk proeven of de thee was gezet met rivierwater of bronwater, en zelfs de seizoenen van lente tot winter toe, proefden zij, nippende.

Dan, terwijl een der theedrinkers, met halve stem, tusschen twee, drie nipjes thee, een nieuw, pas door Korea, uit China aangewiekte ode in half Chineesche, half Japansche verzen declameerde, terwijl iedereen zat en luisterde naar deze zalige poëzie, herschikte een paar lange aesthetenvingers de irissen in de misschien wel Chineesche celadon-vaas, omdat de bloemen dreigden, door de warmte en ketelstoom, een onaesthetische houding aan te nemen...

Zulk een afternoon-tea gebeurde in Japan terwijl verderop, in het veld, de Samurai van twee verschillende Taiko's of prinsen, elkander bevochten met gerammel van ijzeren schouderschildplaten en kletterende zwaarden...

In het pavillioentje zong alleen, verkokend, het water, en scandeerde murmelend een jeugdige levenskunstenaar het nieuwe Chineesche gedicht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken