Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongepubliceerd werk (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongepubliceerd werk
Afbeelding van Ongepubliceerd werkToon afbeelding van titelpagina van Ongepubliceerd werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

Marco Goud

H.T.M. van Vliet



Genre

proza
drama

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongepubliceerd werk

(1996)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

Eerste bedrijf

Eerste tooneel

De Hoenderhof: Kippen, Eenden, Kalkoen, Merel, Kater op muur, enz.
witte kip
pikkende
 
Wat lekker, ó!
andere kip
aanloopende
 
Wat knabb'lt...
alle kippen
aanloopende
 
Wat knabb'lt ze toch?
witte kip
 
Zoo'n klein groen kevertje, dat smaakt naar roos
 
En naar jasmijn...
zwarte kip
voor de kooi van den Merel
 
Bepaald, die Merel fluit
 
Met kunst.
witte kip
 
Straatjongenskunst.
kalkoen
deftig verbeterend
 
Zeg liever: kunst van
 
'n Antieken herder van Theókritos.
eend
 
Hij zingt zijn lied nooit uit.
kalkoen
 
Uìt zingen is
 
Geén kunst.
Hij neuriet het liedje, dat de Merel fluit
 
‘Wat klinkt dat zoet van mijn klavier,
 
Klavier, klavier...’ Weet, eénd, dat nièt uìt zingen
 
De kunst juist is. ‘Wat klinkt dat zoet van mijn
 
Klavier, klavier...’ Mooi zoo!
De Merel komt uit zijn kooi, en, gezeten op een blauwe-regen-tak, groet
kuiken
verwonderd
 
Kan hij zijn kooi uit?
[pagina 148]
[p. 148]
merel
groetend
 
Als mijn publiek dankbaar is. Ik ben 'n tamme,
 
Heél tamme merel.
Hij wipt zijn kooi in
kuiken
 
En zijn kooi dan?
kalkoen
 
Wel,
 
Hij's vrij te komen en te gaan, er in,
 
Er uit. Zijn deurtje slaat van zèlf niet toe.
 
‘Van mijn klavier, klavier...’ Het is niet zeér
 
Belangrijk nog te weten wàt zoet klinkt
 
Van dat klavier.
zwarte kip
ziet vlinder op bloemen boven schutting
 
O, kijk, wat mooie vlinder!
witte kip
 
Waar?
zwarte kip
 
Op die kamperfoelie!
kalkoen
geleerd
 
Die kapel
 
Is 't Maart-kapelletje.
kuiken
volgt Vlinder met de oogen
 
Op de Anjelieren!
witte kip
tot Kalkoen
 
Maar waarom Màartkapelletje?
merel
steekt kop tusschen tralies
 
Natuurlijk
 
Omdat het uìt vliegt in Juli.
witte kip
 
Die Merel
 
Is toch zóo leuk!
kalkoen
schudt kop op en neêr
 
Veél meer dan leuk, mijn lieve.
andere kip
kijkende naar Vlinder
 
Toch chic, een Vlinder...Pik jij Spaanschen peper?
[pagina 149]
[p. 149]
witte kip
 
Heel veel!
andere kip
 
Waarom toch?
witte kip
 
Wel dan krijg je roze
 
Veêrtjes!
andere kip
 
Heusch waar?
koekoek
dichtbij
 
Koekoek!
witte kip
 
Hoor eens!
koekoek
verder
 
Koekoek!
witte kip
 
De Koekoek!
grijze kip
loopt haastig aan
 
Welke Koekoek? Die in 'twoud woont,
 
Of in de keukenklok?
koekoek
nog verder
 
Koekoek!
witte kip
luistert
 
Die in
 
't Woud woont!
grijze kip
herademt
 
Ik was al bang, dat ik klokke-
 
Koekoek zou missen.
witte kip
komt nader
 
Ben jij dan zoó dol op
 
De keukenkoekoek?
grijze kip
treurig
 
Ja, maar 'k zie hem nooit!
 
Hij zit in zijn châletje boven regen-
 
Jas en geweer. Zoodra hij koekoekt, kom
[pagina 150]
[p. 150]
 
Ik aan getrippeld maar dan doet hij juist
 
Zijn deurtje dicht. Van avond blijf ik zitten
 
Op de loer.
Zij zet zich op drempel
stem
 
Zeg! Witt'kip! Witt'kip! Witt'kip!

Tweede tooneel

De zelfden. Duif (op het dak); daarna Kantekleer
witte kip
ziet rond met schokkend kopgedraai
 
Wie roept!
stem
 
Ik, duif.
witte kip
zoekt
 
Waar dan?
duif
 
Op 't afdak.
witte kip
ziet op en bespeurt
 
O!
duif
 
Hoewel ik een expresbrief moet bezorgen
 
Wip 'k even aan. Dag kip.
witte kip
 
Dag bode!
duif
 
Daar
 
Ik dezen zomeravond toch mijn postdienst
 
Doe door de lucht boven den hoenderhof,
 
Zoû 'k wel heel graag...
witte kip
ziet korrel
 
Eén oogenblik!
houdan-kip
loopt aan
 
Wat knabb'l
 
Je toch?
[pagina 151]
[p. 151]
alle kippen
loopen aan
 
Wat knabb'lt ze toch?
witte kip
 
Een tarwekorrel.
grijze kip
herneemt gesprek met Witte Kip
 
Van àvond blijf ik zitten op de loer.
witte kip
kijkt naar deur
 
De deur is dicht.
grijze kip
 
Ja goed, maar als de klok
 
Gaat slaan en ik mijn koekoek zien wil, steek ik
 
Mijn kop...
duif
roept, ongeduldig
 
Witt'kip! Witt'kip!
witte kip
 
Eén oogenblik!
Tot andere kip
 
En jij jou koekoek zien wil, steek je j' kop...?
grijze kip
wijst rond gat beneden in deur
 
Door 't kattegat.
duif
schreeuwt
 
Zeg, witste all'r witte kippen,
 
Je laat me blauwbekken tot ik azuur ben?
witte kip
springt op
 
Wat zeg je?
duif
 
Dat 'k héel graag...
witte kip
 
Wat, àllergrauwste
 
All'r grauwe duiven?
duif
 
'n Oogenblik, als 't niet
 
Te indiscreet is, wel zoû willen zien...
witte kip
 
Wat toch?
[pagina 152]
[p. 152]
duif
 
Heel éven maar...
witte kip
 
Wàt toch?
duif
 
Zijn kàm!
 
Zijn hanekam!
witte kip
lachende, tot de anderen
 
O, hij wil zièn...!!
duif
 
Nu, ja,
 
'k Wil zièn!
witte kip
 
Hoû je bedaard!
duif
 
Ik trippel, trappel
 
Van ongeduld...
witte kip
 
Het dak vernielt hij!
duif
 
Want wij
 
Bewòndren hem!
witte kip
 
Maar heel de weerld bewondert
 
Hèm.
duif
 
En ik heb mijn torteltje beloofd
 
Haar te vertellen hoe hij toch er uit ziet.
witte kip
pikkende
 
Pràchtiglijk, dàt is zeker!
duif
 
Wij, in onze
 
Duivetil, hooren zijn klaroenschal schel.
 
Zijn zang vloeit meer met heel het landschap samen
 
Dan 't blanke dorpje met den heuvelkling,
[pagina 153]
[p. 153]
 
Want altijd mengt zijn stem zich met den einder.
 
Zijn kreet doorpriemt de wazig blauwe kim
 
Als 'n gouden naald, wier dagelijksche draad
 
Telkens den hemelzoom zoomt aan den zoom
 
Van de vallei. Hij is de Haan, de Heer!
merel
op en neêr in kooi
 
Om wien all' harten kloppen - tik-tik, tik.
een kip
 
Ja, ònze Haan.
merel
kop tusschen tralies
 
Mijn Haan, jou Haan, haar Haan,
 
En ònze Haan, ulieder Haan, heùr Haan!
kalkoen
tot Duif
 
Hij keert weldra terug van zijn inspectie.
duif
 
O, kent u hem, meneer Kalkoen?
kalkoen
gewichtig
 
Ik zag hem
 
Geboren worden en dat kuiken - want
 
Voor mij blijft hij een kuike', altijd een kuiken,
 
Gaf ik, kalkoen, kakelles.
duif
 
Wel zoo, waarlijk,
 
Geeft u, meneer Kalkoen, kakelles?
kalkoen
 
Ja.
 
Ik leer te kukelkraaien: ik klok-klok.
duif
gretig
 
Waar zag hij 't licht?
kalkoen
 
Wel, in die oude mand...
duif
 
En leeft de kip, die hem heeft uitgebroed?
kalkoen
 
Zij leeft.
[pagina 154]
[p. 154]
duif
meer en meer belangstellend
 
Waar is zij?
kalkoen
 
In die oude mand.
duif
 
Van welk ras is zij?
kalkoen
 
Zij? Zij is een oude
 
En heel gewone boerenhofsteê-kip,
 
Een beetje kindsch, en die alleen begrijpt
 
Dat 't haantje, door haar uitgebroed, een Haan
 
Geworden is, de Haan is...
roept naar de mand
 
Oudje, zeg!
 
Hij 's groót geworden!
alle kippen
 
't Haantje is gróot geworden!
Deksel van mand verheft zich; oude kippekop wordt zichtbaar
duif
tot Oude Kip, verteederd
 
Zeg, oudje, ben je blij, dat hij is groot
 
Geworden?
oude kip
schudt kop
 
Nou, òf ik, hoor! Ja, ja, kleine
 
Kiekentjes worden groot!
Verdwijnt. Deksel dicht
kalkoen
 
Zij opent nu
 
En dan haar deksel en geeft ons ten beste
 
Een bloempje van haar boerenwijsheid of
 
Een spreekwoord of een eigenaardigheid
 
In dialekt van 't dorp...
duif
tot Witte Kip
 
Witt'kip! Witt'kip!
kalkoen
naar achteren zich wendend
 
En die niet altijd als een tang op 'n varken
 
Slaat.
[pagina 155]
[p. 155]
oude kip
achter zijn rug roepende
 
Kalekoens staart staat veel fraaier
 
Overeind dan pauwestaartwaaier,
 
Als de pauw, dat is gewis,
 
Er niet is, er niet is!
Kalkoen keert zich om, oude kip verdwijnt, deksel dicht
duif
tot Witte Kip
 
't Is waar, dat Kantekleer nooit schor is?
witte kip
pikt
 
Nooit!
duif
steeds enthoeziaster
 
Ge kunt tròtsch zijn, onder deze olmen, een
 
Haan te bezitten, die beroemd zal blijven
 
Tusschen de dieren, die werden beroemd.
kalkoen
 
Héel trotsch, héel trotsch!!
tot kuiken
 
Noem eens, jij, kiekentje,
 
Beroemde dieren op?
kuiken
zegt op
 
De duif van Noach...neen...
 
De slang van 't Paradijs eerst, dan de duif
 
Van Noach...En dan 't paard van...'t paard van Ca...
 
Cali...
kalkoen
 
Cali...?
kuiken
zoekt
 
Cali...
duif
 
Is 't waar, dat zijn
 
Klaroenschal luidt het rythme van den Arbeid
 
Zoo levenslach als uitdaging en oorlogs-
 
Kreet tegen roofvogels?
witte kip
pikt
 
Ja-ja, ja-ja.
[pagina 156]
[p. 156]
kuiken
zoekt steeds
 
Cali...Cali...
duif
 
Witt'kip, is 't waar, dat zijn
 
Dappre kreet 't lauwe, heilige ei vaak redt,
 
Wanneer de wezel loert en...
merel
kop tusschen tralies
 
'n Ommelet
 
Wil eten!
witte kip
 
Ja-ja, ja-ja!
kuiken
 
Cali...Cali...
kalkoen
helpt hem
 
Gu...?
kuiken
 
Gu...
duif
 
Kip, is het waar, dat zijn...
kuiken
triomfant
 
Gulà!
duif
 
...Schittrende zang zoo schettrend schalt, dat gij
 
Een diep geheim vermoedt, geheim, dat hem
 
De stem scharlakenrood doet schaatren, zoo
 
Dat elke klaproos als hij klaatrend roept,
 
Meent, dat hij haár riep bij haar rooden naam?
witte kip
onverschillig
 
Ja-Ja, ja-ja!
duif
 
En dat geheim kent niemand?
witte kip
 
Neen, niemand.
duif
 
Zegt hij 't zelfs zijn hoentje niet?
[pagina 157]
[p. 157]
witte kip
verbetert
 
Zijn hoentjes niet.
duif
geschandalizeerd
 
Wat!? Heeft hij dan meer kipp'tjes
 
Dan eén?
merel
 
Hij schalt en schatert; jij, jij, koert maar
 
En kirt.
duif
 
Maar zegt hij 't zelfs zijn lièfste hoentje
 
Niet?
houdan-kip
levendig
 
O, neen, neen!
witte kip
levendig
 
Neen, neen!
zwarte kip
levendig
 
Neen, neen!
merel
kop tusschen tralies
 
Stil! Stil!
 
Een drama in de lucht! 't kapelletje als
 
Een steigrend Pegasusje, zag niet, dat...
Men ziet boven muur groen vlindernet
kippen
 
Wat? Wat?
kalkoen
plechtig
 
Het Noodlot loert.
merel
 
Groen gazen Noodlot!
witte kip
 
Een net! O, 'n net aan 'n stok...!
merel
 
En aan dien stok
 
Een hand, en aan die hand een kind...
zacht, kijkende naar Vlinder
 
Jij, kleine
 
Vlinderfat, die aan alle rozen 't hof maakt,
[pagina 158]
[p. 158]
Tiré à quatre épingles
 
zal je heel gauw
 
Zijn...
allen
volgen Vlinder en net
 
Vrees'lijk! Dàar, dàar heb je 't! Nog een oog'nblik!
 
Stil! 'k Wed, dat hij gevangen wordt! Ik wed
 
Van niet...van wel...van niet...
Vlinder bijna gevangen, maar...
 
In de verte klinkt
Kùkelekù!!
Vlinder ontvlucht. Net, teleurgesteld, verdwijnt
kippen
één op kruiwagen
 
Hè? Wat? Wat is 't? Hij is reeds ver...En over
 
De weide fladdert hij...
merel
ironiesch, met emfaze
 
Want Kantekleer
 
Klaterde los van lout'r ridderlijkheid!
duif
ontroerd
 
O Kantekleer!
kip
 
Daar, op de muur!
andere kip
 
Hij is
 
Vlak bij...
witte kip
tot Duif
 
Ja, je zal zien, hij is 'n wàt mooie
 
Haan!
merel
kop tusschen tralies
 
Nu, zoo moeilijk is het niet een haan
 
Te maken!
kalkoen
bewonderend
 
O, die meerl is wèl bizonder!
merel
 
Je neemt een kantaloep voor zijn lijf en
 
Dan twee asperges, voor zijn stijve beenen,
 
Dan 'n pepervrucht voor zijn kop, voor zijn staart
 
Een bundel prei, en voor zijn oor een snijboon;
[pagina 159]
[p. 159]
 
Een aalbes voor zijn oog en Kantekleer
 
Te maken!
duif
verwijtend
 
Maar kraait nog niet.
merel
wijst Kantekleer op muur
 
Maar lijkt,
 
Dàt daargelaten, mijn haan niet zéer sprekend
 
Dèn Haan?
duif
 
Heelemaal niet!
enthoeziast
 
Ik, ik zie onder
 
Dien helm, die schittert, den heerlijken Ridder
 
Verschijnen van den Zomer, die, om zich met glans
 
Te pantsren, 't korengoud koos en met sikkels
 
Zijn mantelsleep hoog beurt...
kantekleer
op den muur, keelklank
 
Kô...
merel
 
Als hij koô...t
 
Op die manier, terwijl hij kuiert, denkt
 
Hij aan een kukel-ode of aan een kipje...
kantekleer
onbewegelijk op muur, kop hoog
 
Vlam op! Straal uit!
merel
 
Hij kletst weêr vóor hij kraait.
kantekleer
 
Ontgloei!
kip
 
Kijk, hoe hij staan blijft, met eén poot
 
De lucht in!
kantekleer
murmelt teeder
 
Kô...!
merel
 
Nu raakt hij in extaze!
[pagina 160]
[p. 160]
kantekleer
 
Uw goud is 't eenig goud, dat waarlijk goud is!
 
O Liefde mijn!
duif
zacht
 
Tot wie richt hij het woord?
merel
spottend
 
Wel, tot de Zon!!
kantekleer
 
O, gij, die droogt den dauwtraan aan de blâren
 
En dan een doode bloem in fladdrende kapel
 
Om toovert, als de bergwind aan komt varen
 
En duizend bloesemblaadjes waren
 
In bladverwarrend Noodlotsspel;
 
 
 
Zon, ik aanbid u: Gij, wiens warme stralen
 
Zeegnen wat leeft, zaalgen wat lieft, als in
 
Iederen kelk en elke kluis zij dalen,
 
En zich verdeelen millioenen malen
 
In moederlijke wereldmin.
 
 
 
Ik zing u, Zon; niet zult uw zanger gij versmaden
 
Gij, die speelt op een tobbe zelfs, vol blauwe zeep;
 
Gij, die mild spiegelt, na hemelsche dageraden
 
Op simple glasruit uw glinstere daden
 
In avondglans en guld'nen streep...
merel
 
Wij loopen er niet in...
 
Hoort, beestjes, 't zijn maar verzen.
kalkoen
terwijl Kantekleer over het hooi neêrdaalt
 
Hoe hij trotsch nadert...
kantekleer
 
Gij wendt tot u der zonnebloemenkringen vuren,
 
En gij omgloeit mijn hoogen broed'r op torenpunt,
 
En als gij door de lindenloovren aan komt gluren,
 
Zaait ge op den grond en langs de muren
[pagina 161]
[p. 161]
 
Schatten van ronde en gouden munt...
 
Hoe schoon herschept...
kippen
naderen
 
Kijk, 'n drinkbak: comfortabel!
 
Wat knabb'lt ze, wat knabb'lt ze toch? Turreksche tarwe...
kantekleer
 
Hoe schoon herschept gij ook 't glazuur van kruiken en kannen
 
In fel email; de vale dwijl in gouden vlag;
 
De hooimijt komt gij met een gouden kap omspannen;
 
De bijenkorf, zijn zusterken, zet dan
 
Een kapertje ge op van glinsterrag.
 
 
 
Glorie zij u in wei, en wingerd, langs de lanen;
 
Gebenedijd zijt gij in 't lucht weêrkaatsend slik,
 
In 't oog der hagedis, op 't sneeuwgeveêrt der zwanen,
 
O Gij, die schrijdt langs eeuwge banen,
 
En toch verheerlijkt 't oogenblik.
 
 
 
O, Zon, die wist Uw somb're zuster neêr te dwingen
 
Ten voet van àl, lang uit in deemoedschemering,
 
En zoo verdubbelde wat glans stond uit te zingen,
 
De schaduw schenkende aan alle dingen,
 
Schooner die schaduwen vaak dan het ding.
 
 
 
Ik bid u aan, o Zon! Gij vult de lucht met rozen,
 
De bron met vlam, de doornenstruik met godlijkheid.
 
Gij kunt het dichtste woud oopnen in apotheoze,
 
O Zon, die zoo wel goede als booze
 
Dingen uw loutre goedheid wijdt!
duif
 
Bravo! Dat ga 'k vertellen aan mijn duifje!
kantekleer
bespeurt hem, hoffelijk
 
Blauwgrauwe jongling, met je bloesemsnebje,
 
Veel dank en mijn respect aan je roosgrauwe
 
Vrouwtje.
Duif vliegt weg
[pagina 162]
[p. 162]
merel
 
Je moet bewonderaars in eere
 
Houden.
kantekleer
hartelijk, tot allen
 
En nu blijmoedig aan het werk!
 
Vooruit! Laat de arbeid ons een vreugde zijn!
 
Heer ganzerik. 't Is 't uur om naar den water-
 
Boord je ganzen te g'leiden.
ganzerik
onverschillig
 
Vindt je dat...
kantekleer
loopt op hem toe
 
Wat vlug, hoor! Niet in leêgheid blijven kwakk'len
 
En wakk'len.
Ganzerik weg
Oude kip, jij moet voór d'avond
 
Minstens je twee-en-dertig wormen hebben
 
Gevonden; jij jeugdig piephaantje, moet,
 
Als 'n Kantekleer in spe, vier honderd malen
 
Je kukelkraai studeeren, repeteeren
 
Voor de echo, als voor 'n spiegel
haantje
Een beetje beleedigd
 
Voor de ècho!?
kantekleer
 
Zoo heb ik ook mijn keel soepel gemaakt
 
Toen nog mijn eierschaal mijn korte broek was.
kip
pretentieus
 
Dat al beduidt niet veel.
kantekleer
 
Dat beduidt wel
 
Veel, hoor! Broei jij je eieren maar uit; jij,
tot andere kip
 
Pik al wat kruipt en knaagt in de verbena's;
 
Ja, als de pieren onze plante' en bloemen
 
Aanzien voor ochtendmaal, zijn ze gepierd.
Kip weg. Tot andere kip
 
Jij, ga de kolen zuivren van 't Sprinkhaan-
 
Gebroedsel...Jij...
ziet oude kip, kop uit mand
 
Zoo, Oudje, die zoo mooi
[pagina 163]
[p. 163]
 
Mij uitgebroed heeft, ben 'k niet groot geworden?
oude kip
 
‘Vroeg of laat, groeit wat op zijn pootjes staat’.
kantekleer
deksel toe
 
Ja juist.
tot de kippen, bevelende
 
Allons, vooruit. Gaat allen vlug
 
In 't weiland pikken.
witte kip
tot grijze kip
 
Kom je?
grijze kip
 
Hoû je mond!
 
Ik blijf om klokkekoekoek stil hier achter.
Verbergt zich achter mand
kantekleer
 
Jij, Houdan-kippetje, jij schijnt niet erg
 
Veel lust te hebben in 't gelid uit pikken
 
Te gaan...
houdan-kip
nadert
 
Zeg, Haan.
kantekleer
 
Nu, wat?
houdan-kip
 
Aan mij, wie jij
 
Uit al je hennetjes den voorkeur...
kantekleer
levendig
 
Wil jij
 
Wel zwijgen!
houdan-kip
 
'k Zoû zoo gaarne willen weten...
witte kip
ter andere zijde
 
Zeg, Haan...
kantekleer
 
Nu, wat?
witte kip
vleiend
 
Ik, die je liefste hoentje
 
Toch altijd blijft...
[pagina 164]
[p. 164]
kantekleer
levendig
 
Wil jij wel zwijgen!
witte kip
 
'k Zoû
 
Zoo gaarne willen weten...
zwarte kip
komt zachtjes nader
 
Haan...
kantekleer
 
Nu wat?
zwarte kip
 
Mij, die je veel meer dan je andre kipp'tjes...
kantekleer
levendig
 
Wil jij wel zwijgen!
zwarte kip
 
Toe, hè toe, zeg mij...
witte kip
 
't Geheim...
zwarte kip
 
't Geheim...
houdan-kip
 
't Geheim...Zeg, heb je niet
naderend, nieuwsgierig
 
Een koopren buisje in je stembuis zitten?
kantekleer
 
Ja, 'n koopren buisje.
witte kip
eveneens
 
Of slik je misschien,
 
Als de tenoren doen, veel rauwe ëieren?
kantekleer
 
Net Ugolino vreet 'k mijn kinderen op.
zwarte kip
eveneens
 
Of zuig je ùit hun horentjes de slakken...?
kantekleer
 
Als borstbonbons...
kippen
 
Ach, Haan!
[pagina 165]
[p. 165]
kantekleer
brusk
 
Opgemarcheerd!...
kippen gehoorzamen. Roept ze terug
 
Hoort even nog: nooit blijven pikken als
 
Je den weg oversteekt...Gaat nu...
auto
in verte
 
Poeh...Poeh...
kantekleer
stort voor haar, vleugels wijd
 
Nog niet! Blijft staan!
auto
dichter, verschrikkelijk, alles beeft
 
Poeh...!! Poeh...!! Poeh...!!
kantekleer
 
Wàcht!!
auto
zich verwijderend
 
Poeh!...Poeh!
kantekleer
laat weg vrij
 
Nu is 't veilig.
grijze kip
verborgen
 
Hij heeft me niet gezien...
houdan-kip
het laatst zich verwijderend
 
Dat zal ook lekker zijn: alles smaakt nu
 
Natuurlijk naar benzine...

Derde tooneel

Kantekleer, Merel (in kooi), Kat (steeds sluimerend op muur), Grijze Kip (achter mand van Oude Kip)
kantekleer
pauze, dan tot zichzelf
 
Neen, ik zal
 
Haar kippezielen niet beladen met
 
Mijn glorievol geheim, dat zwaar is als
 
Een rots. En zelve wil ik 't nu vergeten.
Schudt veêren
 
Laat ons alleen gelukkig zijn: ik ben
 
Een Haan...
Hij pronkstapt heen en weêr
[pagina 166]
[p. 166]
 
Ik ben fier, ik ben mooi: ik loop te dandineeren,
 
Ik trippel, pirouetteer; 'k sta knipoogend in rust,
 
En dikwijls heb 'k pleizier, met opgestreken veêren,
 
De nar, die heft zijn armen, te schandalizeeren
 
Met fluks voldanen liefdelust.
 
 
 
Geen zorgen meer van daag! Vroolijk een halmpje knauwen!
 
Wat trilt onder mijn oog en hoóg mijn haankop torst,
 
Doet met zijn fel scharlaken de klaproos verflauwen
 
En schittert vuurger dan het vestje van dat grauwe
 
Vogeltje, dat pronkt met roode borst.
 
 
 
't Is mooi weêr. 't Gaat àl goed. Ik laat het klaatrend schallen
 
Ik heb mijn plicht volbracht en kuier heen en weêr
 
Tot dat de vale avondschemeringen vallen
 
En ik nog even met mijn kippen loop te mallen
 
Voór dat de nacht...
stem
bar
 
Pas op, o Kantekleer.
kantekleer
 
Wie is het, die daar roept?
Kraken van stroo in het hondenhok

Vierde tooneel

De zelfden, Fidel. Nu en dan een of ander dier
fidel
blaft van uit zijn hok
 
Dà b'n ik! Dà b'n ik!!
Hij verschijnt
kantekleer
 
Ben jij 't, Fidel, die met je goede, ruige
 
Kop, je oogen vol stroohalmen, uit de schaduw
 
Kijkt?
fidel
 
Ja, om in de jouwe bbbalken te
 
Ontdekken.
[pagina 167]
[p. 167]
kantekleer
 
Brom je?
fidel
 
Brrr!
kantekleer
 
Oo! Als die brouwt
 
Dan is die èrg nijdig!
fidel
 
Ik brouw alleen
 
Uit liefde voor jou en je kippen. Ik
 
Bewaak huis, hof en veld; ik waak vooral,
 
Dat jij kunt kraaien: 'k nijd dus tegen àl 't
 
Dreigend gevaar: ik ruik het als een fox.
kantekleer
 
Jij bent geen fox.
fidel
 
Wat weet jij, Kantekleer,
 
Daarvan?
kantekleer
beschouwt hem
 
't Is waar, je ras lijkt wel heel vreemd.
 
Wat ben je eigenlijk?
fidel
 
Ik ben een mengel-
 
Moes; ik ben de totale som van alle
 
Honden, die langs de hoeve zijn gegaan.
 
'k Hoor in mij alle honderassen bassen
 
En blaffen: doggen, keezen, dassen, terriers;
 
'n Patrijshond zelfs snuift in mij rond, mijn ziel
 
Is 'n koppel, die in 't ronde zit te soezen.
 
'k Ben al wat hond is.
kantekleer
 
Nu, dat maakt bepaald
 
Een kapitaal van goedheid uit.
fidel
 
Wij kunnen
[pagina 168]
[p. 168]
 
Best met elkander overweg, broêr Haan.
 
Jij klaterkraait de zon te moet en krabbelt
 
Den grond en ik, als 'k wil genieten...
kantekleer
 
Strek
 
Jij je op dien zelfden grond en snorkt die zelfde
 
Zon te gemoet.
fidel
blaft blij
 
Ja, juist.
kantekleer
 
Die dubbele liefde
 
Was immer ons gemeenzaam.
fidel
 
'k Hoû zoo veel
 
Van zon, dat 'k blaf tegen de maan; 'k bemin
 
Zoo zeer de aarde, dat mijn snuit haar diep
 
Doorwroet om haar te ruiken.
kantekleer
 
Ja, dat vindt
 
Geen tuinbaas goed...
 
Maar welk gevaar heb je op-
 
Gesnuffeld? Mijn klein koninkrijkje is kalm...
oude kip
kop uit mand
 
Kalmte, Haan, kondt onweêr aan.
kantekleer
tot Fidel
 
Dus, wèlk gevaar?
fidel
 
Tweeërlei. Uit die kooi...
Men hoort Merel fluiten
kantekleer
 
Wat toch.
fidel
 
Dat fluiten...ondermijnt de heéle
 
Boel met die eeuwge ironie en dàn...
[pagina 169]
[p. 169]
pauw
in de verte
 
E...òn!
fidel
 
Die kreet!
pauw
verder
 
E...òn!
fidel
knarsetandt
 
Diè valsche kreét,
 
Valscher die kreet dan 't allervalschte draai-
 
Orgel!
kantekleer
 
Dus...Meerl-uitfluiter, Pauw-pozeur?...
fidel
 
Zullen jòu eens een leel'ke pijp doen rooken.
 
In onze goede en brave dierenwereld
 
Steekt Pauw zijn poze-staart op en is Merel
 
Vol valsch vernuft. - De één met zijn grotesk
 
Snobisme, dat hij beet kreeg op te rijke
 
Terrassen, de ander met zijn
would-be
geestig
 
Gewoordspeel, dat hij oppikte - ik weet
 
Niet waar -
commis-voyageur
van de blague
 
De ëen, de änder dom trotsch afgezant
 
Der Mode, dreigen in deez' simpele
 
Wereld zoo Liefde als Arbeid ongeacht
 
En onbemind te maken, de een met steeds
 
Ironiesch fluiten, de ander met laatdunkend
 
Zijn staart open en dicht te slaan. Zij brachten
 
In 't blonde zonlicht de twee grootste ellenden:
 
Het woord, dat altijd geestig poogt te zijn,
 
De kreet, die altijd zijn wil ‘dernier cri’.
 
O jij, die tusschen parels wist de graankorr'l
 
Te kiezen, hoe kan jij die lamme Merel
 
Nog dulden! 'n Vogel, die een air aanneemt...
kantekleer
toegefelijk
 
Hij neemt geen air aan; hij fluit maar een airtje.
[pagina 170]
[p. 170]
fidel
 
Nooit uìt.
kantekleer
 
Hij is wat oppervlakkig.
fidel
 
Loodzwaar
 
Drukt dan zijn oppervlakje op onze ziel.
 
Een vogel, die kunstjes aan een trapèze
 
Doet...
kantekleer
 
Hij heeft dóorzicht.
fidel
bromt
 
Nou, dat 's ook niet bar,
 
Omdat zijn dóorzicht nooit verblind wordt: hij
 
Bekijkt de bloem, wier steel hij daadlijk opmerkt,
 
Met blikken, die verkleinen en hij zègt het
 
Met woorden, die bespotten.
kantekleer
 
Hij heeft smaak.
fidel
 
Brrr...oòk niet bijster veel. Ja, hij is zwart;
 
Hij 's niet opzichtig, maar moediger is het
 
Kleùr te bekennen.
kantekleer
 
Hij is grappig, heeft
 
Verbeelding...
fidel
 
Van zichzelf, en grappig: Waarom?
 
Omdat hij geestig waánt te zijn als hij
 
Woordspeling stapelt op woordspeling? Neen.
kantekleer
 
Je moet niet heelmaal
au sérieux
hem nemen
 
Hij is modern...
fidel
 
Zoo?
[pagina 171]
[p. 171]
kantekleer
 
In zijn aardig rokje.
fidel
 
Een meerl, die fluit, is een mislukte kraai.
kantekleer
 
Hij is zóo klein.
fidel
ooren bewegend
 
Denk niet te min van kleinte.
 
Het kwaad probeert eerst met een heel klein voorbeeld
 
Binnen te sluipen om van kwaad tot èrger
 
Te worden: in een penmes sluimert al
 
Een dolkziel, merel, kraai zijn even donker.
 
Een tijger, zwart en geel gestreept, is al
 
Te vinden in een wesp.
kantekleer
 
De Merel dus
 
Is slecht, dom, leelijk...
fidel
 
Hij is vooral...nièt.
 
Denkt hij? Voelt hij? Hij fluit maar: tu-tu-tu.
kantekleer
 
Wat heeft hij je gedaan?
fidel
 
Hij tu-tu-tuut.
 
Niets is verplettrender voor wie denkt, voelt
 
Dan 't eeuwige, kleineerend ge-tu-tu.
 
Ik word er dòl van en dan brauw ik.
kantekleer
 
Wat
 
Doet dat er toe! Ik kraai en ik heb al
 
Mijn kippen!
fidel
 
Wees voorzichtig met die kippen
 
Zonder kop, zonder hart. Merel en Pauw
 
Brachten haar kòppen al ten minste heelmaal
[pagina 172]
[p. 172]
 
Op hol...
Men hoort in huis slaan
koekoek
 
Koekoek.
grijze kip
verlaat schuilhoek, loopt naar kattegat
 
Daar is hij! Eindelijk zal
 
'k Hem zien!!
steekt kop in gat
 
Helaas, te laát! Nog eens! Nóg eens!
kantekleer
zich omwendend
 
Wat is dat?
grijze kip
wanhopig, kop in kattegat
 
O, hij slàat niet meer!
kantekleer
brusk
 
Waarom
 
Ben jij niet in de wei?
grijze kip
keert met schrik zich om
 
Hemelsche goedheid!
kantekleer
 
Wat doe jij daar?
grijze kip
 
Ik keek maar...
kantekleer
 
Naar wie keek je?
grijze kip
geheel in de war
 
O!
kantekleer
dramatisch
 
Naar wie?
grijze kip
 
O!!
kantekleer
 
Beken!
grijze kip
stem van schuldige vrouw
 
Naar den koekoek!
kantekleer
ontsteld
 
Ben je op den koèkoek dan verliefd? Waarom?
[pagina 173]
[p. 173]
grijze kip
 
Hij is een Zwitser, en een wijsgeer en hij
 
Gaat altijd uit op 't zelfde uur, net als
 
Kant!
kantekleer
 
Kantekleer??
grijze kip
 
Neen Kant,
tout court.
kantekleer
 
Ze is gek!!
 
Gauw wèg!
kip snel weg
 
Ze radoteert! Hoe is ze er achter
 
Gekomen, dat Kant...
fidel
 
Wel, bij 't Parelhoen.
kantekleer
 
Die oude, schreeuwende Poelepetaat,
 
Die zich haar bèk kalkt...?
fidel
 
Heeft een
jour
genomen!
kantekleer
 
Een
jour??
En waár ontvangt ze?
fidel
 
In den moestuin
 
Onder de hoede van een mizerable
 
Stroopop met ingedeukten, hoogen hoed.
kantekleer
 
Wat? De vogelverschrikker?
fidel
 
Ja, die houdt
 
De musschen vèr, al de arme bloedverwanten.
kantekleer
 
Wanneer houdt zij dien
jour?
merel
doet Parelhoen na
 
Maandags, van vijf
 
Tot zes.
[pagina 174]
[p. 174]
kantekleer
 
Des avonds?
fidel
 
Neen, des morgens.
kantekleer
 
Wat??
merel
 
Ze moest wel profiteeren van 't moment,
 
Dat de tuin leêg is en 't moest toch een five-
 
O'clock blijven. Toen heeft zij 't bleeke ùur
 
Gekozen, dat de oude tuinman diep
 
In 't éerste glaasje kijkt.
kantekleer
 
't Is idioot.
merel
 
Volkomen idioot.
fidel
 
Maar hij gaat toch
 
Er heen.
kantekleer
kijkt Merel aan
 
Jij?
merel
 
Ja. Zij is heel aardig voor me.
kantekleer
kijkt Fidel aan
 
Wat mompel je in je halsband?
fidel
 
Dat een kip
 
Jou op een goeien dag er ook nog heen brengt.
kantekleer
 
Mij?
fidel
 
Bij het puntje van je snavel...
kantekleer
woedend
 
Mij?
[pagina 175]
[p. 175]
fidel
 
Wanneer een vreemde hen passeert, ben jij
 
Je kop kwijt, Haan!
merel
 
Dan draai je en draai je en draai je...
Doet Haan na, die om kip draait
 
Kô...Hier ben ik...Kô...Daar ben ik...Kô
kantekleer
 
Flauw'rik!
merel
doet steeds na
 
Je vlerk druipt neêr...Poot schetst een tango-pas.
Schot in de verte
 
Dat kan ik niet verdragen, als zij schieten!
fidel
 
Jan-Karel stroopt...
merel
 
Fidel, ontroert je dat?
fidel
schitterend oog, oor gespitst
 
Ja...ik...
overmeestert zich, zachter
 
Neen!
merel
 
Wordt je week gestemd, Fidel?
fidel
 
Vreeslijk! Misschien 'n patrijs, die
merel
spot
 
Wateroogen,
 
Met d'ouden dag?
fidel
 
'k Voel dùizend honden in mij.
 
'k Strijd met mijzelf. Mijn windhondsnuit trilt bij
 
'n Geweerschot en in mijn poedelmemorie
 
Herinner 'k mij een bloedge vlerk, de blik
 
Van een getroffen hinde en àl de stervens-
 
Angst in 't konijnenoog, en dan, dàn voel ik
 
Mijn hart van Saint-Bernard plots wakker worden.
Nieuw schot
[pagina 176]
[p. 176]
merel
verbergt zich achter mand
 
Weêr 'n schot!

Vijfde tooneel

De Zelfden. De Goudfazante (daarna) Spits, de Jachthond
fazante
vliegt brusk over muur, valt radeloos in hoenderhof
 
Verberg mij!!
kantekleer
 
Hemel!
fidel
 
'n Goudfazant!!
fazante
gaat naar Kantekleer
 
Is dat niet Kantekleer?
merel
achter mand
 
Wereldberoemd
 
Is hij!
fazante
loopt verschrikt rond
 
O, red mij, als jij Kantekleer bent!
kantekleer
 
Die ben ik. Wees niet bang...
Schot
fazante
springt op, werpt zich tegen Haan
 
O God! O God!
kantekleer
 
Maar wat een goudfazant nerveus is!
fazante
 
Ik
 
Kàn niet meer. 'k Heb zoo hard geloopen!
valt flauw
merel
 
Flàng!
 
Daar ligt die flauw!
kantekleer
ondersteunt met vlerk Fazante
 
Wat is die mooi, zoo met
[pagina 177]
[p. 177]
 
Dien slanken hals, die rekt...gauw water!
loopt naar bak
 
Je
 
Bent bàng zijn mooie veêren te bederven...
sproeit met vlerk water over Fazante
fazante
komt bij
 
O God! Ze volgen mij: verberg mij! O!
merel
 
Echt melo-drama! Hoe hebben zij toch
 
Je niet geraakt?
fazante
loopt heen en weêr, nerveus
 
Louter bij ongeluk.
 
De jager mikte maar op 'n leeuwerik.
 
Toen zag hij mij en riep: verdraaid nog toe!
 
Hij zag niets dan mijn goùd, maar ik zijn vuur!
 
Zijn hond vervolgt me nog, 'n afschuwlijke...
ziet Fidel
 
Jàchthond...
tot Kantekleer
Verberg mij, o verberg mij...
kantekleer
ontroerd
 
Maar
 
U valt héel erg in 't oog: waar moet ik u
 
Verbergen...Zeg, meneer...Mijn Heer! Zeg, eedle
 
Vreemdling, waar kan 'k een regenboog verbergen?
fidel
 
Daar, bij die twee bijkorven, onder 't bankje.
Fazante onder 't bankje; haar sleepstaart slipt te voorschijn
 
Zoo'n goudlakensche sleepmantel is waarachtig
 
Heèl lastig; er slipt altijd nog een stuk
 
Te voorschijn...Wacht: ik ga er maar op zitten.
Zet zich op Fazante-staart, veinst te eten uit bak vóor hok
Verschijnt Spits, de brakhond
fidel
gedegageerd
 
Dag!
spits
snuift
 
Hm! Dat ruikt lekker...
fidel
eenvoudig
 
Simpele hutspot!
[pagina 178]
[p. 178]
spits
haastig
 
Zeg, zag jij niet een goudlakensche, een vrouwtje,
 
Vluchten?
fidel
verwonderd, nadenkende
 
Een goudlakensche, wat, fazante?
kantekleer
gedwongen vroolijk, heen en weêr
 
Wat ziet die Spits er woest en somber uit
 
Tòch net 'n geschoren Engelschman!
fidel
tot Spits
 
Neen, wèl
 
Zag 'k een goudlakensche fazante-haàn.
spits
 
Dat was een hen!
fidel
 
'n Fazante-hen heeft steeds
 
Een isabelle-kleurige japon.
 
Dit was een haan. Hij vluchtte in 't weiland.
spits
 
Maar
 
Dat was een hèn!
kantekleer
ongeloovig
 
Een hèn? Met 'n gouden sleepstaart?
spits
 
Weet jij dan niet wat soms 't geval is?
kantekleer en fidel
 
Neen.
merel
 
Nu krijgen we een jagershistorie!
spits
 
't Komt
 
Voor, dat...ja, 't is een raar geval, maar bij
 
De korhoenders zie je ook zoo iets...
kantekleer en fidel
 
Wat toch?
[pagina 179]
[p. 179]
spits
 
Dat het fazante-vrouwtje...
kantekleer
trappelend
 
Zeg toch op!
spits
 
't Fazante-mannetje te mooi vindt, mooier
 
Dan zij zìch vindt, als hij pronkt in zijn voorjaars-
 
Pakje, en dan...
merel
 
Het lànd krijgt...
spits
 
Uit scheidt, met
 
Te leggen en te broeien. Dan geeft moeder
 
Natuur haar goud en purper op haàr beurt.
 
Mevrouw Fazante - als een vrije vrouw, -
 
Gaat er van door, den voorkeur gevend groen
 
En blauw en geel te zijn, een prisma van
 
Kleuren te dragen op haar rug, boven
 
Haar taak van moeder te vervullen en
 
't Fazantgebroedsel onder grauwe vlerk
 
Uit te broeien. Dan schiet zij 't breede pad
 
Op, zij vermaakt zich naar hartelust...
kantekleer
bits
 
Hoe
 
Weet jij dat?
spits
verwonderd
 
Wàarom is die zoo kwaad dàarom?
fidel
ter zijde
 
Nu àl?!
kantekleer
nerveus
 
Dus, die vogel, die jou heer miste,
 
Was...'n vrouwtje?
spits
 
Dat spreekt...
staat stil en snuffelt
O maar dat
 
Ruikt lekker!
[pagina 180]
[p. 180]
kantekleer
ter zijde
 
Ik hoû er niet van als hij snuift...
spits
begint een anekdote
 
Verbeeldt je:
 
Op 'n goeien dag...
merel
 
Weêr 'n Nimrod-anekdote!
Men fluit in de verte
kantekleer
levendig
 
Ze fluiten je!
spits
 
Verdomd! G'n avond!
verdwijnt
fidel
 
Dag!

Zesde tooneel

Kantekleer, Merel, Fidel, Fazante, Kat op muur, Oude Kip in mand
kantekleer
 
Eindlijk! Hij 's weg!
merel
 
Hij is al vèr!
kantekleer
bij het hondenhok
 
Mevrouw!
 
Kom maar te voorschijn!
fazante
verschijnt
 
Ja zéer zeker, zéker!
 
Ik ben, als zei die Jachthond, vrije vrouw.
 
'k Heb mij bevrijd van burgerlijke banden
 
Maar tevens blijf ik van voornaam geslacht
 
Een edel ras, fier en oprecht, ik, de
 
Fazante-hen, die 't wijde woud doorkruist...
Zij springt fier te voorschijn
[pagina 181]
[p. 181]
merel
 
Wel drommels, er zit gàng in haar!
fazante
koortsig heen en weêr
 
Het wijde
 
Woud, waar die wilddief stroopte...
kantekleer
 
Ja, die gèk,
 
Die 'n edel kunstwerk der natuur smaakloos met
 
Lood wilde inleggen...
fazante
 
'k Woón onder dicht loover,
 
Dat strálend de zon doór schicht maar veel verder
 
Breidt zich het tooverland van mijn geboorte.
 
Is 't Perzië of China? Dat weet niemand?
 
Maar zeker kan men zijn, dat ik geboren
 
Werd om in hel azuur te schittren tusschen
 
Palmen en sandelhout en niet de distels
 
Dwars door, te worden opgejaagd door 'n brakhond.
 
Ben 'k wellicht niet de Fenixvogel of
 
De vogel Rock? Hoe kwam ik hier? Wie bracht
 
Mij uit mijn eden der legende in deze
 
Zoo lage landen? Fabel, mythe zijn
 
Het met elkaâr niet eens en bieden mij
 
De mildste keuze aan: daarom beweer ik
 
Het eerste daglicht te hebben aanschouwd
 
In Colchis, van waar Jazon, op zijn vuist
 
Mij mede bracht: ik ben geheel van goud!
 
Ik schitter; 'k ben misschien de Vacht, het Gulden
 
Vlies van het Oosten.
fidel
 
Wat, het Gulden Vlies?
fazante
 
Ik, de Fazant.
fidel
verbetert zachtmoedig
 
Fazante-hen
[pagina 182]
[p. 182]
fazante
 
Nu ja,
 
Mijn ras en mijn geslacht vertegenwoordig
 
ik, sedert ik het purperen kuras
 
Mij omsloot. Toen dwaze noodlotsbeschikking,
 
Die wilde, dat ik zijn zoû een dor blad
 
Naast een robijn, mij onrecht toe scheen, stal ik
 
Mijn echtgenoot zijn schittrende pluimage.
 
En ik deed wèl want draag die met meer smaak
 
Dan hij. De goude dalmatiek zwelt glanzend
 
Rondom mijn schoonre vormen; om mijn hals
 
Voegt zich behaagziek de smaragdbezette
 
Karkant en een banale uniform
 
Herschiep ik in galagewaad.
kantekleer
 
Maar ze is
 
Dan ook verblindend, schittrend!
fidel
ter zijde
 
Kantekleer,
 
Wordt toch niet gecharmeerd op 'n hen, die haan
 
Wil zijn, op 'n haan, die eigenlijk een hen is...
merel
daalt huppelend neêr
 
Ik moet bepaald mevrouw Poelepetaat
 
Dat gaan vertellen! Freule Fenix, nu
 
Gravin van 't Gulden Vlies! Zij zal haar daadlijk
 
Uitnoodgen op haar
jour!
Ik kom zoo aanstonds
 
Terug!
weg
kantekleer
nadert Fazante
 
U komt dus uit het Oosten als
 
De Dageraad?
fazante
 
Mijn leven, bandeloos,
 
Is een gedicht in vrije maat en ben
 
Uit Azië ik afkomstig, door Bohemen
 
Toog zekerlijk ik heen...
[pagina 183]
[p. 183]
fidel
ter zijde
 
'n Zigeunerin!
fazante
tot Kantekleer, doet haar halskleuren schitteren
 
O Kantekleer, zaagt gij ooit twee zoo rijke
 
Schakeeringen? Alleen het Morgenrood
 
En ik vertoonen die, Prinsesse van
 
't Struweelgewas en koninginne van
 
De struikbezette, wijde vlakten draag 'k den
 
Gelen chignon der blondste avonturiersters
 
En voor mijn spleen koos ik het pavillioen
 
Der briesdoorbruischte irishalmen, die
 
De vijvers zoomen. Ik dweép met mijn woud
 
En als het er weemoedig aanvangt te
 
Septemberen en de eerste blaadren vallen...
fidel
ontsteld
 
Maar ze is een cerebrále, vrije vrouw...
fazante
 
Ontzenuwd als een loovertwijg, wanneer
 
Scirocco waait, loop 'k rond en tril en sidder...
kantekleer
laat zijn vlerk vallen, draait en draait om en kweelt zijn zacht keelgeluid
 
Kô...! Kô...!
Fazante ziet hem aan. Hij meent, dat zij hem aanmoedigt en herhaalt zijn gekweel
 
Kô...
fazante
 
Meneer, ik moet u daadlijk zeggen,
 
Als dat voor mij bedoeld is...
kantekleer
houdt op
 
Wat?
fazante
 
Die blik,
 
't Schuinsgemarcheer; de vlerk, die neêr druipt en
 
Dat:...Kô...!
kantekleer
 
Maar ik...
[pagina 184]
[p. 184]
fazante
 
Is 't meesterlijk gedaan
 
Maar 't maakt op mij niet 't allerminst effekt.
kantekleer
een beetje gekrenkt
 
Mevrouw...
fazante
 
O, ik begrijp. U is beroemd
 
Als Haan. Er tript geen kip ter weerld rond, die
 
Haar veêr niet glad strijkt in de teedre hoop
 
U eens tusschen twee morgenkukelkraaien
 
Te boeien. U is zoo heel zeker van
 
Uzelve, dat u zelfs geen oogenblik
 
Aarzelt, zelfs als een vreemde dame uw gast is,
 
Die niet heelemaal lijkt een kipje in onder-
 
Rok, wie men 't hoenderhof maakt in den hoender-
 
Hof...
kantekleer
 
Maar ik bezweer u...
fazante
 
Ik word niet zoo gauw
 
Verliefd. U is als Haan mij veel te veel
 
Haneroemruchtig.
kantekleer
 
Ik, Haneroemruchtig!
fazante
 
Te veel de Haan. De eenge haan, die naar
 
Mijn smaak zoû zijn, zoû zijn een nièt beroemde
 
Haan, wien ik alles zijn zoû. Maar een groóten
 
Haan te beminnen, ach zoo kipperensch
 
Ben ik niet.
kantekleer
 
Maar wij kunnen minstens samen
 
Verkeeren.
fazante
 
Als twee vrienden.
[pagina 185]
[p. 185]
kantekleer
 
Vriend, vriendin!
fazante
 
Twee oude vrienden.
kantekleer
 
O, niet oud.
fazante
 
Leelijke
 
Vrienden.
kantekleer
 
Nièt leelijk; neen, dat nooit! Wil u
 
Den hof eens zien. Mag 'k u mijn vleug'l offreeren?
fazante
 
Nu, goed dan.
kantekleer
voor de drinkbak
 
Kijk, dat is de drinkensbak.
 
Die is ‘model’ gegalvanizeerd ijzer,
 
Afschuwelijk maar al het andre is
 
Mooi, lief, gesleten, landlijk, schilderachtig,
 
't Dak van het kippenhok, de deur der stallen...
merel
komt terug
 
Mevrouw Poelepetaat is bijna flauw
 
Gevallen!
fazante
tot Kantekleer, kijkt om zich rond
 
En leeft u allen hier rustig
 
En zonder vrees?
kantekleer
 
En zonder vrees. De eignaar
 
Is vegetariër, een wonderlijk mensch.
 
Hij's dòl op alle beesten en hij geeft
 
Hun namen uit de poëzie, want de ezel
 
Noemt hij Midas, de melkkoe noemt hij Iö.
fazante
wijst naar Merel
 
En die daar? Hoe noemt hij die?
[pagina 186]
[p. 186]
kantekleer
 
't Vogeltje
 
Van geestigheid.
fazante
 
Wat doet hij?
kantekleer
 
Bezig zijn...
fazante
 
Waarmeê?
kantekleer
 
Met er nooit in te loopen. Een
 
Heél moeilijk werk.
fazante
 
En dòr, ondankbaar ook.
Zij loopen rond
merel
ter zijde
 
Romantische Fenix, nog wel met 'n rood vest,
 
Als eenmaal Theophile Gautier!
kantekleer
toont de omringende dingen
 
De hooimijt.
 
De oude muur. Die muur, als 'k 's morgens kraai,
 
Bekruipen hagedisjes, hagedisjes!
 
Ik kraai op déze plek, waar ik den grond
 
Bekrabbeld heb en als 'k gekraaid heb, drink
 
Ik uit die oude bak.
fazante
glimlachend
 
Heeft wat u kraait,
 
Eenig belang?
kantekleer
ernstig
 
Zeér groot belang.
fazante
 
En welk?
kantekleer
 
Dat 's mijn geheim.
fazante
behaagziek
 
En als ik het u vroeg?
[pagina 187]
[p. 187]
kantekleer
wendt het gesprek
 
Hier zijn de takkebosschen.
fazante
 
Ja, gestolen
 
Uit mijn woud! Waarlijk dus, u heeft 'n geheim?
kantekleer
droog
 
Ja.
fazante
 
Ik begrijp dat aan te dringen noodloos
 
Zoû zijn.
kantekleer
klimt op muur
 
Van hier ziet u de heele hofsteê,
 
Tot aan den moestuin, waar men 's avonds sleept
 
De slang, die uit spritst in een gieter.
fazante
 
En
 
Is dat alles?
kantekleer
 
Alles.
fazante
 
Dus denkt u, dat
 
De weerld niet grooter is dan een komkommer-
 
Veld?
kantekleer
 
Neen, dàt niet.
fazante
 
En droomt u nooit van wijdre
 
Kimmen, als een driehoekge vlucht trekvogels
 
Voorbij schiet?
kantekleer
 
Neen, ook dat niet.
fazante
 
Maar hoe droef
 
En armelijk zijn al die boeren dingen.
[pagina 188]
[p. 188]
kantekleer
 
Ik vind die dingen strálend soms van pracht.
fazante
 
Ze zijn toch altijd eender.
kantekleer
 
Neen, geen enkel
 
Oogenblik, want zij is er en...zij, zij
 
Verandert alles; blijft alles verandren!
fazante
 
Wie zij??
kantekleer
 
De zon, het Licht! Deze geranium,
 
Die plantte de boerin, heb 'k altijd anders
 
Róod gezien. Deze klomp, deze oude klomp,
 
Vol stroo, is die niet mooi? De hark, daar, bij
 
De kielen, net een kam, met tusschen hare
 
Tanden de halmen - gele plokken haar -
 
Is die niet mooi? En de oude hooivork, die
 
Tot straf staat in den hoek maar slaaprig droomt
 
Van verschen hooigeur...En de slanke kegels,
 
De fijne juffertjes, die Fidel vaak
 
Omver loopt als zij staan te coquetteeren -
 
Hij krijgt er dan van langs! - Die reuzegroote
 
En half vergane houten kegelbal,
 
Waarover altijd weêr eén mier rond reist
 
Die, trotscher dan den trotschten globe-trotter,
 
Zijn wereldje omwandelt in niet meer dan
 
Tàchtig seconden: niet een enkel van
 
Die dingen is ook maar eén oogenblik
 
Het zelfde. Wat mij aangaat, mevrouw de
 
Fazante-hen, ik raak al sedert lang
 
Voor 'n hark in 'n hoek, voor 'n bloem in 'n pot, in on-
 
Geneesbare verrukking en voor 'n heel
 
Eenvoudig windebloempje heb 'k mijn oog
 
Ook ongeneeslijk zich voelen vertrekken
[pagina 189]
[p. 189]
 
Tot die rond starende verwondering,
 
Die sinds mij bij bleef.
fazante
ontroerd
 
Men gevoelt wel, dat
 
U zièl heeft! Maar vormt zich een ziel ver van
 
Het leven en zijn leed achter een hof-
 
Steêmuur, waar boven 'n kater dommelt?
kantekleer
 
Als
 
Men weet te zien wat lijdt, ziet men dan àlles
 
Niet? Ziet men heel 's werelds rampzaligheid
 
Niet als éen klein insect vertrapt wordt? Zie
 
Ik dan geen sterren in mijn waterbak?
oude kip
verschijnt
 
Spiegel van de put, zeg, ziet Gij het best den hemel niet?
kantekleer
 
Mijn voedster-broeikip.
fazante
 
Waarlijk?
oude kip
knipoogje
 
'n Mooie Haan!
fazante
naar oude kip
 
Meér dan een mooie Haan!
kantekleer
naar Fidel
 
Beste Fidel,
 
Dat is nu eindlijk eens een hen, waar meê
 
Je práten kunt, een kip met conversatie!
 
Niet als de ànderen: kippen zonder kop!
Kreten en gesnater, dat nadert
[pagina 190]
[p. 190]

Zevende tooneel

De Zelfden, het Parelhoen, de geheele Hoenderhof
kreten
die naderen
 
O!
merel
in zijn kooi
 
Eindelijk zal 't Poelepetaatsch toe gaan!
Alle kippen, met Parelhoen, komen zenuwachtig op
parelhoen
stort toe op Fazante
 
Hemeltje, wat is zij beeldrig! Alles stormt
 
Aan om u te bewonderen!
kreten
 
O! O!! O!!!
Kring van bewondering rondom Fazante. Gekakel, kreten, etc.
kantekleer
ter zijde, bewondert Fazante
 
Wat loopt ze mooi!
hij kijkt naar de kippen
 
Veel mooier dan mijn kippen!
Geërgerd, tot de kippen
 
Kippen, je trippelt of je aan eksteroogen
 
Lijdt, of je öp je eigen eiren loopt;
fidel
 
Bepaald,
 
Hij's dol verliefd!
parelhoen
stelt zoon voor aan Fazante
 
M'neer Parelhaan, mijn zoon!
parelhaantje
bewondert Fazante
 
Zij is zoo blònd!
een kip
 
Als boter!
kantekleer
streng, tot kippen
 
Nu naar binnen.
fazante
met beminnelijken spijt
 
Nu al!
kantekleer
 
Zij zijn gewoon vroeg te gaan slapen.
[pagina 191]
[p. 191]
een kip
een beetje ge-ergerd
 
Ja,
 
Wij gaan maar op stok!
De kippen klimmen het laddertje op
fazante
verwonderd
 
En langs een leêrtje!
parelhoen
tot Fazante
 
Niet waar, lieve vriendin, wij zullen veél
 
Elkander zien!
kantekleer
bewondert Fazante, ter zijde
 
Haar galakleed doet haar
 
Uit schittren boven alle de andren, die
 
Lijken wel in haar hempje in 't rond te staan.
fazante
tot Parelhoen, zich verontschuldigend
 
Ik reis van nacht terug naar mijn villa
 
In 't bosch.
parelhoen
teleurgesteld
 
Ach, heusch?
Men hoort een schot
fidel
 
Er wordt nog altijd door gejaagd!
parelhoen
 
U moet maar blijven!
kantekleer
levendig
 
Wij houden mevrouw
 
Tot morgen ochtend nog gevangen.
fazante
 
Maar
 
Waar 's nachts te slapen?
fidel
toont zijn hok
 
In mijn oude-vrijers-
 
Hol.
fazante
 
Ik!? Slapen in 'n hok! En u, meneer
 
Fidel?
[pagina 192]
[p. 192]
fidel
 
O, wie Fidel heet, slaapt heel dikwijls
 
Op 'n drempel!
fazante
schikt zich
 
Nu, dan blijf ik maar tot morgen...
parelhoen
kreten
 
Tot mòrgen!! Maar...!! Lieve vriendin, 't is morgen...
allen
kreten
 
Wàt toch?!
parelhaantje
 
Uw
jour,
Mama!!
parelhoen
 
Wilt u, mevrouw
 
Fazante, niet heélemaal onder ons
 
Een wormpje komen pikken? Want Heer Pauw...
kantekleer
beklimt het laddertje, ziet om
 
Nu stil! De scheemring weeft haar waas.
Bevelend
Heeft ieder
 
Zijn plaats genomen...?
parelhoen
zachter, tot Fazante
 
Want Heer Pauw komt ook...
 
'k Ontvang dan bij de zwarte bessen...
kantekleer
 
Zijn
 
Alle kalkoenen op hun rek?
parelhoen
zacht
 
Van vijf
 
Tot zes...
kantekleer
 
Zijn de eenden in hun puntig huisje?
parelhoen
zacht
 
Ik reken zèker op de Schildpad...
fazante
 
Waarlijk?
kantekleer
op de bovenste sport
 
Is iedereen nu waar hij hoort?
[pagina 193]
[p. 193]
parelhaantje
ironiesch
 
Maar kraai je
 
Op iedren sport??
kantekleer
 
Ja, m'neer; men moet...
tot de kuikens
En zijn
 
De kuikens onder moeders vlerk?...
tot Parelhaantje
wat men
 
Doet, goèd doen, hoog of laag...
parelhoen
tot Fazante, insisteerend
 
Het Houdan-kipje
 
Heeft mij beloofd, dat Kantekleer zoû komen!
tot Kantekleer
 
't Zoû dòl zijn!!
houdan-kip
kop uit hok, met gezag
 
Je mòet komen.
kantekleer
 
Neen!
fazante
onder aan de ladder, kijkt op
 
Jawel.
kantekleer
 
Waarom?
fazante
 
Omdat je weigerde aan die àndre!
kantekleer
 
Zoo?
fidel
 
Haan, 'k bezweer je!
kantekleer
aarzelt
 
Ik...
fidel
 
H'mmm! Hij geeft toe,
 
En als hij toe geeft, zal hij 'r ook nog kraaien!
kantekleer
tot Fazante beslist
 
Ik zal nìet gaan. Bonsoir...
fazante
geërgerd
 
Bonsoir.
Zij springt brusk in het hok. De nacht valt
[pagina 194]
[p. 194]
fidel
sluimert in, voór hok
 
Laat ons
 
Nu slapen tot de hemel ròze wordt,
 
Als 't buikje, ja als 't buikje van 'n klein hondje...
parelhoen
slaperig
 
Van vijf tot zes...
merel
slaperig
 
Tu, tu, tu...
kantekleer
boven op ladder
 
Alles slaapt.
Ziet kuiken, dat ontsnapt
 
Wat 's dàt?? Een kieken, dat uit wandlen wil??
Hij jaagt het kuiken binnen, bevindt zich voor hondenhok. Zeer zacht
 
Fazante...?
fazante
in het stroo, vaag
 
Wat...?
kantekleer
na aarzeling
 
Niets...
zuchtend
 
Niets...
fazante
 
Moet ik...nu...slapen...
fidel
slaapt in
 
Als 'n roze buikje...
fazante
zéer slaperig
 
Onder 'n dak...Ik ben
 
Gewoon aan lucht...Moet ik...
kantekleer
verdwijnt in het kippenhok
 
Ik ga naar binnen...
slaperig
 
't Is tijd...
fazante
steeds meer slaperig
 
...Gewoon aan lùcht...
kantekleer
bijna slapende
 
Beide oogen te...
 
Sluiten...
Stilte. Op de muur ontvlammen twee groene oogen
[pagina 195]
[p. 195]
kater
 
...Beide oogen te oópnen...
Gele oogen op de schuur, ontvlammen
stem
 
Te oópnen...!
Andere gele oogen ontvlammen
andere stem
 
Te óopnen...!
Men ziet de silhouetten van drie nachtuilen

Achtste tooneel

De Hoenderhof, in slaap. De kater ontwaakt op den muur. Drie Nachtuilen; dan de Mol en de Koekoek.
eerste nachtuil
 
Twee oogen groen...?
kater
zet rug op
 
Zes oogen goud...?
eerste nachtuil
 
Op muur...?
kater
 
En schuur?
roept
Uilen!!
eerste nachtuil
 
Kater!!
kater
 
Nachtuilen!
de drie nachtuilen
 
Hoe!!!
merel
ontwaakt
 
Wat hoor ik?
eerste nachtuil
 
'n Samenzwering...tegen hèm!
kater
 
Van nacht?
[pagina 196]
[p. 196]
de drie nachtuilen
 
Hoé! Ja! Hoé! Ja!
kater
blijde
 
Pffft! Wáar??
de drie nachtuilen
 
Bij d'ouden boom.
kater
 
Hoe laat?
de drie nachtuilen
 
Hoé, Hoé, acht uur, acht uur, acht uur!
Vleêrmuizen fladderen
eerste nachtuil
 
Vleêrmuizen fladdren al...
kater
 
Zijn zij met ons?
de drie nachtuilen
 
Hoé, ja; hoé, ja!!
eerste nachtuil
 
En de mol graaft zijn hol!
kater
 
Is die met ons??
de drie nachtuilen
 
Hoé, ja; hoé, ja!
kater
 
Waarschuw
 
Bij tijds, jij keukekoekoek...
de drie nachtuilen
 
Is die met
 
Ons?
kater
 
Pfft! Ja! Pfft! Ja! Zelfs dagvooglen maken
 
Gemeene zaak met òns, donkre nachtwakers!
kalkoen
tusschen schijnbaar slapende groep
 
Is 't voor van nacht, dierbre rondoogen? kòmt ge?
[pagina 197]
[p. 197]
de nachtuilen
 
Wij komen!
eerste nachtuil
 
Alle rondoogen komen van
 
Heinde en ver...
merel
ter zijde
 
Dàt zoû 'k willen zien!
fidel
slapende
 
Rrrr!
kater
stelt gerust
 
't Is
 
De hond, die snorkt...
kantekleer
in kippenhok
 
Kô...!
de nachtuilen
verschrikt
 
Dat 's hij! Dat 's hij! Hoé!!
kalkoen
 
Wèg!
eerste nachtuil
 
Neen! 't Is zóo donker, dat wij verdwijnen
 
Als we onze ronde öogen sluiten, sluiten...
De oogen dooven. Nacht. Kantekleer, op trap
kantekleer
tot Merel
 
Heb je iets gehoord, vriend Merel?
merel
 
Ja, ou' jongen!
nachtuilen
verschrikt
 
Hèe!!
merel
 
't Somberste complot!
kantekleer
 
Tegen wie?!
merel
melo-dramatisch
 
Jou!!
 
Beef! Sidder!!
[pagina 198]
[p. 198]
kantekleer
rustig
 
Praatjesmaker!
de nachtuilen
oogen open
 
Hij 's weêr binnen...
merel
voldaan
 
'k Heb nièts verraden!
eerste nachtuil
 
Is die meerl met òns?
merel
 
Neen, maar als 'k zièn mag??
eerste nachtuil
 
Geen nachtvogel vreet
 
Een vogel zwart. Kom dus.
merel
 
En 't wachtwoord?
eerste nachtuil
 
‘Moord
 
In't Duister’!!
fazant
steekt kop uit hok
 
'k Stik onder dat lage dakje!
ziet nachtvogels
 
O!!
zij werkt zich terug, maar loert
nachtuilen
 
Chtt!!
sluiten de oogen
 
't Was niets! Wij gaan...! Wij gaan...!
een stem
 
Gelùk,
 
Hoor, uilen!
eerste nachtuil
 
Dank! Maar waarom zijt gij allen
 
Het met òns eens?
kater
 
De nacht ontdekt wat voor
 
Ons zelf verborgen was. Ik hoû niet van
 
Den Haan omdat de Hond van hem houdt.
[pagina 199]
[p. 199]
kalkoen
 
'k Hoû
 
Niet van den Haan, omdat 'k hem kieken kende,
 
En 'k geén kieken als Haán erken.
eend
 
Ik hoû
 
Niet van den Haan, omdat hij geen zwemvliezen
 
Tusschen de teenen heeft en sterren teekent,
 
Wanneer hij tript.
een jonge haan
 
Ik hoû niet van dien Haan
 
Omdat ik leelijk ben.
een andre
 
Omdat hij paars
 
En blauw heeft zijn portret op schaal en schotel
 
Staan.
een andre
 
Om zijn blikken standbeeld op den toren,
 
Dat draait naar alle winden.
nachtuil
 
Jij, kapoen,
 
Waarom hoû jij niet van den Haan?
kapoen
 
Ik hòû
 
Niet van den Haan.
koekoek
binnenshuis, begint acht uur te slaan
 
1) Koekoek!
eerste nachtuil
 
't Is 't uur...!
koekoek
 
2) Koekoek!
tweede nachtuil
 
Langs muur...
[pagina 200]
[p. 200]
koekoek
 
3) Koekoek!
derde nachtuil
 
En schuur...
koekoek
 
4) Koekoek!
witte straal
eerste nachtuil
 
De Maan...!
koekoek
 
5) Koekoek!
tweede nachtuil
 
Wij gaan...
koekoek
 
6) Koekoek!
derde nachtuil
 
Dwars door de blauwe
 
Luchten...
koekoek
 
7) Koekoek!
mol
kop uit grond
 
En door de bruine aarde...
koekoek
 
8) Koekoek!
eerste nachtuil
tot Mol
 
De Mol!! Zeg, waarom hoû jij niet van
 
Den Haan?
mol
 
Ik háat hem, omdat ik nog nooit
 
Hem zàg!
eerste nachtuil
 
En, koekoek, jij, waarom hoû jij
 
Niet van den Haan?
koekoek
 
Omdat hij nooit behoeft
 
Te worden opgewonden!
[pagina 201]
[p. 201]
nachtuilen
wegvliegende, door elkaâr
 
En, wij, waarom
 
Wij van den Haan niet houden? Daárom niet!
 
Ja, daárom niet!...
stilte
fazante
langzaam komende uit het hok
 
En ik...ik krijg hem lièf!!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken