Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongepubliceerd werk (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongepubliceerd werk
Afbeelding van Ongepubliceerd werkToon afbeelding van titelpagina van Ongepubliceerd werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

Marco Goud

H.T.M. van Vliet



Genre

proza
drama

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongepubliceerd werk

(1996)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tweede bedrijf

De Heuvelkling. Verwaarloosde tuin. Hulst. Oude Boom. In de verte de Vallei. Nacht.
Nachtvogels, groote en kleine, gezeten in kring, op takken, steenen en distels. Kater, in het gras. Merel springt heen en weêr op takkebosch.
De nachtvogels, onbewegelijk in het duister, houden de oogen gesloten. De Groot-Hertog op den ouden boomstam, beheerscht alle anderen. De Nachtuil heeft alleen zijn fosforoogen reeds geopend. Hij roept de anderen op en naarmate hij roept, glinsteren in het donker de ronde, lichtende oogen.

Eerste tooneel

nachtuil
roepende
 
Strix!
twee oogen openen
 
Scops!
twee oogen openen
 
Katuil!
twee oogen openen
 
Kleine Uil!
twee oogen openen
 
Groote Uil!
twee oogen openen
 
Oehoe!
twee oogen openen
een nachtvogel
tot andere
 
De Groot-Hertog is voorzitter, de Grootvorst...
nachtuil
vervolgt
 
Klip-uil, Kloost'ruil, Kerkuil, Kerkhofuil...
oogen openen telkens
[pagina 202]
[p. 202]
een nachtvogel
tot andere, die aankomt
 
De
 
Namen worde' afgeroepen...
de andere
 
Ja, ik weet
 
Je hebt je öogen alleen maar te öopnen
 
Als antwoord...
groot-hertog
 
Voor wij aanvangen, fluisteren wij
 
Heel stil ons credo, dat ons samen bindt...
Geheimzinnig koor, met vleugelslag en doffen kreet en woest op en neêr gewieg
groot-hertog
 
Nacht, die week, gewillig, weldadig
 
Ons overwelft met dicht, overdadig
 
Duisteren dom,
 
Wees, Nacht, gezegend: wil uwer kindren
 
Jacht op patrijzen nimmer verhindren
 
En sla ze stòm!
nachtuil
 
Duld, dat wij in uw donker duistren
 
Lekkre konijntjes klemme' in de kluistren
 
Van onze klauw,
 
En, zonder noodloos voor held te pozeeren,
 
Zonder gevaar of stuiven van veêren,
 
Met éene knauw...
oude uil
valt in
 
Bréken de beendren, die wij uit zuigen,
 
Kraken de nekken, die wij ombuigen,
geheimzinnig
 
Tot door úw waás,
 
't Bloed ons verrukkelijk door onze brillen
 
Toe schemert, wen wij vangen en villen
 
'n Jeugdige Haas.
nachtuilen
 
Weest gezegend, o donkere klippen!
[pagina 203]
[p. 203]
 
Kloven, waaruit wij gluren en glippen!
 
Griezlige grot,
 
Welken wij dóor krijschen en kruizen,
 
Angst verwekkende in onze huizen,
 
En buiten schot!
oude uil
 
Weef uw webben o nacht en wolken,
 
Wentel diep weg in duistere kolken
 
Uw bleeke maan!
 
Wilt uwer starren blikken niet gunnen
 
Te bekijken voor wij alzoo kunnen
 
Nachtlijk bestaan!
nachtuil
 
Wees gezegend, o nacht en wil weten,
 
Dat wij nooit op leeuwrikken leken,
 
Schoonheid-onterfd;
 
Laat alle lieflijkheid ons belagen:
 
Blanke duiven en vogels der hagen
 
Bonter geverfd!
oehoe
 
Knèchten de rassen wij, die wij haatten,
 
En reeds in hunne eieren vraten,
 
En, Nacht, o wees
 
Gebenedijd als talloozer uilen
 
Hymnen en liederen u toe huilen
 
Tot àller vrees!
groot-hertog
 
En laten wij het woord nu aan de rosse
 
Katuil.
stemmen
 
Ssstt!
merel
op takkebosch
 
Wat een allerliefst avond-
 
Partijtje!
[pagina 204]
[p. 204]
nachtuil
spreekt toe
 
Nachtvogels!...
groot-hertog
tot buurman
 
De mise-en-scène
 
Schijnt mij geslaagd. Zoo'n donkre hoek. Een half
 
Vergane boom; daar die kapotte bloem,
 
Potten; steeklige hulst...
nachtvogels
 
Hoe! Hoe!!
nachtuil
 
Nachtvogels!...
een uil
 
Wat, is de Mol daar ook?
stemmen
 
Ssttt!
andere uil
 
Onder velden
 
En vlakte is hij gekomen...
merel
huppelt
 
Ja, met
d'under-Ground!
groot-hertog
tot buurman
 
Is dat niet de Meerl?
merel
komt nader
 
Ja, Monseigneur!
 
En daár, die twee beryllen, dat 's de Kater.
groot-hertog
 
Hij likt zijn pooten...
nachtuil
herneemt
 
Vogels van de Nacht!
 
Nachtvogels! Nu wij zijn vergaard, als booze
 
Vogels, boos-oog'ge vogels...
nachtvogels
sinister en wiegend
 
Ha-ha...!
[pagina 205]
[p. 205]
groot-hertog
opent de vleugels, streng
 
Ssttt!
Allen zijn onbewegelijk
merel
 
Booze oogen heb ik niet; 'k heb louter de
 
Pretentie knipoogjes te geven; grapp'ge,
 
Leuke oogjes: ik ben maar een dilettant
 
In 't oogjes-geven: ik sper noóit booze oogen,
 
En ik kies geen partij!
een uil
 
Die geen partij
 
Kiest, kiest partij voor ons.
merel
 
Naiëf doorslaande
 
Nachtuil, je slaat een Gordiaansche knoop
 
Wel heél eenvoudig door!
nachtuil
vervolgt
 
Nu zullen wij
 
Ons met oprecht kwaadwill'ge sneb en snavel,
 
Verklaren: Kantekleer, die is een dieffff...!
allen
 
Die is een diefff!!
merel
 
Wàt??
allen
 
Die ons steelt...
merel
 
Wàt dan?
groot-hertog
 
Vreugd en gezondheid!...
merel
 
Wàt je zegt! En hoe?
nachtuil
 
O, door te kraaien! Door te kraaien!
[pagina 206]
[p. 206]
groot-hertog
 
Kraaiend,
 
Kraaiende doet hij mij de galblaas zwellen
 
Veroorzaakt hij hartvliesontsteking, want
 
Hij kondigt aan...
merel
dartel
 
Den Dag, de Dageraad!
Beweging. Merel, verschrikt, verbergt zich achter takkebos
groot-hertog
levendig, pijnlijk
 
Zeg niet die woorden: bij die woorde' alleen
 
Voelt donkre Nacht zich al onlekker worden...
merel
herneemt voorzichtig
 
Zal ik dan zeggen: klaarte, meerdere klaarte!
Beweging. Merel, verschrikt, verbergt zich
nachtuil
 
Hoû op! Hoé!! Geen klinkende allitteratie
 
Met wat de kwade Toekomst brengt! Zeg liever
 
Dat hij de zalig sombren mantel van
 
Moeder Nacht...
merel
 
Door de Zon, die straalt...
Beweging. Algemeene verschrikking, kreten van pijn
allen
 
Hoè! Hoè!!
groot-hertog
pijnlijk, wanhopig, ziek
 
Zwijg, zwijg, spreek niet die woorden uit...En zeg
 
Alleen: de kwade Toekomst...Wàt hij kondigt,
 
Doèt er niet toe...De kwade Toekomst komt,
 
Komt altijd, onvermijdelijk...'t Maakt me ziek
 
Altijd te hooren...dat schèlle geluid...
 
Dat je opschrikt als je juist vergeten was...
 
Hoe!! 't Maakt me ziek, het maakt me ziek, ziek, ziek...
 
Hij schettert al wanneer de nacht nog koel is
 
Enkel en vochtig...
[pagina 207]
[p. 207]
allen
door elkaâr
 
Hij 's een diefff! Een dièfff!!
 
Hij hindert ons te zwelgen...Ja, te zwelgen...
 
Te zwelgen in de Nacht. En nà te proeven
 
Het laatste lekkre stukje nacht...Hij hindert
 
Ons in ons moòrdfestijn, in onze sabbath...
 
Wanneer wij om de heksen mede zwieren...
 
En als hij schettert, draait de wereld scheef...
 
Hij kraait zoo vroeg...Hij kraait altijd te vroeg...
 
Nooit laat genoeg...Zoodra hij kukelkraait,
 
Krijg je al een voorgevoel, dat vreùgd gedaan is!
 
En dat de Nacht gauw niet meer Nacht zal zijn...
 
Zijn schreeuw snijdt ons de Nacht door midden als
 
Een vrucht: wij wringen ons dan als een worm,
 
Half doorgesneden mede met de vrucht!
merel
 
Maar de àndre Hanen...!
groot-hertog
 
Diè zijn niet te vreezen!
 
Zijn schreeuw, dièn moeten wij dempen en dooven!
allen
klagende, met wiekbeweging
 
Dempen met duìsternis! Dooven tot dofte!!
een uil
 
Maar hoè??
nachtuil
 
Die Merel werkte steeds vóor ons...
merel
 
Ik??
nachtuil
 
Ja, jij hebt altijd den spot met hem
 
Gestoken!
allen
sinister wiegend
 
Hoe! Hoe!!
[pagina 208]
[p. 208]
groot-hertog
wieken wijd
 
Ssstt!!
Allen zijn onbewegelijk
nachtuil
 
Bespot, houdt hij
 
Tòch aan en sterker schijnt hij sinds belachlijk
 
Hij is!
allen
 
Maar hoé te doen, hoe! Hoe! Hoé! Hóe!
nachtuil
 
De Pauw, die pronkende palurk...
allen
grinnikend en wiegend
 
Ha! Ha!
groot-hertog
wieken wijd
 
Ssstt!!
Allen zijn onbewegelijk
nachtuil
 
Die werkte oók voor ons; die heeft gemaakt,
 
Dat Kantekleer niet meer was in de mode.
 
Maar al is Kantekleer niet in de mode,
 
Hij schreeuwt nog ongemakklijk ons in de weg!
allen
 
Hoe te doen! Hoé!! Hoé!!
nachtuil
 
Hem den hals omdraaien!
kreten
 
Doód aan den Haan!
een uil
 
Hoónen wij den Haan, den Heer
 
Van den hoenderhof!
een andre
 
Die aristocraat,
 
Die pozeert voor een sociaal-democraat:
 
Hij draagt riddersporen maar 'n Jacobijnen-
 
Muts!
[pagina 209]
[p. 209]
groot-hertog
 
Op! Gij, vooglen van de Nacht! Nachtvogels!!
Allen richten zich, wieken wijd, oogen rond; de nacht is heel donker
merel
steeds gekscherend
 
Het middernacht!!
nachtuil
 
Hoè hem den hals omdraaien!?
 
Onze oogen zien niet meer zoodra hij heeft
 
Gekraaid!
allen
klagelijk
 
Helaas! Eilacy! Laas! Helaas!
een uil
 
Hoè hem te worgen...van zoo vèr?!
scopsuiltje
 
Vorst, waag
 
Ik u te zeggen hoè, grootvorst, hoè, hoè??
groot-hertog
 
Ja, waag, waag!
allen
 
Hoè? Hoè?? kleine Scopsuil, hoè??
scopsuil
springt aan, buigt voor Groot-Hertog
 
Gij heer, o Nyetaloop, Grootvorst der Uilen,
 
Daar op de heuvelen in de lauwe hoven
 
Een vogelfokker of aviculteur
 
Huishoudt en hanen in avicultuur
 
Voor landbouwkundige concoursen fokt,
 
Prachtige hanen, idiote hanen
 
Doldwaze prachthanen. Welnu, de Pauw,
 
Ontdekker van àl vreemd gevederd pluimvee,
 
Die, daar hij maar met eén kreet door krijscht en
 
Maar 't trommelvlies doorpriemt, niet kan verduren
 
Den klaterkraai, die priemt dwars door de Nacht,
 
De Pauw, die het systeem heeft, alle vreemde
 
Gediert te brengen in de mode, wil
 
Volstrekt, déez' morgen, in salon-moestuin,
[pagina 210]
[p. 210]
 
Al dat gehaante prezenteeren aan
 
Het Parelhoen, Mevrouw Poelepetaat,
 
Om bij haar te lanceeren al die roem-
 
Ruchtige beesten...
merel
 
Dat 's voor Kantekleer
 
De dood!!
nachtuil
 
Die hanen zijn altijd in hokken!
scopsuil
 
Van avond, toen de meid in hunne ren
 
Het maïs hun strooide, als een blonde hagel,
 
Ben ik plòts uit gevlogen...
uil
tot buurman
 
Hij 's een slimmert!
scopsuil
 
De meid, die mij, zoo'n ong'luksvogel, zag...
allen
grinnikend en wiegend
 
Ha! Ha!!
groot-hertog
 
Sssttt!
Allen zijn onbewegelijk
scopsuil
 
Koos 't hazenpad; de ren
 
Bleef open; heel de bende zal nu morgen
 
Den Haan, den Kantekleer ontmoeten bij...
allen
grinniken
 
Het Parelhoen, Mevrouw Poelepetaat!
merel
 
Hij komt er niet.
scopsuil
 
Wat drommel!!
kater
flegmatisch
 
...Komt er wèl.
[pagina 211]
[p. 211]
merel
 
Hoe weet jij dat, tijger?
kater
 
Ik heb gezien,
 
Dat een Fazantehen, zijn kop op hol
 
Bracht: hij komt wèl.
merel
 
Ziè jij dan als je slaapt??
groot-hertog
tot Scopsuil
 
Nemen wij aan, dat Kantekleer er komt...?
scopsuil
 
Kantekleer, hoe beroemd ook, is een boer
 
En onbehouwen...Als hij ziet die...
merel
 
Five-
 
-o'clock...
scopsuil
 
En razend wordt om al die...
merel
 
Snobs!
scopsuil
 
Doór al die...
merel
 
Rasm's!
scopsuil
 
Zegt hij zeker dingen,
 
Waar de andre boos om zullen worden.
groot-hertog
 
Dus
 
Geloof je, dat een kemphanegevecht...?
scopsuil
 
Vorst, ik geloof!!
kater
 
Maar, Uiltje, als hij wint...?
[pagina 212]
[p. 212]
scopsuil
 
Meneer Angora, weet, dat onder dat
 
Luxe-gehaante ër een echte vechthaan
 
Zal zijn, mager, gespierd, doorgeelde vlerk.
 
Die...
merel
ziet alle uilevederen op blazen van genot
 
Aandoening doorsiddert heel de schare!
scopsuil
 
Die den beroemdsten wereldkampioenen,
 
En kemphanen, kracht-kantekleêren-patsers,
 
De öogen uitstak. Dien vechtersbaas, om
 
Onoverwinlijk hem te maken, snoerde
 
't Vernuftig Mensch de vlijmscherpe Gillet'-jes,
 
De pooten om en dùs zal Kantekleer
 
Morgen zijn dood...èn blind!
nachtuil
 
Dan gaan wij, hoé!
 
Huilen, hoé, om zijn lijk, hoé!!
groot-hertog
richt zich, ontzaglijk
 
En zijn kam,
 
Zijn hanekam, die aan zijn kop wel scheen
 
Gecondenseerde dageraad, die zullen
 
Wij vreten...!
allen
woest, wiegende en krijschende
 
Vreten! Vreten! Ha! Ha!!
groot-hertog
 
Ssstt!!
Allen zijn onbewegelijk
scopsuil
 
En dàn...
merel
 
't Is al heél mooi!
 
Wat je alzoo voorstelt!
 
Als 'k tragiesch aangelegd was, zoû ik daadlijk
 
Dat alles Kantekleer over gaan klikken
[pagina 213]
[p. 213]
 
Maar 'k zal niet kletsen, hoor, want 'k weet gewis,
 
Dat al dit kwèbblen...kwèbbelen maar is!
scopsuil
ironiesch
 
Gelóof je??...
herneemt
En als die vreemde snoeshanen
 
Niet morgen weêr hun hanehok in zijn,
 
Dan vreten we al die hanen òp, òp, òp!
groot-hertog
tot buurman
 
En smicklen 't Mereltjen op als dessert.
merel
heeft niet verstaan
 
Wat zegt hij?
scopsuil
levendig
 
Niets!!
razend
 
En dàn...
In de verte
 
Kukeleku!!
Plotse stilte. Alle Uilen krimpen te samen.
allen
door elkaâr
 
Wat? Wat??? Groothertog! Oehoe! Klipuil! Kloost'ruil! Kerkuil...
merel
 
Ga je allen er van door? Zoo'n haast
 
Heeft dat niet...
uilen
 
Kerkhofuil! Groote uil! Kleine uil!
merel
 
Maar
 
De Daagraad is nog ver!
nachtuil
 
Zoodra hij heeft
 
Geschetterd, schemert het voor onze öogen...
uilen
door elkaâr
 
Surnia, kom je? Strix? Scops? Ja, mijn lieve
 
Uilin, ik kom...
merel
versteld
 
Ze dwarrlen en ze warrlen!!
[pagina 214]
[p. 214]
uilen
 
O, 'k heb zoo'n pijn!! Mijn oogen, ai, ai, ai!!
merel
 
Netvliesontsteking na hartvliesontsteking??
Uilen vliegen een na een weg
groot-hertog
 
Hoe legt hij dat toch aan, beroerde Haan,
 
Om met zijn stem ons bijna blind te maken!
vliegt zwaar weg
uilen
roepen elkaâr
 
Strix! Scops! Oehoe!! Hoé!!
merel
 
Hóor ze elkander roepen!!
uilen
vluchtende, elkander roepende; groot gewiek van vlerken
 
Katuil! Kleine Uil! Groote Uil!! Oehoe! Hoe! Hoé!!
merel
ziet uit over de vallei
 
Hun vlucht warr'lt, dwarr'lt...Nu schieten zij vooruit!
 
Wèg zijn alle groote en kleine uilen!...Maar
 
't Is tijd een licht soupertje te gebruiken,
 
'n Koud krekeltje...
Fazante, uit het struikelhout, stort zich voor hem
 
Wat, ù, mevrouw Fazante!!

Tweede tooneel

Merel, Fazante, daarna Kantekleer
fazante
hijgende, tragiesch
 
Ik ben gevlogen! Jij was ook dàar! 'k Sterf
 
Van schrik! Welnu!! Je hebt hun samenzwering
 
Kunnen beluistren, jij, die toch zijn vriend bent...
merel
doorzoekt vroolijk het mos
 
Een heerlijk sprinkhaankluifje!
fazante
 
Ik, ik gluurde
 
Van ver! 'k Verborg mij in die sloot...
angstig
Nu dan??
[pagina 215]
[p. 215]
merel
 
Wat toch?
fazante
 
't Afschúwelijk complot?
merel
 
Dat liep
 
Goed af.
fazante
 
Wàt zeg je?
merel
 
't Nachtlijk blauw was bijna
 
Poëtiesch als zeepsopblauwsel, en groote
 
En kleinere uilen waren verrukk'lijk van
 
Romantiek!
fazante
 
God!! Besloten zij tot zijn
 
Dood?
merel
 
Tot zijn ondergang, dat is niet zóo
 
Gevaarlijk!
fazante
 
Maar...!
merel
 
Ruk de veêren niet van wanhoop uit.
 
Al doen katuil, kerkuil en kerkhofuil
 
Als onvervalschte schurken en tooneel-
 
Verraders, heusch, het zal wel schikken.
fazante
 
O!
 
Die Nachtvogels!
merel
 
Die spelen goed maar wàt
 
Zij spelen is...een echte, oude draak.
fazante
 
Een draak??
[pagina 216]
[p. 216]
merel
 
Zij rollen met hun ronde öogen:
 
Dat is te veel! En dan zoo'n samenzwering
 
Bij 'n dònkre muur!!
fazante
 
Waarlijk, ik vat nooit goed
 
Die aardigheden.
merel
 
Ja, u is ook zoo
 
Een ernstig aangelegde Bohémienne.
fazante
 
Je zoû toch niet zoo grapjes maken als
 
Hem werklijk iets bedreigde?
merel
 
't Zijn klètsuilen,
 
Die kloosteruilen, klip- en andere uilen.
fazante
 
Maar de Steenuil?
merel
 
Die had een hart van steen!
fazante
 
En de Groot-Hertog?
merel
 
Heeft voor oogen twee
 
Auto-lantarens, die hij, kriek! en krak!
 
Opsteekt en neêr draait.
fazante
 
En de Boomuil?
merel
 
O!!
 
Diè heeft twee nachtlampjes: acetyleen!
fazante
begrijpt niet dat spotten
 
Dus??
merel
 
Ach, romantische Zigeunerin,
[pagina 217]
[p. 217]
 
'k Verklaar en concludeer, dat heusch het niet
 
De moeite waard is iets te concludeeren.
fazante
 
Heusch? 'k Was zóo bang!
merel
 
Sidderende Zìngara!
 
Je ziet toch, óveral ‘dreigend gevaar’,
 
Je ziet te veél: vooral ‘gevaar, dat dreigt’.
 
En krimpt - van zooveel zien in maagkramp samen,
 
Er dreigt heusch niet zoo veel ‘gevaar’; de struis
 
Bergt bei zijn oogen in eén vleugel weg,
 
En daarom heeft hij zijn struisvogelmaag.
 
Heusch, alles loopt wel los.
fazante
 
Geloof je?
merel
 
Zeker!
 
De nachtlijke tragedie zal weldra
 
Verbleeken in 'n prozaïschen, nieuwen dag.
fazante
 
Maar als wij Kantekleer waarschuwden?
merel
 
Zoû
 
Hij uit gaan dagen alle groote en kleine
 
Uilen.
fazante
 
Je hebt gelijk.
merel
 
Wie, waarschuwt, o
 
Gitana! maakt van 'n kiezelsteen het Rots-
 
Gebergte.
fazante
 
Je hebt wèl gezond verstand.
merel
 
Gewis, gij, dochter van de wijde vlakte.
[pagina 218]
[p. 218]
kantekleer
buiten
 
Kô...!
fazante
opschrikkende
 
Daar is hij!
kantekleer
verschijnt tusschen de hulst, van verre
 
Werda!?
fazante
 
Ik!
kantekleer
van verre
 
En alleen!
fazante
ziet Merel aan
 
Ja.
merel
begrijpt
 
Ik verdwijn en ga soupeeren.
fazante
zacht tot Merel
 
Dus??
merel
teeken om te zwijgen
 
Sstt!
fazante
 
Moet ik hem verbergen...?
merel
tragiesch
 
Ja, verbergen!
 
Diep, dièp verbergen!!
hij verdwijnt

Derde tooneel

Fazante, Kantekleer
kantekleer
nadert Fazante
 
Reeds op?
fazante
 
Ja, om de' uchtend-
 
Stond te bewonderen.
kantekleer
sidderend
 
Zoo?
[pagina 219]
[p. 219]
fazante
 
Ik heb wèl goede
 
Hoedanigheden, vriend.
kantekleer
zuchtend
 
Ja.
fazante
ondeugend
 
Scheelt je iets?
kantekleer
 
'k Heb slecht geslapen.
fazante
 
Waarlijk?
kantekleer
 
En ga je
 
Nu naar den
jour
van 't Parelhoen?
fazante
 
Ik ben
 
Alleen om haar gebleven.
kantekleer
 
Zoo?...Ik kan
 
Haar niet uitstaan.
fazante
 
Kom meê.
kantekleer
 
Neen.
fazante
 
Nu, dan zeggen
 
We elkaâr vaarwel.
kantekleer
 
Neen.
fazante
 
Kom dàn meê: dan zien
 
We elkander nog.
kantekleer
 
Neen.
[pagina 220]
[p. 220]
fazante
 
Ga je er heusch niet heen?
kantekleer
 
Ja...wel. Maar 't is nièt flink...dat ik er heen
 
Ga.
fazante
 
Neen, 't is nièt niet flink: nièt flink, dat zoû
 
Zijn...
kantekleer
 
Wat?
fazante
 
Mij nièt te zeggen, wat je mij
 
Verzwijgt. 't Geheim.
kantekleer
 
Van mijn morgenzang?
fazante
 
Ja, ja!
kantekleer
 
Gouden fazante, mijn geheim?!
fazante
liefkoozend
 
Soms, als ik dwaal aan den zoom van het woud
 
Hoor ik je zingen in de eerste zonstralen.
kantekleer
gevlijd
 
Zong dan mijn zang soms tot je zoete öortjes?
fazante
 
Ja.
kantekleer
bezint zich
 
Mijn geheim! Neen nooit!
fazante
 
Je bent niet lief.
kantekleer
 
Neen, 'k ben niet làf.
fazante
declameert, kwijnend
 
De Haan en de Fazantehen.
 
Een Fabel...
[pagina 221]
[p. 221]
kantekleer
zacht
 
‘Er was eens een Haan, die minde
 
Een goudfazante-hen...’
fazante
 
‘En die Haan wilde
 
Niets zeggen aan de goudfazante-hen.’
kantekleer
 
Moraal...
fazante
 
Dat was niet aardig.
kantekleer
 
Neen: moraal:
 
Je goudgeveêrt siddert van louter licht...!
fazante
 
Niet zoo dicht bij!...Moraal: ga weêr terug
 
Naar 't kipje met haar opgekoppeld rokje.
kantekleer
trippelt
 
Zóo word ik woedend!
fazante
 
Neen! Zeg: Kô!
bek tegen bek
kantekleer
woedend
 
Kô!
fazante
 
Neen!
 
Zàchter!
kantekleer
heel teeder
 
Kô...!
fazante
 
Zàchter nog!
kantekleer
 
Kô...! Kô!
fazante
 
En zie
 
Mij aan zonder te lachen. Zeg, je groóte
 
Geheim...
[pagina 222]
[p. 222]
kantekleer
 
Wat?
fazante
 
Bràndt je niet om 't mij te zeggen?
kantekleer
 
Ik voel, dat ik het zeggen ga en ik
 
Heb ongelijk het te gaan zeggen en
 
Ik zeg 't alleen, omdat jij van goudglans
 
Schittert...
Loopt brusk op haar toe
 
Zal jij dan waardig zijn te zijn
 
Verkoren? Bergt je karmozijnen borst
 
Een heél trouw hart?
fazante
 
Zèg nu!
kantekleer
 
Zie mij dan aan,
 
Fazante-hen, en zoo het mooglijk is
 
Mag jij zelve öntdekken, stuk voor stuk
 
Mijn roeping, die uit mijn gestalte straalt.
 
Mijn lotsbeschikking spreekt reeds uit mijn vormen.
 
Ben ik niet omgebogen als tot een
 
Trompet, die leeft? Liever nog tot 'n jachthoorn,
 
Die cirkelt om zichzelf en waarin 't schel
 
Geluid òm gaat en òm, om heller uit
 
Te schetteren en schallen? 'n Oogenblik!
 
Schijn ik niet fier en ongeduldig steeds
 
Het grasperk met mijn scherpe klauw te griffen,
 
Of ik iets zocht in de aarde...?
fazante
 
Ja, je zoekt,
 
Veronderstel ik...korreltjes, niet waar?
kantekleer
 
Dáar zoek ik nimmer naar en als ik graan-
 
Korreltjes vind, bij toeval, gun ik die
 
Gaarne mijn kippen.
[pagina 223]
[p. 223]
fazante
 
Dus, steeds de aarde grifflend
 
En schofflend, zoek je...wat?
kantekleer
 
Gunstige plaats
 
Om mij te planten, sterk en pal te staan.
 
'k Sta àltijd pal en sterk, 'k plant mij steeds,
 
Als 'k kraaien ga: let dat wèl op.
fazante
 
Ja juist!
 
En dan, dan steek je woest je veêren op.
kantekleer
 
Ik kraai nooit eer ik met mijn achttal krallen
 
De plek vond, waar, na wèg het grint gekrabbeld
 
En 't gras te hebben uitgegraafd, ik diep
 
Sta in malschen en zwarten aardegrond.
 
Dàn klater 'k uit en dàt is reeds de helft,
 
Fazante-hen, van mijn geheim; 't geheim
 
Van mijn gezang, dat nièt is een gezang
 
Van kunst en kunstiglijk gezocht, maar dat
 
Mij zoo natuur schenkt als geboortegrond,
 
Die mij dóor dringt met 't innig merg van mijn
 
Natuurkunst. 't Uur, dat mij dat merg door dringt,
 
't Uur, dat 'k mij geniaal, beg'nadigd voel,
 
Is 't uur van 't ochtendkrieken en aarzlend
 
Dage' begin...Dan trilt het al rondom,
 
Ontwakende, bladeren, stenglen en
 
Dan tril ik mede en voel mijn levensdoel
 
En mijn noodzaaklijkheid: dàn buig ik mij
 
Nog méer acht'rover tot trompet, tot horen,
 
Vol hel geschal; dan ruischt door mij de ‘Aarde’
 
Als door een schulp hel. Dan herschep ik mij
 
Van hofsteêhaan heraut, geheiligden
 
Oproeper, door wiens hellen kreet de Wereld
 
Roept tot den Hemel!
[pagina 224]
[p. 224]
fazante
 
O mijn Kantekleer!
kantekleer
 
Die kreet, die de Aard onttrilt, is zùlk een kreet
 
Van liefde voor het Licht, van hartstochtvol
 
Versmachten naar den gouden dag, waarheen
 
De dingen weêr verlangen - de pijnboom
 
Om hem te voelen branden op zijn stam,
 
De paden op hun mos, de haver in
 
Zijn halmen en de minste kiezelsteen
 
Op 't glinstrend gruis...die kreet is zóo de kreet
 
Van alles, dat weêr eischt zijn kleur en weêrschijn,
 
Tint, tegentint, tintling en sparkeling,
 
Zijn vlammen en zijn fonklen en flonkren;
 
De kreet van 't gras, dat aan elk sprietje wil
 
Een regenbogend droppeltje doen paarlen;
 
De kreet van 't woud, dat in zijn donkre massa's
 
Wil flonkeren van ròze brand; de kreet,
 
Die naar 't azuur door mijn lijf henen stijgt;
 
De kreet van alles, dat zich voelt te kort
 
Gedaan, gestraft, gedompeld in zonloozen
 
Afgrond, voor zonde niet bewust; de kreet
 
Van koû en angst en doelloosheid, van àlles,
 
Dat sombre nacht doet wijken en ontwapent,
 
Kreet van de in 't duister sidderende roos,
 
Kreet van het vochte hooi, dat warm wil stooven.
 
Kreet van het neêr geworpen gereedschap
 
Der maaiers en dat roest in 't vochtig gras;
 
De kreet, o van alles, dat klaar en blank is
 
En smacht te schitteren en te verblinden;
 
De kreet van àlle onschuldige dieren
 
Die niet de nacht hebben van noode om te
 
Doen wat zij doen en van de beek, die wil
 
Doórblikt zijn tot diep in haar blauwe diepte;
 
De kreet zelfs van de plas, die 't nachtlijke reegnen
[pagina 225]
[p. 225]
 
- Want, Nacht, uw werk verloochent ù! - vormde en
 
Wil spiegelen; van slijk, dat weder aarde
 
Wil worden...o die kreet is zóo de klater-
 
Kreet van heèl 't land, dat zijn graan hoog'r òp stuwt,
 
Van alle boomen, die botten en bloesmen,
 
Van elken wingerd, die zijn trossen rijpen
 
Wil zien; van zelfs het schommelende brugje,
 
Dat smacht te wieglen wie hem over steekt
 
En op zijn oude planken 't lief gespeel
 
Te voelen van der vogelen geschaduw
 
Tusschen de twijgen door; de kreet van alles
 
Dat zoû willen juichen, juublen, herleven,
 
Weêr arbeiden, weêr dienen en wéêr zijn
 
Een waterboord, een drempel, 'n lauwe bank,
 
Een zalig warme steen, voor 'n hand, die leunt,
 
Voor 'n mier, die doolt; die kreet is zoó de kreet
 
Naar klaarte, kreet aller Schoonheid en Levens-
 
Lust, die stralend zijn roeping wil volvoeren
 
In 't hèlste licht...dat àls die roep door mij
 
Dringt uit dë Aarde, ik mijn ziel doe zwellen,
 
Opdat zij ruimer en geluidelijker
 
Weêrechoot en weêrklatert, voor, na vroom
 
Aarzlen, 'k mij samen trek en over 't land
 
Doe schateren mijn roep en twijfelloos
 
Dan weet, dat ik een daad volvoerd heb, zóo
 
Geweldig of mijn stem 't bazuingeschal
 
Waar', dat de zwarte muren van den Nacht
 
Neêr storten deed als éens van Jericho
 
De muren stortten!!
fazante
verschrikt
 
O mijn Kantekleer!
kantekleer
 
Uitschallend reeds bij voorbaat mijn victorie
 
Klinkt mijn triomfzang klaar, zuiver, gebiedend,
 
Zoó dat de horizon bevende en blozend
 
Gehoorzaamt...
[pagina 226]
[p. 226]
fazante
 
O mijn Kantekleer!
kantekleer
 
Ik klater
 
Los; te vergeefs poogt Nacht, om toch niet dadelijk
 
Te zwijmen voor mijn macht, te schemeren...
 
Ik schetter los! En plotsling...
fazante
 
Kantekleer!
kantekleer
 
Wijk zèlve ik terug, verblind mij hel
 
Gebaad te zien van morgenpurp'r, ontsteld,
 
Dat ik, de Haan, de zon deed rijzen...
fazante
 
Dus
 
Geheel 't geheim van je ochtendzang is, dat...
kantekleer
 
Ik wáag te vreezen, dat zonder mijn roep
 
Het Oosten noóit ontwaken zoû...Ik kraai
 
Niet schel, op dat een echo minder schel
 
Mijn kraaien zoû herhalen want ik denk
 
Nièt aan de glorie maar aan zónneglans.
 
Kraaien is mijn manier van vechten en
 
Gelooven; mijn zang klinkt hoogmoediger
 
Dan alle àndren zang omdat ik klaatrend
 
Zing, dat het klaar worde, ën de Dag dage!
fazante
 
Maar hij zegt dolle dingen! Doe jij dagen...?
kantekleer
 
Dat wat de bloem, het oog, de ziel en 't venster
 
Ontluiken doet. Mijn stem gebiedt het Licht
 
En als de hemel grauw blijft, zong ik slecht.
fazante
 
En als je kraait bij dag?
[pagina 227]
[p. 227]
kantekleer
 
Oefen ik mij
 
Of 'k zweer aan spade en schop, houweel en zeis
 
Mijn plicht steeds te vervullen en...te wèkken!
fazante
 
Maar wie wekt joù?
kantekleer
 
Mijn vrees eéns te vergeten.
fazante
 
Geloof je, dat je schal geheel de weerld op
 
Doet schijnen?
kantekleer
eenvoudig
 
'k Weet niet goed, hoe groot de wereld
 
Is, maar ik kraai voor mijn vallei en vlakte,
 
Hopende, dat in verdre dal en delling
 
Een andre Haan doet wat ik doe...
fazante
 
En toch...
kantekleer
 
Maar ik sta hier maar te praten en vergeet
 
Mijn Dageraad!
fazante
 
Zijn Dageraad!
kantekleer
 
Dus zeg
 
Ik dolle dingen? Dàn zal ik den Daagraad
 
Doen rijzen voor je blik; 'k voel, dat de wensch
 
Je te behagen krachtiger mijn reeds
 
Natuurlijke bekwaamheid maken zal
 
En dat ik kraaien zal als van een bergtop,
 
En dat de Daagraad schittrender en schooner
 
Uitstralen zal dan ooit!
fazante
 
Schittrender en
 
Schooner?
[pagina 228]
[p. 228]
kantekleer
 
Zeer zeker, want een zang schalt vòller
 
Wanneer de zanger weet, dat wie hij mint
 
Luistert...
Hij plant zich op den heuvel, die de vallei beheerscht
 
Hoor toe!!
fazante
ziet hem afsteken, tegen hemel
 
Wat is hij mooi!
kantekleer
 
Zie naar
 
De kimmen. Zijn zij reeds verbleekt? Dat komt
 
Omdat ik reeds met zoo veel klare woorden
 
De zon verwittigde zich klaar te houde,
 
Achter den horizon.
fazante
 
Hij is zóo mooi, dat
 
Hij schijnt gelijk te hebben!
kantekleer
spreekt naar den horizon toe
 
Zon, o Zon!
 
Ik voel je reeds bewegen daár, daar achter...
 
'k Lach reeds van hellen trots in mijn vuurroode
 
Baardlellen. Hoor!
Forsch
Kukeleku!!
fazante
 
Wat adem
 
Doorzwelt zijn halskraag!
kantekleer
tot het Oosten
 
Zon, gehoorzaam mij!
 
Ik ben dë Aarde en ik ben dë Arbeid!
 
Mijn kam is als de vlamme van een smidse!
 
Mijn keel is als de voren in de velden!
Hij fluistert, geheimzinnig
 
Ja, Julimaand!
fazante
 
Tot wie spreekt hij?
kantekleer
 
Ik zal
 
Vroéger je schenken mijn geschenk dan ik
[pagina 229]
[p. 229]
 
Aprilmaand schonk!
Buigt zich, geruststellende, links en rechts
 
Ja, struik, struweel, ja, varens!...
fazante
 
Pràchtig is hij!
kantekleer
 
Ik mag nièts, nièts vergeten!
Streelt grond met wiek
 
Ja, grashalm, ja! Geen enkle dier zoo stille,
 
Needrige wenschen, wier heraut ik word.
Spreekt tot onzichtbare wezens
 
De gouden ladder? Ja, om allen òp
 
Te stijgen, dansende...
fazante
 
Wie wenschen 'n gouden
 
Ladder?
kantekleer
 
De Atomen...
zeér forsch
Kùkelekù!!
fazante
 
Blauwe
 
Beving versiddert over 't omgespitte
 
Land. Eén ster dooft.
kantekleer
 
Neen, zij sluierde zich.
 
Zelfs in den dag zijn alle sterren daar.
fazante
 
Dóof je ze niet?
kantekleer
fier
 
Ik doof nooit, ik doof niets!
 
Maar je zal zien hoe ik weet te doen stralen!
fazante
 
O, zie het dagen!
kantekleer
 
Daar!
fazante
 
't Blauw is niet blauw
 
Meer!
[pagina 230]
[p. 230]
kantekleer
 
Maar 't wordt groen!
fazante
 
En 't groen wordt diep oranje!
kantekleer
 
Dat groen, dat diep oranje werd, o jij
 
Zag het van morgen 't allereerst!
De vlakte wordt in de verte fluweelig purper
fazante
 
O, zie
 
De lucht en 't land schijnen eén purpren heide!
kantekleer
begint zwakker te kraaien
 
Kùkele...!
fazante
 
't Gloort door 't pijnwoud!
kantekleer
 
Maar 't moet gloeien!
fazante
 
Het schemert!
kantekleer
 
Maar 't moet schittren! 't Is nog lang
 
Niet goed. Kùkeleku...! 'k Kraai zwak, maar 'k hoû
 
Toch vol...
fazante
 
Iederë ijlte in iedren boom
 
Schijnt 'n vuurge roos!
kantekleer
enthoeziast
 
Ik wil, nu heel mijn liefde
 
Kracht leent aan mijn geloof, dat deze dag
 
Schooner op schijnt dan welke schoone dag
 
Ooit scheen! Zie, breekt het Oosten niet in blos
 
Open na blos!
fazante
medegesleept
 
Waarom niet, nu de Liefde
 
Alles doorbloost!
[pagina 231]
[p. 231]
kantekleer
gebiedend
 
O, horizon, hervind
 
Op mijn klaatrend bevel uw einderlijn
 
Van kleine, loodrecht staande populieren!
fazante
ziet over de vallei
 
'k Zie in de schaduw heel een weerld zich scheppen
 
Op jou gebod!
kantekleer
 
Heilige dingen schouw
 
Je toe! Gij, verste heuvelklingen, teekent
 
Duidlijker af uw duidlijkre kontoeren...
 
Fazant, hebt ge mij lief?
fazante
 
Ik zal àltijd
 
Lief hebben wie mij opnam in zijn diep
 
Geheim der dingen, die gaan stralen!
kantekleer
 
Ik
 
Zing beter, nu je hier bent! O kom dichter
 
Bij mij! Werk met mij meê.
fazante
springt naar hem toe
 
Ik heb je lief!
kantekleer
 
Elk woord, dat je mij zegt, wordt zonglans waard,
 
Wòrdt zonneglans!
fazante
 
Ik heb je lief, ik min je!
kantekleer
 
Zeg: ik aanbìd je en heel de bergenrij
 
Bidt ginds den hemel aan, in plotsen brand!
fazante
opgewonden
 
'k Aanbid je! 'k Brand voor jòu! Steek al in brand!
kantekleer
kraait hevig
 
Kukeleku!
De berg verguldt zich
[pagina 232]
[p. 232]
fazante
wijst heuvelen, die paars zijn gebleven
 
Maar dáar die helling, zie!
kantekleer
 
Elk krijgt zijn beurt! De toppen eerst en dan...
 
Kukeleku!!
fazante
 
Op dommelige glooiïng
 
Glijdt de eerste straal!
kantekleer
vroolijk
 
Dien wijd ik jou, mijn liefde!
fazante
 
De verre dorpjes verduidlijken...
kantekleer
 
Ku...
Zijn stem breekt
fazante
 
Kan je niet meer?
kantekleer
 
Jawel, 'k wil, 'k wil nog kunnen!
Hij klatert los
 
Kukeleku! Kukeleku!!
fazante
 
Je kraait
 
Je moê!
kantekleer
 
Maar zie, hoe grauw en grijs 't nog nevelt
 
Hièr, dàar!
fazante
 
Je zal je doód kraaien!
kantekleer
 
Ik leef
 
Alleen als ik met schelle kreten mij
 
Dood kraai!
fazante
dicht tegen hem aan
 
'k Bewonder je!
kantekleer
ontroerd
 
Buig jij je kopje?
[pagina 233]
[p. 233]
fazante
 
'k Hoor in je breede borst den dag herleven!
 
Laat zalig in je longen mij beluistren
 
Wat purpert op den berg!
kantekleer
de kleine huisjes in de verte beginnen te rooken
 
Nog wijd ik je
 
Die weder rookende hoeve en hofsteden:
 
Zie, de offerlinten wemelen de lucht in!
fazante
 
Ik zie je grootsche schepping zich uit breiden
 
Over de vlakte!
kantekleer
blik in blik
 
Ik zie ze in joù oog!
fazante
 
Op 't golvend weiland!
kantekleer
 
Op jou golvende
 
Hals! Heerlijk, o!!
fazante
 
Wàt heerlijk? O mijn Held!
kantekleer
 
'k Volvoer mijn plicht en maak jou heerlijker!
 
'k Geef goud aan de vallei en aan joù vleugels!
Rukt zich los van de liefde en stort rechts toe
 
En toch, de schaduw, wijkende, weêr streeft,
 
En daar en daar blijft altijd nog iets duisters!
 
Kukeleku!!
fazante
beschouwt den hemel
 
O, dàar!
kantekleer
weemoedig
 
Dat kan ik niet
 
Helpen: de morgenster zwijmt...
fazante
weemoedig
 
Zwijmt..
[pagina 234]
[p. 234]
kantekleer
 
Maar laat ons niet
 
Weemoedig worden: er valt waarlijk nog
 
Te werken!
rukt zich los van den weemoed en stort naar links
 
Ku...!
Hanen kraaien in de vallei
 
Zacht
Luister! Hoor je...?
fazante
 
Wie waagt?
kantekleer
 
Dat zijn de oudre hanen...
fazante
ziet over de vlakte
 
O, zij kraaien
 
In ròze licht!
kantekleer
 
Ja, zij gelooven aan
 
Het Licht, zoodra zij 't zien.
fazante
 
Zij kraaien in
 
Azuren schijn!
kantekleer
 
Ik zong in pikkedonker.
 
Mijn zang steeg op uit duister, de eerste zang!
 
't Is schoon in 't duister aan het helle licht te
 
Gelooven!
fazante
verontwaardigd
 
Kraaien als jij kraait!
kantekleer
 
O, dat
 
Is niets. Hun zang ontleent waarde aan mijn zang.
 
Hun laat gekraai, zoo menigvuldig, drijft
 
Onwetend de allerlaatste schaduw weg.
Recht op den heuvel, roept hij tot de verdere hanen
 
Ja, allen te gelijk: kukeleku!!
[pagina 235]
[p. 235]
alle hanen
 
Kukeleku!!
kantekleer
hartelijk familaar
 
Vooruit, o Dag!
fazante
trippelend naast hem
 
Vooruit!!
kantekleer
moedigt het Licht aan
 
Ja zeker, dat dak ginds moet nog verguld...
fazante
meê gesleept
 
Maak wit den weg!
kantekleer
 
Maak blauw den vloed!
fazante
kreet
 
De Zon!!
 
De Zon!!
kantekleer
 
Daar is Zij! 'k Zie haar en ik moet
 
Haar achter uit het bosch te voorschijn halen!
Beiden wijken achteruit als trekken zij iets naar voren.
Kantekleer rekt zijn roep, of hij de zon wenkt
 
Kùke...
fazante
 
Zij komt...!
kantekleer
 
...leku!
fazante
 
Daar is zij!!
kantekleer
 
Kú...
moeilijk
fazante
 
Zij rijst op...!
kantekleer
 
...keleku!
fazante
 
Achter die olmen!
[pagina 236]
[p. 236]
kantekleer
laatste, zich uitputtenden kreet
 
Kúkelekú!!
Zij wankelen beiden, plots overstroomd van licht
 
Eindelijk dus! Zij is
met voldoening
 
Héel groot!
Valt uitgeput tegen helling
fazante
loopt op hem toe, terwijl de morgen uitstraalt
 
Zing nu de Zon te moet om haar
 
Te groeten!
kantekleer
zacht
 
Neen, ik heb geen stem meer. Ik
 
Heb al mijn g'luid gegeven, maar dat is
 
Niets. Zij ontvangt 't geschal van alle de andren.
De andere hanen kraaien
fazante
verwonderd
 
Hoe dat? Hoort zij dan nooit jou schallen als
 
Zij rijst?
kantekleer
 
Neen, nooit!
fazante
 
Maar dan gelooft zij zeker,
 
Dat de andre hanen haar doen rijzen!
kantekleer
 
Dat
 
Doet er niet tòe...
fazante
 
Maar...
kantekleer
 
Stil, kom op mijn hart!
 
Laat mij je danken. Nimmer was de daagraad
 
Zoó schoon.
fazante
 
Maar wat is de belooning voor
 
Je daad?
kantekleer
 
't Ochtend geruisch, dat uit het dal
[pagina 237]
[p. 237]
 
Omhoog stijgt.
Verschillend geluid stijgt op
 
Zeg mij wat je hoort; 'k heb nauwlijks
 
De kracht het te onderscheiden...
fazante
boven op den heuvel, luistert uit
 
'k Hoor als of
 
Een vinger tikt tegen den koopren boord
 
Der lucht...
kantekleer
oogen gesloten
 
De kerkklok.
fazante
 
Andre tikjes klinken
 
Lager dan 't klokje klaar maar even vroom...
kantekleer
 
De smidse.
fazante
 
Een geloei...en dan een lied!
kantekleer
 
De ploeg!
fazante
 
Een nest vol jonge vogels schijnt
 
Gevallen in de dorpsstraat.
kantekleer
met meer en meer aandoening
 
't Is de school.
fazante
 
En schalke gnoompjes, die 'k niet zien kan, geven
 
Elkaâr in 't water klets-klets-klandren...
kantekleer
 
De
 
Vrouwen zijn aan het wasschen.
fazante
 
Wie zijn àl
 
Die ijz'ren kreeklen, die aan alle kanten
 
De vleugels knàrsen doen?
kantekleer
trotsch
 
Dat zijn de maaiers!
[pagina 238]
[p. 238]
 
Scherp slijpen zij de zeizen en weldra
 
Zullen zij door het koren weg zich banen...
Velerlei geluid: klokken, hamers, vlegels, gelach, gezang, geknars van staal, zweepgeklak
 
Hoor!! Alles arbeidt! Dat veroorzaakte ik!!
 
O, 't is onmooglijk! Sta mij bij, Fazante!
 
Nu komt het vreeslijk oogenblik! Heb ik...
kijkt verwilderd om zich
 
ik dan den dag doen rijzen, maar hoe! Waarom!
 
Waar?! O zoodra mijn koel verstand zijn recht
 
Herneemt, word ik waanzinnig! Want, ik, die
 
Geloof den hemelfakkel te öntsteken,
 
Ik heb geen...'t is verschrikkelijk!
fazante
 
Wat dan?
kantekleer
 
Geen hoogmoed, 'k blijf bescheiden...Zal je nooit
 
Dat zeggen?
fazante
 
Neen, mijn Haan!
kantekleer
 
Beloof je dat?
 
Laat nooit mijn vijanden dàt weten!
fazante
ontroerd
 
O,
 
Mijn Kantekleer!
kantekleer
 
Ik vind mijzelv' onwaardig
 
Die glorie! Waarom koos God mij om weg
 
De zwarte nacht wijken te doen! Zoodra
 
Ik heb den hemel doen ontvlammen, valt
 
Mijn trots ter neêr. 'k Werk òpgerukt en zink.
 
Wat! ik, zoo klein, zoû die onmeetlijke
 
Daagraad doen dagen, iedren, iedren dag!
 
Dat kan ik niet, dat kon ik noóit, dat zal
 
Ik nimmer kunnen! O, ik ben wanhopig!
 
Troost mij!
[pagina 239]
[p. 239]
fazante
teeder
 
Mijn Haan.
kantekleer
 
Ik ben toch verantwoordlijk!
 
Die adem, dien ik wacht, wanneer ik de Aarde
 
Krab, komt die weêr! De Toekomst voel ik als
 
't Gevolg van iets, dat mij zoû kunnen falen.
 
Begrijp je nu al de' Angst, die mij verteert?
 
De Zwaan is zeker, als mijn hals zich rekt
 
De riethalm onder 't water weêr te vinden,
 
En de Arend zeker, als hij neêr zwiert uit
 
De lucht, te schieten op zijn prooi en jij,
 
Mijn liefste, vindt immer weêr een nest van
 
Mieren in de aarde. Maar ik, die 't mysterie
 
Van eigen werk mij niet bewust ben; ik,
 
Die altijd weêr vrees voor den dag, die volgt
 
Den dag van heden, ben ik zeker in
 
Mijn keel de klaarte weêr en weêr te vinden!
fazante
hare vleugels om hem heen
 
Ja, altijd weêr, ja altijd weêr!
kantekleer
 
Zèg dat!
 
Spréek zoo en overtuig mij, en jijzelve,
 
Wees overtuigd als ik geloóf en wees
 
Niet overtuigd wanneer ik twijfel...Spreek
 
Weêr!
fazante
 
Je bent mooi!
kantekleer
 
O, dat kan mij niet schelen!
fazante
 
Je hebt heérlijk gezongen!
kantekleer
 
Zeg mij, dat
 
Ik slecht gezongen heb, maar dat de Daagraad
 
ik rijzen deed!
[pagina 240]
[p. 240]
fazante
 
Ja! Ik bewònder je!!
kantekleer
 
Neen, zeg mij, dat ik waàrheid sprak, toen ik
 
Zei, dat ik...
fazante
 
Wat?
kantekleer
 
Dat ik...
fazante
 
Ja, heerlijke
 
Haan! Jij, jij doet de Daagraad rijzen!
Merel verschijnt plotseling
merel
 
Nu,
 
Mijn oude jongen...!

Vierde tooneel

De Zelfden. Merel
kantekleer
 
Wat, de Meerl! O mijn
 
Geheim...!
merel
buigt waardeerend
 
Dát is...!
kantekleer
 
Die eeuw'ge spotter! Laat
tot Fazante
 
Ons niet alleen! Mijn ziel is nog ontsloten!
 
Zijn lach zoû mij doordringen!
merel
 
Dàt, dat is
 
Pràchtig...!
kantekleer
 
Maar waar kom jij van daan?
[pagina 241]
[p. 241]
merel
toont omgekeerde bloempot
 
Ik kom
 
Onder die bloempot uit.
kantekleer
 
Hoe dat?
merel
 
Ik snoepte
 
Rauwe oorwurm naar in bruin gebakken aardwerk,
 
Toen 'k eensklaps...O, ik wil je daadlijk zeggen,
 
Hoe pàf ik stond!
kantekleer
 
Maar...
merel
 
Sta jij niet perplex'd,
 
Dat een pot niet als een pot altijd b'hoeft
 
Doóf te zijn?
kantekleer
 
Luisteren in een pot! Schaam jij
 
Je niet?
merel
 
Wat doet de pòt er toe, wanneer
 
Zij zonder ooren toch goed weet te hooren!
 
En wat ik door haar hoorde, o doorboorde
 
Mij van vlijmend genot, terwijl ik door
 
Het gat van mijn pot uitkeek!
fazante
 
Keek je uit??
merel
 
Natuurlijk! Kijk, die roode kegel heeft
 
'n Zwart gaatjen om mijn gele snavel 'r uit
 
Te steken! 't Was zoó heerlijk! Heusch, vergeef me!
 
Maar 'k heb genóten!
fazante
 
Ik vergeef jë àlles
 
Wanneer je hèm bewondert.
[pagina 242]
[p. 242]
kantekleer
 
Maar...
merel
spotziek opgewonden
 
't Was moói,
 
Van méer dan mooie mooiheid en 't was schoon
 
Van schoonste schoonheid; o vergeef mij, als
 
Ik de adjectieven stapel!
kantekleer
verwonderd
 
Maar, heusch, zoû je...?
merel
 
Tot Enthoeziasme kunnen komen? Ja!
 
Ik ben nooit sterk geweest in enthoeziasme,
 
Maar nu, nu stijg ik tot Extaze op!!!
kantekleer
 
Waarlijk?
merel
 
Je ziet, ik heb niet kunnen wachten,
 
't Je te vertellen. O, die Haan, die zingt!
 
Die Dageraad, die rijst! Die...
fazante
tot Kantekleer
 
Ik geloof
 
Dat ik je samen met hem laten kan.
kantekleer
 
Waar ga je heen?
fazante
een weinig verlegen over hare lichtzinnigheid
 
Ik ga naar...
merel
 
Naar den dag
 
Dien ook jou morgenzang opriep uit 't duister;
 
De dag, die is de
jour
, de
jour
, die is
 
De dag van Poel'petaat!
kantekleer
tot Fazante
 
Moet ik daar ook
 
Heen gaan?
[pagina 243]
[p. 243]
fazante
teeder
 
Nu 'k weet, hoe hoog jij staat, verlang ik niet
 
Meer, dat je gaat.
kantekleer
weemoedig
 
Maar je gaat er wel heen!
fazante
behaagziek
 
Ik moet je zonglans op mijn sleepstaart toonen.
 
Ik kom terug. Blijf hier.
merel
 
Ja, 't is veel beter
 
Dat hij zich excuzeert.
kantekleer
op zijn hoede
 
Waarom?
merel
levendig
 
Maar dáarom!
Opnieuw in extaze
 
Zoo'n Haan, o!!
kantekleer
tot Fazante
 
Kom je gauw terug?
fazante
 
Ja! Ja!
zacht, voor zij vertrekt
 
Je ziet, de zwàrte Meerl is zelfs verrukt!
Vliegt weg

Vijfde tooneel

Kantekleer, Merel
kantekleer
nonchalant, tot Merel
 
Fluit je niet meer?
merel
ironiesch
 
Ik ben verstòmd en fluit
 
Ik nog dan is 't van pùre, pùre, pùre
 
Bewondering! Zoo: hù, hù!! 't Is heusch pràchtig...
kantekleer
naïef
 
Je bent nog niet zoo kwaad, ik zei 't al aan
 
Fidel.
[pagina 244]
[p. 244]
merel
met diepe overtuiging
 
Je bent bewondringswaardig; 't is
 
Heusch kolossaal!!
kantekleer
zedig
 
O!
merel
 
Om de kippen te
 
Behagen, hù! haar overtuigen, dat
 
Je Dag en Dageraad doet rijzen!
kantekleer
 
Wat??
merel
 
'n Eenvoudig middeltje? Nu ja, maar hoor,
 
Je moet het toch maar eerst weten te vinden.
 
Ben jij misschien uitgebroed in 't ei van
 
Columbus?
kantekleer
 
Maar...
merel
 
Alle andre Don Juans
 
Zijn, bij jou vergeleken, stommelingen.
 
Hij wekt den dag in 't Oosten op om in
 
Fazantes hart de liefde op te wekken?
 
En beiden werden wakker!
kantekleer
razend
 
Hoû je bek!
merel
 
Héel mooi gevonden: 't dakje, dat verguld
 
Moest worden en verrùklijk, die Atomen!!
 
De Gouden Ladder!
kantekleer
in pijn
 
Hoû je sneb, je snavel
merel
 
Dan, plotsling, 'n bui van needrigheid! O neen maar,
 
Je bent een leùkert of ik heb het mis.
[pagina 245]
[p. 245]
kantekleer
zich inhoudende, kortaf
 
Ja, ik bèn needrig en ik doe den dag
 
Toch rijzen.
merel
 
Grappenmaker! Je gelooft toch
 
Niet zèlf, wat j' haar op de mouw spelt?
kantekleer
 
Ja, ik
 
Geloof, dat ik den Dag doe rijzen!
merel
 
Jij?
kantekleer
 
Het Licht gehoorzaamt aan mijn klaar bevel.
 
De Zon ook!
merel
 
Als vroeger aan Jozua!
 
Je bent 'n profeet, maar in je eigen land!
 
Hij ziet, dat 't dag wordt en roept: kukleku!
 
Je bent een schalk met je gelieg en met
 
Je lyrische ontboezemingen!
kantekleer
 
Schelm!
merel
verbaasd
 
Loop je dan zèlf erin? Kom, hoû me niet voor
 
De mal!
knipoogje
We weten er alles samen van!
kantekleer
 
jij weet het; ik weet nièts. ik open slechts
 
Mijn ziel als 'k zing.
merel
 
Hij houdt vol: wel, 't is een
 
Systeem!
kantekleer
 
Bespot àlles maar dàt niet, zeg 'k je,
 
Wanneer je vriendschap voor me hebt.
[pagina 246]
[p. 246]
merel
 
'k Aanbid je!
kantekleer
 
Dat hoèft niet.
merel
 
Mag ik niet een god aanbidden,
 
Die zegt: Er zij licht! en er was licht?
kantekleer
 
O,
 
Schei uit!
merel
 
Mijn beste jongen, neen, 't is niet
 
Van mij te vergen: ik loop er niet in.
kantekleer
 
Jij loopt nooit; jij, jij huppelt altijd! Maar
 
Zie jij dan niet mijn hevige öntroering?
 
Wees niet altijd geestig!
merel
 
Ik kan niet zoo
 
Gemoedvol zijn als jij.
kantekleer
 
Mijn leven hangt
 
Af van dit oogenblik. O, laat mij je over-
 
Tuigen, al ware 't maar eéne seconde!
 
Ik wil in je ziel zien!
merel
 
Hè??
kantekleer
 
Een keer maar,
 
Eén keer maar diep en weten of je mij
 
Gelooft?
merel
 
Nou, òf ik je geloof!
kantekleer
 
Geloof je,
[pagina 247]
[p. 247]
 
Dat mijn gezang levenskracht kost?
merel
 
Bepaald!
kantekleer
 
Begrijp je me?
merel
 
Ik snàp je, hoor!
kantekleer
 
Om toch
 
Te klaterkraaien als ik kraai moet ik
 
Toch wel...
merel
 
Lòngen bezitten, oude jongen!
kantekleer
 
Wees
 
Toch èrnstig: wij zijn vogels toch met vleùgels!!
merel
 
Ja, net als de engeltjes in 't Paradijs.
kantekleer
 
Om toch met gorgelkreet het uchtendkrieken
 
Te bezweren, moet ik...
merel
 
Vroeg uit de veêren!
kantekleer
 
O, dorre geest! Maar 'k wil nog niet af laten!
 
'k Beklaag je, zwarte meerl, Obscure Merel!
merel
 
Roemruchte Haan, jij Vuuraanbidder!
kantekleer
 
Weet
 
Jij wat zijn Dag en Dageraad? Weet jij
 
Wat wekken is wat sluimert en wat is
 
Pógen te doen gloeien, weet jij wat is
 
Verheven eerst? Neen, neen, dat weet jij niet!
 
'k Veràcht je! En dat roze, broze slakje,
[pagina 248]
[p. 248]
 
Dat heél alleen met zilvrig spoor een takbos
 
Beteekent, acht ik hóog!
merel
 
En pik ik òp!
kantekleer
 
O, dat is schandlijk...!
merel
 
Maar jij liet het liggen
 
Met al je hoogachting!
kantekleer
 
Om voor de grap
 
En geestigheid een levensvlam te dooven.
 
Je hebt niet meer hart dan je ziel hebt. Ik
 
Bréek met je.
merel
 
'k Heb nu eenmaal geest.
kantekleer
 
Het is wàt!
merel
wordt bits
 
Nu goed, ik dacht je een oog'nblik te verstrooien.
 
'k Schei er meê uit. Slik maar wat jou vijanden
 
Je voór zetten.
kantekleer
 
Wat meen je?
merel
 
Speel maar voor
 
De Zonnevogel!
kantekleer
 
Ga jij om met wie
 
Mij haaten? Wie zijn mijn vijanden?
merel
 
Uilen!
 
Stomm'rikken!
kantekleer
 
't Wordt mij heel gemakkelijk
[pagina 249]
[p. 249]
 
Aan mijn roeping te g'looven als 'k alleen
 
Uilen tot vijand heb!
merel
 
Wees dàn tevreden!
 
Ze willen omdat zij te veel verlichting
 
Hebbe' overdag de meter sluiten.
Kantekleer
 
Wat?
merel
 
Je keel.
kantekleer
 
Door wie?
merel
 
Een bloedverwant. Een haan,
 
Een kèmphaan, die je zal op wachten.
kantekleer
 
Waar?
merel
 
Bij Poel'petaat.
kantekleer
minachtend
 
Pff!
merel
 
't Is een van die vecht-
 
Majoors, die moes van ons zoû maken als wij...
Ziet Kantekleer weggaan
 
Waar ga je heen?
kantekleer
 
Naar 't Parelhoen.
merel
 
O ja,
 
'k Vergat heelmaal, dat wij vogels van eer
 
Zijn.
ironiesch
Ga er nièt heen!!
kantekleer
 
Ik ga er wèl heen.
[pagina 250]
[p. 250]
merel
ironiesch
 
Doe 't nièt!
kantekleer
 
Ik doe het wèl...Maar zeg toch: kon jij
 
In die bloempot??
merel
 
Natuurlijk!
kantekleer
 
Dat geloof
 
Ik niet.
merel
 
Maar kijk dan: 'k trek mij samen en
 
Loer door dit gaatje wat er op de weerld...
Merel in pot
kantekleer
 
Gebeurd?
Slaat geweldig met wiekslag pot om
 
Kijk liever naar den hemel! Daár!!
 
Laag-bij-den-grondsche geesten, 'k woû je wel
 
Allen, al ware 't maar door eén rond gaatje
 
Doen kijken in de lucht en dat met éen
 
Slag van mijn vleugel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken