Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nippon (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nippon
Afbeelding van NipponToon afbeelding van titelpagina van Nippon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

ebook (5.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeur

Rico Bulthuis



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nippon

(1971)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 191]
[p. 191]

XXIX

In een onbekend land, dat men als toerist doorreist, treffen de onbekende dingen en poogt de reiziger zich met deze vertrouwd te maken. In onze Westersche landen is de beschaafde toerist, die een beetje zijn talen kent, nooit zoo heel erg verloren tusschen de, hem eerst onbekende, dingen en is hij heel spoedig er meê familiaar, in meer of mindere mate, naar gelang van zijn assimilatie-vermogen. In het Oosten is dat geheel anders, vooral in het Uiterste Oosten. Het verschil tusschen Oostersche en Westersche ziel is bijna een onoverbrugbare afgrond en vele onbekende Oostersche dingen maken den Westerschen toerist dikwijls radeloos. Reist hij in China en Japan en kent hij geen Chineesch of Japansch, dan zal hij soms radeloos zijn. En wat hem soms ook radeloos maakt, zonder zelfs nog aan Chineesch of Japansch te denken, dat is, in beide die talen, het ideogram.

Niet te kunnen lezen het letterschrift, dat overal om u heen warrelt, niet alleen in de driftig open gespreide dagbladen, die een Chineesche koopman leest op den drempel van zijn magazijn, en de Japansche rickshaw-man bij het ‘station’, waar hij zijn wagentje stalt, maar ook overal, overal, in de straten, in opschriften en op reclame-borden! Nooit te kunnen lezen en dus zelfs niet te kunnen ‘naslaan’, wat om u heen staat geschreven! O, het maakt u zoo radeloos en het is toch te dol, als je voor een paar maanden toerisme pleegt in een ver Oostersch land, eventjes de moeilijke taal te leeren èn het letterschrift mede: het bijna u sfinx-achtig aanstarende ideogram.

Dit heeft in Japan wel een heel ander type dan in China.

[pagina 192]
[p. 192]

Het was in China eleganter, vond ik, met veel gratie, goud en bont neêr gepenseeld rondom mij, op lange uithangborden en wimpels in de winkelstraten van Canton, Hongkong en Shanghai. Ook maakt het Chineesche ideogram soms op mij den indruk van een gouden of veelkleurige spin; een spin is voor mij een zeer interessant dier en ik kan met evenveel interesse kijken naar een spin als ik in China keek naar een Chineesch ideogram. Maar van de spin begreep ik, na lang staren, ièts: hare volharding, ijver, jaagzucht, wreedheid, moordlust, haar strijd om het leven... dat alles begreep ik uit de pooten-wriemelende, loerende, jagende spin. Maar het Chineesche ideogram... begreep ik niet: ik had vergeten even wat Chineesch te studeeren. En in Japan was het niet beter: ik begreep niets, maar dan ook nièts, van het Japansche ideogram, en ik werd er radeloos om.

Het Japansche ideogram, dat ik rondom mij zag in de Japansche winkelstraten, wemelde ook bijna niet. Het geleek mij lang niet zoo elegant, gracieus, spontaan en sierlijk letterschrift als het Chineesche. Het leek mij zeer gestyleerd en deed mij telkens denken aan huisjes, poortjes, tafeltjes, stoeltjes, en kastjes, aan gestyleerd huisraad, naast elkander geschikt op een lange rij. Waarom verschilde dat nu zoo heel erg van het Chineesche ideogram, waaruit het toch, als ik gehoord had, oorspronkelijk stamde??

Ik nam toen mijn informaties. Ik was heel blijde, dat onze bekwame tolk, de heer Roos, aan het consulaat te Kobe mij die wel wilde geven. Ik voelde mij niet soepel genoeg in mijn geest - wat leer je slecht als je zekeren leeftijd voorbij bent! - om hem te vragen mij Japansche lessen te willen geven. Maar éénige gegevens... Ja, die dorst ik hem wel vragen. Hij gaf ze mij.

Wel, ik begreep, dat wat wij Westerlingen doen met de pl.m. 26 letterteekens van ons praktisch alfabet, in het Oosten heel anders gedaan wordt. Wel veel diepzinniger, geloof ik, wijs-geeriger, edeler zoû ik bijna zeggen, maar ook bijna ondoorgrondelijk voor den gewonen mensch, die niet ‘geletterd’ is. Toch, in der eeuwen loop - hoe antiek is niet het ideogram! - zal ook den middelmatig beschaafden Oosterling het ideogram

[pagina 193]
[p. 193]

vertrouwder zijn geworden. Gewone dingen kunnen zij nu allemaal wel lezen.

Maar welk een overstelping - alleen door geleerdste geleerden eenigszins te overkomen - moet het den eenvoudigen lezer wel eens geven als hij zich bewust wordt, dat twee duizend ideogrammen - eerst officieel aangenomen als genoegzaam voor de lagere scholen - ontoereikend bleken; dat niet minder dan vierduizend ideogrammen vereischt worden voor nieuwsbladen en voor scholieren van hoogere scholen; dat zesduizend ideogrammen noodig blijken voor den modernen Japanschen romancier, misschien wel tien duizend voor meer technische boekwerken vereischt worden, en dat zestig- à tachtigduizend ideogrammen de bijna mystieke schat zijn van Chineesche filozofie en poëzie, de talloos vele eigennamenin begrepen!! Een Westerling vraagt zich dan, dankbaar voor zijn primitief alfabet, wel eens af: kan een Japanner - wij spreken nu niet van Chineezen - ooit lezen?! Ja, hij kàn het, zoo hij eenige beschaving heeft en minstens zijn plus-minus zes duizend ideogrammen onder de knie heeft. Maar het lijkt ons wel ongelooflijk!

Bedenk daarbij, dat er naast het ideografische letterschrift, waarin ieder ideogram een symbool is, het lettergreepsche schrift bestaat, samengesteld uit combinaties. Een eindeloos aantal begrippen moest in den beginne der taalvorming, eeuwen geleden, worden uitgedrukt door een beperkt aantal klanken en verklankingen, en deze klanken en verklankingen verkregen, enkel door een verschil van uitspraak, verschillende beteekenis. In de schrijftaal zal het dus voorkomen, dat een Japansch ideogram enkel door de beteekenis van den geheelen zin wordt verklaard en dàn door den lezer juist kan worden uitgesproken, met vereischten nadruk, aspiratie, of welke schakeering ook. Déze fijnheden zullen voor een Westerschen mond wel onmogelijk zijn ook maar bij benadering te zeggen. Het woord ‘joro’ beteekent ‘hofdame’; uitgesproken met een anderen nadruk, beteekent het ‘lichtekooi’ en er zijn in de Japansche taal tal van andere dergelijke struikelblokjes, waarover de Westersche tong onvergeeflijk zoû kunnen slipperen. De laatste ‘joro’ zou het zeker vergeven uitgesproken te wor-

[pagina 194]
[p. 194]

den als de eerste, maar de eerste zoû het nooit vergeven uitgesproken te worden als de laatste. En hoe de Japanner dien ik in zijn articulatie van het Engelsch en Duitsch niet volmaakt vind, in de eigen taal steeds onberispelijk zijn zal in de vereischte uitspraak is mij een raadsel, maar ik neem natuurlijk grif aan, dat deze meening uit mijn Westersch onbegrip voortvloeit.

De manier van schrijven kan minstens vijfvoudig zijn. Er is het statig gepenseelde ‘zegelschrift’, dat alleen voor zegels en stempels gebruikt wordt; er is het gestyleerde, vierkante drukschrift, en dit, ook voor opschriften in de straten gebruikt, trof mij door het zoo weinig spontane en deed mij denken aan kastjes, stoeltjes, tafeltjes, poortjes en huisjes. Er is een schrift voor minderen, dat ‘bediendenschrift’ wordt genoemd en er is het ‘loopende schrift’, in schoolboeken gebruikt en overal waar duidelijkheid gewenscht wordt, zonder dat de styleering van het drukschrift vereischt is. En dan is er het schrift, dat is ‘gelijk het groeiende gras’. Dit is het sierlijke schrift, de calligrafie der dichters, die de vrijheid nemen hunne poëtische karakters te penseelen, sierlijk wild en ongebonden als grashalmen, die buigen in den wind. Dat alle deze verschillende schriften en meerdere nog - de antieke - niet altijd voor den gemiddeld beschaafden Japanner te lezen zijn, bewees mij mijn gids, Kawamoto, die in de rechten heeft gestudeerd, en daarna zijn Chineesche klassieken ter hand heeft genomen en die in het museum te Nikko, mij niet kon verklaren welke opschriften er geplaatst waren in sommige vitrine's, bij Nô-maskers en -kostumen. Hij bekende eenvoudig zijn onbekwaamheid en ik begreep, dat deze zeer vergeeflijk was, al was hij ook een man van beschaving. Evenmin als het een beschaafden Westerling is aan te rekenen, dat hij niet altijd Grieksch, Hebreeuwsch of Assyrisch spijkerschrift kan ontcijferen.

Hoe ontstond en ontstaat de Japansche taal en hoe wordt zij geschreven? Wel, de moderne taal groeit zeker voort op natuurlijke, soms naïeve, altijd plastische wijze: een automobiel is ji-do-sha, of ‘de kar, die van zelve beweegt’. (Ji = zelf; dô = bewegen; sha = kar). Fijner is het te zeggen ‘ki-sha’:

[pagina 195]
[p. 195]

de wagen, die door ‘stoom’ of ‘geest’ bewogen wordt. (Sha = wagen, kar; ki = stoom, geest.)

Als wij van liquidatie spreken, waarin een zekere vloeiing, al is die dan ook financieel, niet is te miskennen, spreekt de Japanner van ‘Sen’ dat is ‘fontein’, zoo hij over zijn muntwezen spreekt. In vele gevallen is het ideogram nòg plastisch als primitief symbool of gestyleerd beeldje te herkennen, maar meestal is het in den loop der eeuwen te veel veranderd en te ingewikkeld geworden om nog dien primitieven, plastischen vorm te vertoonen. Hoe is, om te bewijzen, dat een ideogram soms nog wel is na te speuren tot zijn oorspronkelijken vorm, het ideogram voor ‘mier’ geworden? Door naast het ideogram voor ‘algemeen-insect’ te zetten dat van ‘schaap’ en ‘ik’ of ‘mijn’ en deze twee te combineeren met dat van ‘inzicht’ of ‘rechtvaardigheid’ of ‘verstand’. De ons Westersch gevoel zeer vreemd aandoende samenstelling geeft dus in het ideogram ‘mier’ het beestje weêr als het insect, dat bezit heeft, inzicht of verstand, want... ‘schaap’ plus ‘ik’ geeft het begrip weêr van ‘bezitten’: een bezitter is hij, die schapen - ander vee - heeft. Deze naïeve samenstellingen komen in het Japansche letterschrift dikwijls voor: de kat wordt geideografeerd door twee karakters van ‘de hond, die miauw zegt’; de ‘stotteraar’ door eene voorstelling van den ‘mond’, waar het woord ‘binnen’ blijft: ‘mond’ plus ‘binnen’ geven dus ‘stotteren’ weêr. ‘Rijst’ plus ‘vuur’ - ik meen de twee ideogrammen hiervoor - geven weêr ‘den herfst’: dat is het tijdstip als de stoppelvelden, waarop de rijst wies, in brand worden gestoken.

Dat is alles nog vrij duidelijk; onduidelijker wordt het als de drie ideogrammen voor ‘net’ (met twee vischjes er in), ‘woord’ en ‘mes’ gecombineerd tot een samengesteld letterteeken... ‘straf’ beteekent of liever nog ‘doodstraf’. Wel, in de drie ideogrammen is dan misschien te herkennen: de gevangenis (het net); de uitspraak (het woord) en de terechtstelling (het mes).

Drie vrouwtjes naast elkaâr combineeren het ideogram ‘lasteren’; één vrouwtje tusschen twee mannetjes beteekent ‘lastig vallen’; één mannetje tusschen twee vrouwtjes be-

[pagina 196]
[p. 196]

teekent in het ootje nemen; de ideogrammen voor ‘man’ en ‘vrouw’ zijn zeer weinig meer plastisch teekenend, maar vermoedelijk in den beginne, dat het letterschrift werd ‘uitgevonden’ méér teekenend geweest. ‘Paard’ plus ‘vloo’ (insect met vier pooten) plus ‘steigeren’ vormt een ideogram, dat in zijn abstractie ‘opgewonden worden’ aanduidt: waarom zoû het ook niet? Het door een vloo, vier- of meerpootig, gestokene paard, dat steigert, zal ongetwijfeld ‘opgewonden worden’, driftig zijn en nerveus.

En zoo is het lezen voor den Japanner, die dit in de oudheid leerde van den Chinees, geworden een zeer vlug met den geest transponeeren van min of meer plastische of langzamerhand geheel onherkenbaar geworden symbolen tot de meest abstracte begrippen. En is het Japansche schrift eveneens geworden een sierlijk neêrpenseelen of vlug teekenen van letterteekens, of combinaties van deze, die eenmaal afzonderlijk een geheel andere beteekenis hadden dan nu het samengestelde karakter vertoont. Waarbij de lezer of schrijver zelfs niet meer dènkt aan de oorspronkelijke beteekenis der enkelvoudige deelen.

Moeilijker dan te lezen en te schrijven door middel van òns alfabet lijkt mij de Japansche methode. En vooral beklaag ik het Japansche kind en den Japanschen scholier. Intusschen gewoonte en herediteit zijn alles. En wat ons, Westerlingen, onoverkomelijk moeilijk lijkt - plus minus vierduizend of zesduizend ideogrammen minstens even vlot te moeten leeren als wij deden met:

 
A is een Aapje, dat eet uit zijn poot.
 
B is de Bakker, die bakt voor ons brood.

...is vermoedelijk voor het Japansche kind, meisje of knaap, zoo eenvoudig en als van-zelve-sprekend, dat het spelende met zijn papieren karpers of schattige poppetjes, zich voorbereidt om, eenmaal volwassen, niet al te veel op te zien tegen het aantal van zestig-duizend of tachtig-duizend ideogrammen. Zoo zich ten minste klassiek poëtische of antiek filozofische studie-neiging ontwikkelt.

[pagina t.o. 196]
[p. t.o. 196]


illustratie
22. Geisha's, een Oud-Japansche Dans opvoerend


[pagina t.o. 197]
[p. t.o. 197]


illustratie
23. Zusje en Broertje




illustratie
24. Op den Akker



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken