Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nippon (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nippon
Afbeelding van NipponToon afbeelding van titelpagina van Nippon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

ebook (5.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeur

Rico Bulthuis



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nippon

(1971)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

XXII

Een goed vriend schrijft ons uit Tokio: ‘Ik raad jullie niet naar Tokio te komen. Het is Juli, iedereen gaat weg uit Tokio, Tokio is een gat, stoffig, benauwd en warm... Ik raad jullie Tokio eraan te geven. Tokio is niets voor iemand, die pas ziek is geweest. Daarbij, het Imperial-Hôtel is pas afgebrand en er is geen ander doenbaar.’ Nu is dit misschien een verstandige raad, maar ik vind het toch wel wat vreemd, in Japan te zijn en zijn hoofdstad heelemaal te negeeren. Het is waar, wij hadden niet anders gedacht, dan in Mei aldaar te zijn, maar de omstandigheden hebben het niet gewild. Terwijl ik hierover eenigszins somber zit na te denken, komt er een brief van onzen gezant, Jhr. De Graeff, die ons verzoekt, mochten wij in Tokio komen, zijn gast te zijn in het Gezantschapsgebouw, daar er werkelijk geen goed hôtel in Tokio is. Wij nemen dankbaar aan, en te meer erkentelijk zijn wij, daar de heer en mevrouw De Graeff reeds aanstalten maken om voor een paar maanden te verhuizen naar het Hakone-district, niet ver van Myanoshita, waar wij zijn.

Eerst de auto naar Kozu en dan langs Yokohama naar Tokio, een paar uur sporen. Het reisje valt nog al meê. Maar vreemde gewoonten, dat de Japanners hebben in de treinen. Zij kleeden zich half uit; zij nestelen zich in vreemd elegante nonchalance òp de banken, alsof zij denken: ‘wanneer wij niet thuis zijn op onzen vlekkeloozen mattenvloer, komen onze manieren er minder op aan. Zoo een trein is toch maar Westersche onvermijdelijkheid in ons heilig vaderland...’

Comfortabel zijn de treinen niet, zelfs niet de zeldzame eerste-klasse en expres-treinen. Meestal treft men niets dan

[pagina 148]
[p. 148]

tweede-klasse-treinen, stampvol. Deze eerste-klasse-zetels of banken zijn nauw en smal, zoodat men geen raad weet met zitvlak en knieën, en daar de lage fauteuils, waarboven rusteloos uw hoofd bengelt, ook dikwijls achter elkander zijn opgesteld, zijn uw neusgaten vaak en dicht in contact met de pommade-aroom van uw voorbuurman. Zoo in Japan waren nagedaan de comfortabele coupés Rotterdam-Den Haag-Amsterdam, hadden de Japanners iets plezierigers bereikt.

Aan het station te Tokio komt de heer De Graeff ons zelve afhalen en tuffen wij naar den groenen heuvel, waarop in een park onze Gezantschapsgebouwen liggen. En mochten wij drie allergezelligste dagen doorbrengen onder de lieve zorgen van mevrouw De Graeff, zonder in dit frissche gedeelte der hoofdstad iets van warmte of stof te lijden. Het was na het vervelende hôtelleven - het hôtelleven wordt, naarmate het moderner wordt, al vervelender en vervelender - een niet genoeg te waardeeren verandering: enkele dagen familie-leven in een groot gezin onder de schaduw onzer Nederlandsche driekleur.

Drie dagen in de hoofdplaats van Japan, waarlijk, lezer, dit is den toerist genoeg. Tokio is niet anders dan wat onze vriend ons schreef: een gat. Maar een immens gat met onoverzienbare afstanden. Een stad even silhouetloos als alle andere Japansche sleden. De mijlenlange wallen van het keizerlijk paleis - onzichtbaar, ondoordringbaar - geven misschien nog een grootsche lijn van geheimenis, waarachter ge u kunt voorstellen, dat een steeds zieke Mikado leeft. Hier en daar de stijllooze, Europeesche gebouwen der Departementen, banken, een immens ‘warenhuis’, in het genre van de Louvre-magazijnen, verder lange, breede, volle straten met Japansche woningen, en winkels. En wat vooral het stadsbeeld voltooit, zijn de trams, de tallooze, overvol, steeds overvol gepropte trams, waar ze zitten op elkaar en hangen aan iedere lus.

Dan de standbeelden. Bij ons zijn ze reeds niet mooi; hier zijn ze afzichtelijk die poppen in gekleede jassen en uniformen op hun piédestals. Hebben de Japanners dan al hun goeden smaak verloren, met deze armzalige nadoenerij van Westersche hulde aan dooden? Daarbij, de Japanners huldigen reeds zoo hun levenden: de gehuldigde mag zijn eigen standbeeld onthullen.

[pagina t.o. 148]
[p. t.o. 148]


illustratie
18. Iemitsu-Mausoleum te Nikko


[pagina t.o. 149]
[p. t.o. 149]


illustratie
19. Snijwerk aan de Yomeï-Poort van het Ieyasu-Mausoleum te Nikko


[pagina 149]
[p. 149]

Waarvoor komt de toerist in Tokio? Wel, Tokio is de hoofdstad van Japan. Hij wil wel eens zien hoe de hoofdstad er uit ziet van één der drie allergrootste mogendheden der Wereld. Nu, de hoofdplaats valt niet mee en is even onbelangrijk als iedere andere, gemoderniseerde Japansche stad.

Wat in Japan belangrijk is, dat is het antieke, niet het moderne. Maar de toerist is reeds te laat als hij hier komt. De bekoring is voor het meerendeel reeds wèg-gemoderniseerd.

Er is het Okura-Museum, privaat bezit, verzameling van Japansche en Chineesche kunst en bij-een gebracht in den goeden, ouden tijd, toen deze dingen nog voor een prikje waren te krijgen. Het licht is er slecht; zelfs op dezen zonnigen dag is het moeilijk deze toch interessante sculptuur te bezichtigen. Ik kan er u ook niet veel van vertellen. Het is een uitgebreide verzameling, maar op elkaâr gepropt, en in dit slechte licht, dat van rechts en links valt, onder een leelijke bonte glazen moderne zoldering, moet men zijn uiterste kracht verzamelen om iets te zien en dan te bewonderen. Er hangen wondermooie kakemono's, Anuda's en Kwannon's, waarvan wij lazen bij Fenollosa en bij Kleykamp soms iets zagen; maar hoe ik mij draai, ik raad meer achter het flikkerende glas de schoonheid, dan dat ik haar zie.

Er is echter ook een verzameling goudlak, die bizonder is. Er is o.a., tusschen vele kisten met zware zijden kwasten en koorden en voor welker teekening op het goudlak meesterschilders hunne schetsen ontwierpen, een lange boekenschrijn, een lage schrijftafel op korte pooten, waarvoor men zit op den grond, op een zijden kussen, verschillend schrijfgerei, alles een cadeau van een Tokùgawa-Shogùn aan een zijner gunstelingen. Het is schitterend werk, het is alles goudlak, ik kan in het slechte licht niet zien of het goud er op is gepoederd of gewreven - er zijn verschillende methoden om het goudlak neer te leggen, soms over rood lak, soms over zwart lak - misschien zijn wel beide methoden hier gebezigd. Deze prachtige dingen in schrijnwerkerskunst en verlakkerskunst - vergeef mij zoo dit laatste woord vreemd klinkt - zijn als tooverdingen, zijn ongelooflijk mooi - misschien wel wat onpraktisch - met de teekening en-relief van ijle bamboe en bladeren. Zij zijn

[pagina 150]
[p. 150]

wederom een bewijs van de verfijning, die de Japanner zoo dikwijls in den loop der eeuwen - met thee-ceremonie, met bloem-arrangement, met tuinaanleg, met allerlei plechtigheid - heeft ondergaan alsof hij zijn ziel cizeleerde tot uiterst raffinement en elegante decadentie. Het is ongelooflijk, dat deze goudgelakte juweelen meubelen zijn om aan te schrijven en boeken in weg te bergen... Maar zij... zij zijn zichtbaar ook nooit gebruikt. Zij zijn, geloof ik, meer dan een eeuw oud. Zij zijn steeds bewaard in de brandvrije ‘safe’. Zij zijn onaangetast: er is geen krasje aan. Geen stukje goudlak is afgeschilferd. Als het niet zoo fijn was, en van zoo goeden smaak, zoudt ge kunnen meenen, dat deze kostbaarheden gisteren waren geschapen.

Zulke dingen laat de Japanner ontwerpen, betaalt ze met schatten, geeft ze cadeau en wie ze cadeau krijgt, zet ze achter slot, in een ruime brandkast!

Ge zult mij voorhouden, dat Japan's hoofdstad minstens drie parken u vertoonen kan: het Keizerlijke Park, Hibya-park en Shiba-park. Het klinkt wel heel voornaam maar het Keizerlijk park treft meer door wijde uitgestrektheid dan door iets anders, en de beide andere parken troffen mij door enkele, groote, mooie boomen in een verwaarloozing, die afvroeg: maar wàar zijn de aesthetische tuinarchitecten van vroeger??

Dan zagen wij, gaande langs de leelijke gebouwen en pylonen - modern natuurlijk - van de Peace Exhibition, het Museum, gelegen in het Ueno-park, waar zeker interessante beelden en kakemono's te zien waren, die, uit de tempelschatten tijdelijk aangebracht, telkens verwisseld worden. Er zijn in dit park ook zes tomben met de daarbij behoorende graftempels van zes Shogùns uit de Tokùgawa-familie, die nòg bestaat: er is nog een prins Tokùgawa. Waarom ik u niet meer van het Museum vertel? Omdat ik er ontstemd werd door een immense Empire-rotonde met koepel, midden in het gebouw, en dat ik voor Empire-stijl niet kom in het Oosten: deze atmosfeer mag niets Napoleontisch hebben of zij wordt bedorven voor den gevoeligen artist. Waarom ik u niet meer van de Tokùgawa-sepulkers vertel? Omdat ik naar Nikko ga en daar de sepulkers de eerste Shogùns dezer dynastie onder de interes-

[pagina 151]
[p. 151]

santste kunstgebouwen behooren in Japan. Vertelde ik u dus van de Tokùgawa-Mausolea in Tokio, dan hield ik weinig frischheid van stijl meer over om u later die van Nikko te beschrijven. Daarbij hebben deze graven tijdens de Restauratie (herstel van de macht des Mikado's), toen er gevochten werd tusschen aanhangers van den keizer en partij-gangers van den Tokùgawa-Shogùn - den laatsten! - zeer geleden en zijn zij vernield en beroofd door de Imperialisten.

Dit alles is veel, uitgebreid; deze graftempels zijn kleurig en verguld; het is zelfs historisch, men kan het gaan zien, men kan het ook niet gaan zien; veel stemming brengt ge niet mede uit deze musea, uit deze heiligdommen. Geheel Tokio is stemmingloos. Wil men in den tempel van Asakusa-Kwannon het wonderdadige beeld zien, dan is dit onzichtbaar. Het is natuurlijk zeer lofrijk en vroom, een wonderdadig beeld, waarvan de toerist verschillende legenden las, niet te toonen aan iemand, die maar een toerist is, maar de arme toerist mag dan op zijn beurt ook wel ontstemd zijn en vraagt zich wel eens af: al die vreeslijk heilige beelden, die niet worden vertoond... zijn die er nog wel, of zijn ze al naar Boston of Philadelfia? Alleen de priesters en de keizerlijke prinsen mogen die beelden zien, maar de eersten zijn het met elkander eens en de laatsten ... hebben die in de doorwierookte schemering wel het echte beeld gezien...?

Maar dit zijn nijdige gedachten van een teleurgestelden toerist, waaover hij zich dadelijk schaamt en excuses maakt. De wereld is heel eerlijk. De menschheid bestaat uit niets dan belichaamde deugden. Nu de toerist dan ook: peccavi! bekend heeft, bezoekt hij de Shiba-tempels, - ‘marvels of Japanese Art’, volgens de Engelsche enthouziasten - die wederom graftempels zijn van eenige Tokùgawa-Shogùns. In deze graf-tempels worden de vergoddelijkte voorouders van den tegenwoordigen prins Tokùgawa blijvend vereerd, terwijl de eigenlijke grafgesteenten dezer Japansche Olympiërs achter of in de heiligdommen niet altijd gemakkelijk te zien zijn. Het geheele kolossale complex van deze tempelgebouwen maakt een indruk van verwaarloozing en triestige onbelangrijkheid. Het vochtige klimaat heeft daarbij lakwerk en verguldsel zeer aangetast.

[pagina 152]
[p. 152]

Natuurlijk zijn er mooie dingen: de architecturale verhoudingen dezer hallen, grootere en kleinere, zijn steeds zuiver. De twee draken, de Dalende en de Stijgende, die als twee balken een tempel vereenigen met een zuilenpoort buiten, zijn van een edele vinding. Soms zijn echter leeuwen en draken en eenhorenen, geschilderd op zwart gelakte wandpaneelen, grof van kleur en vormen, verwrongen naar Chineesch voorbeeld maar niet veredeld met Chineesche fijnheid.

Men moest dit dit alles een groote eeuw geleden hebben gezien tijdens een groot ceremonieel. Toen zal ten minste dit geheele complex van tempelgebouwen iets gewijds hebben gehad. Als de heerschende Shogùn dan zijne voorvaderen kwam vereeren, steeg hij alleen op naar het Heilige der Heiligen, zetten de Daimyo's zich op de galerijen naar hun rang, gezeten op de voeten, in die houding, die geen Westerling nadoet, zaten zij daar in de brokaten schuiten van hunne uitstaande mouwen en met hun typische koppen, gekapt en hoog vreemd gemutst. De mindere Samurai zetten zich links en rechts. De wierook steeg wolkend uit de bronzen vaten, die waren aan leeuwen en draken en eenhorenen gelijk. De walm steeg tusschen de bronzen en vergulde lotosbloemen, - knopjes, bladeren, die in groote vazen verrezen op het altaar, al het elaborate snijwerk, dat nu op zichzelf vermoeid, maar toen als een achtergrond en overdakking een harmonisch fond gaf aan deze sterke weelde-mannen. Shinto- en Boeddhisme gingen hand aan hand. De Boeddhistische ‘Sutra's’ lagen in heilige rollen in die goudgelakte kisten met monumentale kwasten. De Boeddhistische schel klonk in de hand van de priesters, ginds breed in hun witte gewaden officieerende voor de heilige Shinto-tabletten, waarop de ideogrammen der voorouders...

Toen zullen de Shiba-tempels voor wie van verre toe kon zien, een wonder zijn geweest. Nu zijn zij niet meer dan een teleurstelling in de ‘sight-seeing’ van den armen toerist in Tokio.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken