Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nippon (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nippon
Afbeelding van NipponToon afbeelding van titelpagina van Nippon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

ebook (5.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeur

Rico Bulthuis



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nippon

(1971)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 134]
[p. 134]

XX

Ik heb ergens gezegd, dat de huidige Japanners geen musicus, geen schilder, geen literator hadden, ten minste niet dragende de beroemde namen, die gaan over de grenzen des lands. Dezer dagen las ik de Engelsche vertaling van Nami-Ko van Kenjiro Tokutomi, en sedert weet ik, dat er een moderne Japansche literatuur bestaat, al is deze ook niet overweldigend. Er zijn Japansche romanciers, die realistisch-psychologische werken schrijven. Rondom Tokutomi zijn er anderen; er zijn zelfs voorgangers. Ik wil deze schrijvers voor het oogenblik niet beschouwen; Tokutomi, die een beroemdheid is, geeft genoeg stof voor wat ik zeggen wil.

De roman handelt tijdens den Japansch-Chineeschen oorlog. Stijl en manier zijn een weinig sober en droog; niemand zal den schrijver bloemrijkheid verwijten; oproeping van atmosfeer om zijn personages is hem vreemd. Hij schijnt onbewust te vermoeden, dat zijn Japansche lezer wel een Japansch huis, of landschap, of zelfs oorlogsschip, midden in vollen zeeslag, zich kan verbeelden; zijn decoratie is dus nihil. Maar zijn personages zijn wel menschen, al hebben zij ook ieder iets als een dramatisch emplooi. Er is de zoete, tragische heldin, nog geen twintig, Nami-Ko, - dat is zooveel als Freule Golf (voornaam) -, die met groote emotie haar korten maar droeven levensweg naar een beter leven dan dit aflegt. Er is de held, haar echtgenoot, een zeeofficier, gezond, hartelijk, eveneens te edel. Er is Nami-Ko's vader, een generaal met vele goede kwaliteiten een zwaar bonkstuk - ik zie hem bij ons al door Roemer spelen: er is een tooneelstuk uit dezen roman getrokken, dat steeds volle Japansche zalen trekt. Er is een ‘ver-

[pagina 135]
[p. 135]

rader’, een neef van Baron Takeo Kawashima, den zeeofficier. Met een ander type, dat wel knap geschetst is, levert deze heer aan het Japansche gouvernement minderwaardig oorlogsmateriaal en steekt duizenden yens in zijn zak. Dus, zulke dingen gebeuren ook... in Japan, daar een schrijver in zijn eigen land, als door ons, ‘realistisch’ genoemd, het ons vertelt. Er is de schoonmoeder van het zoete vrouwtje, zeer goed geteekend: de ‘schoonmoeder’ is nu eenmaal de traditioneele Schwiegermutter van de ergste soort en zij wreekt zich, als zij de huismacht in handen houdt, uit herinnering van wat zij zelve geleden heeft, hoewel zij er niet aan stierf. Eenige andere bijfiguren zijn met relief geteekend.

Groote kleur heeft het geheel niet, wel emotie en goede psychologie. Litteraire psychologie, zoo als wij allen, schrijvers, meer dan twintig jaren geleden reeds, leerden te pas brengen in onze eerste werken, psychologie, waarvan de hoofdwet deze is, dat de Mensch noch goed noch slecht is. Maar iedereen een kind van atavisme en omstandigheid en milieu. Een voorbeeld uit het Japansche boek: als de schoonmoeder hoort, dat Nami-Ko gestorven is, is zij werkelijk wel treurig; als zij hoort, dat de bloemen, die zij zond, door den generaal, vader van het droeve heldinnetje, zijn teruggezonden, is zij hevig ge-ergerd en zijn voor goed hare tranen gedroogd. Deze litteraire psychologie, die wij, schrijvers onzer generatie, eenmaal allen in onze ‘zielkundige romans’ beoefenden, is nu vrijwel een truc geworden en jongere auteurs zullen goed doen dieper te speuren in de ziel hunner personages.

De roman geeft een navrant beeld van het leven eener jonge Japansche, pas gehuwde vrouw. Nami-Ko's moeder stierf aan de tering. Haar vader, de zwaar gebouwde generaal, hield veel van het kind. Zij had ook nog haar ‘nurse’, hare ‘ama’, die alles voor haar was. Met haar jongere zusje gaat het niet. Er komt een stiefmoeder, Japansche, lang in Engeland geweest en vreemd verwesterd, maar goed in enkele lijnen geteekend. Nu gaat het heelemaal niet meer met het een weinig stille, eenzelvige, moederlooze kind. Maar een tante - lief type, niet al te conventioneel - zal haar doen trouwen. De tante is de ‘go-between’ tusschen het huis van den generaal Burggraaf

[pagina 136]
[p. 136]

Kataoka en het huis van de Barones Kawashima. Geen huwelijk in Japan geschiedt zonder een tusschenpersoon, die een bloedverwant of vriend van een der partijen is. Nami-Ko trouwt den jongen zee-officier Baron Takeo Kawashima.

Het is allerliefst door den schrijver weergegeven hoe gelukkig zij is. Het is ook zeer interessant te leeren uit de beschrijving der witte-broodsweken, dat er liefde kan zijn in Japan. Er is dikwijls gezegd, dat er geen liefde was in Japan, noch in hoogere, noch in lagere klassen. Een schrijver, niet anders dan sober realist te noemen, geeft ons zonder eenige sentimentaliteit te kennen, dat een zelfs door verwanten gearrangeerd huwelijk in Japan gelukkig kan zijn en vol liefde. Het jonge vrouwtje is wèg uit het ouderlijk huis, waar zij niet overweg kon met hare stiefmoeder en haar vader niet altijd zag. Zij heeft een man - de tante heeft goed uit haar oogen gekeken - die er goed uitziet, gezond is, blijmoedig, hartelijk, braaf en zijn jong vrouwtje lief krijgt. Zij krijgt hem ook lief: hoe zoû het anders kunnen? Natuurlijk. Had tante gevonden een ànderen echtgenoot met even zoo vele beminnelijke kwaliteiten, Nami-Ko had dien anderen echtgenoot ook bemind. Zij heeft dus haar Takeo hartstochtelijk lief, even als deze haar en wij kunnen aannemen, dat liefde bestààt in Japan. Maar er is deze vreeselijke ‘draw-back’: een jong Japansch echtpaar woont niet op zichzelve maar in het ouderlijk huis van den echtgenoot.

Takeo's vader is dood: er is alleen zijne moeder, die hij zeer vereert, als een Japansche zoon alleen zijne moeder vereert. En de Japansche vrouw, die in hare jeugd is als een moreel geslagen en getrapt hondje, dat er toch altijd lief uit moet zien, keurig geblanket maar niet te veel, sober in haar donkere kimono, met het minuscule familie-wapentje rond geborduurd op mouwen en rug, altijd glimlachende wat haar stille leed ook zij, knikkende op hare buigende beentjes, die verleerden rècht te loopen op hare geta's; gratieus toch steeds als ‘een ijle wilgeboom’, het gewone beeld van vergelijking; haar zwarte, als verlakte haar gekapt in ‘magé’ of liever ‘maru-magé’, - het hooge kapsel der getrouwde vrouw; - de Japansche vrouw kent één oogenblik dat zij wraak neemt over alles wat

[pagina 137]
[p. 137]

haar werd aangedaan in hare jeugdige jaren, toen zij niet telde. Het is het oogenblik, dat zij ouder wordt. Meesteres in huis, als hàre schoonmoeder het tijdelijke zegent. Nu heerscht zij over hare kinderen, van wie zij strikte gehoorzaamheid eischt, van hare bedienden, die voor haar leven. Nu heerscht zij, over hare schoondochter. Een moeder is in elk land jaloersch van de vrouw van haar zoon. In Japan echter is de jonggehuwde vrouw, zoo zij eene zachte natuur heeft als Nami-Ko, de martelares harer schoonmoeder.

Deze martelingen zijn zeer, zeer sober weêrgegeven. De schrijver, in zijne soberheid, laat ze ons meer raden. Zij komen voor vooral als Takeo op zijn oorlogsschip is. Teederste brieven worden gewisseld. Ja, liefde bestaat in Japan. Deze accenten zijn uit het leven zelve afgeluisterd. Deze scheidingen van den zeeofficier en zijn vrouwtje geven den schrijver lyrische zinnen in, geheel binnen de maat, die hij zich stelde.

Nami-Ko, hoe gelukkig ook in hare liefde, trots het stille martelleven in huis, wordt ziek. Zij heeft van hare moeder ge-erfd de kiem der ziekte, waaraan deze stierf: tering. Tering is dikwijls in literatuur een op de traanklier werkend motief. De schrijver heeft dat motief hier zéér sober gehouden. Nami-Ko, langzamerhand, schijnt meer en meer te kwijnen.

Zij heeft haar man nog geen kind geschonken, als hare ziekte zich openbaart. Nu treedt de schoonmoeder op. Kinderloosheid is in Japan een reden tot scheiding. En er volgt een zeer dramatische scène - als voor het tooneel geschreven - tusschen moeder en zoon, de respect eischende moeder, den eerbiedvollen zoon. Zij eischt van hem, dat hij zijn vrouw terug zende naar haar ouderlijk huis. (Dit kan met slechts enkele formaliteiten gebeuren). Hij weigert, hij weêrstreeft haar. Hij gaat heen; zijn dienst op zijn oorlogsschip wacht hem; wij leven mede den slag bij de Yalu-rivier - zeer sober, tè sober beschreven -, waar Takeo gewond wordt.

Intusschen heeft de schoonmoeder niet stil gezeten. Zij heeft, nu Takeo na hevigen woordenstrijd van haar is heen gegaan, eerst een onderhoud gehad met die lieve tante - men herinnert zich misschien de ‘go-between’ -, die echter heelemaal niet te vinden was om ook maar een hand te steken in deze schei-

[pagina 138]
[p. 138]

dingskwestie. De schoonmoeder, teleurgesteld, raadpleegt dan een harer ingewijde vrienden: een der ‘verraders’ - niet zoo bar geteekend - en knoeiers met regeerings-goederen en -gelden. En zendt hem naar den generaal, vader van Nami-Ko. De verrader-afgezant heeft de gave van het woord, van het beleefde woord: in zoovele beleefde woorden en met zoovele Japansche buigingen, deelt hij den generaal mede, dat Takeo's jonge vrouw ziek is, vermoedelijk geen erfgenaam zal baren aan het huis van Kawashima en dat dit vooruitzicht Takeo's moeder zeer bezorgd maakt: een zoon en erfgenaam is àlles voor een Japansche familie. Het is genoeg voor den generaal om zijn dochter met zachten dwang te doen thuis komen in haar ouderlijk huis, terwijl Takeo, de echtgenoot, eigenlijk nog van niets weet. Dit is volstrekt een Japansche toestand, zeer interessant in den roman te zien beschreven.

Navrant is het leed van het zieker en zieker wordende vrouwtje. Brieven zendt zij haar man, brieven zendt hij haar: als zij toch van elkaar houden, waarom kunnen zij niet bij elkaâr blijven?! Een smartelijkheid van wederzijdsch verlangen zweeft tusschen beiden: hij is gewond: zij mag hem niet verplegen. Zij zendt hem zijden onder-kimono en krippen gordel en sneeuwwitte sokken - die met de spleet tusschen de teenen - die haar eigen naald hem gewrocht heeft. Hij is geroerd, heeft haar lief, maar is machteloos: de Japansche traditie der gehoorzaamheid klampt hem in hare klauwen. Zij lijdt meer en meer, physiek en moreel, en is op een oogenblik op het punt zich in zee te verdrinken. Dan een niet zeer artistiek oogenblik maar tòch belangrijk. Zij wordt gered door een Japansche vrouw, die Christin werd en Nami-Ko een bijbel leent. Er zijn tal van Engelsche zendelingen in Japan, die vinden dat onze ‘Christelijke’ godsdienst beter voor een Oostersch volk is dan Shinto-isme en Boeddhisme.

Enkele theatrale toevalligheden, die het op het tooneel wel zullen doen - ik zeide reeds: uit dezen roman is een geliefd theaterstuk getrokken - pleiten ook niet voor des schrijvers compositiekunst: in den oorlog redt Takeo, zonder het te weten, in den nacht, den generaal, Nami-Ko's vader, die door sluipers belaagd werd.

[pagina 139]
[p. 139]

Maar een andere ‘toevalligheid’ is prachtig. Het is deze: de generaal brengt zijn zieke dochter naar zijn buitenverblijf. Zij zitten in den trein. Een andere trein passeert... Nami-Ko leunt even met den arm over de raampost naar buiten, ziet in den voorbij stoomenden trein... Zij slaakt een kreet; zij heeft Takeo herkend, die één oogenblik ook haar in de oogen ziet. Beiden buigen zij zich naar buiten, wuiven elkander toe. En alles is weder voorbij.

Dit oogenblik van meest navrante levenswreedheid is, in de gewone soberheid van den schrijver, zoo teeder en tegelijk zoo subliem, dat wij begrijpen hoe hoog zijne Japansche lezers hem stellen. De Japanner is zeer gevoelig voor dergelijken toestand van tragiek en poëzie en tevens is er in het geval van dit korte wederzien, een Boeddhistische diepte, die de vlugge lezer niet voorbij mag zien. Dit vermoedelijk laatste wederzien op deze aarde voorbereidt wederzien in andere levens, in andere werelden. Daarom, de toevalligheid is geen toevalligheid hier.

Nami-Ko sterft. Haar lichte, golvende, korte, tragische levenslijn is in het boek teeder geteekend als met de ijle lijnen van enkele grauwe wolkjes, waartusschen wat gulden licht speelt. En het boek eindigt met deze ‘toevalligheid’, een theatrale en geene Boeddhistische: de generaal en Takeo ontmoeten elkaâr op een herfstdag, ieder gaande met chryzanthemums naar het graf van Nami-Ko, waarover zich een korte pijnboom wringt in des booms ceremonieele houding van rouw. Vader en schoonzoon vallen elkaâr in de armen. Ik ben mij bewust, dat ik niet meer gaf, dan een inhouds-opgave en iets van critiek. Maar het was mij zulk een openbaring, dat er een dergelijke realistische Japansche schrijver bestond - en meerderen bestaan òm hem - dat ik niet nalaten kon u van dezen werkelijk goed litterairen en Japanschen roman iets te vertellen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken