Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongepubliceerd werk (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongepubliceerd werk
Afbeelding van Ongepubliceerd werkToon afbeelding van titelpagina van Ongepubliceerd werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

Marco Goud

H.T.M. van Vliet



Genre

proza
drama

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongepubliceerd werk

(1996)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 374]
[p. 374]

De prins van Thule

In het land van Thule, dat daar heel ver weg lag in het Noorden, door de Noorderzeeën omspoeld, heerschte in die dagen nog steeds de oude Koning der Ballade, die van den gouden beker en de oude koning was sentimenteel, min of meer kindsch geworden om het altijd maar dwepend staren, naar den gouden beker toe...

Zijn kleinzoon, de prins van Thule, was evenzeer een prins der Ballade als zijn grootvader er een koning van was. Heel jong, nauwlijks in den bloei van jongelingschap, was de prins, als zijn oude grootvader, wat dwepend aangelegd en daarbij ook wel sentimenteel maar tevens aardde hij naar zijn vader, die was geweest een krijger en een skald beiden: de prins van Thule had de ziel van een jongen held en van een dichter samen.

Hij was een even uit zijn kracht gegroeide jongeling met heel blonde lange haren die vielen om zijn mager gelaat, waarin de oogen, bleekblauw, ernstig in de verte blikten.

Daar zijn vader en zijn moeder waren gestorven, was de prins de erfgenaam, aan wie toe zoû vallen het land van Thule. Het land om den breeden koningsburcht, het eiland Thule, breidde zich wijd en verlaten uit. Het waren eenzame stranden, waarover de door eeuwige winden steeds woedend gejaagde golven sloegen tegen rotsen en riffen. Lage, grauwe hemelen lagen in lagen van eeuwig wisselende wolken over land en over water en de einders waren altijd verlaten: nooit doemde een schip aan den einder. Op het land van Thule woonden de verweerde visschers, die tartten water en wind om luttele winst; op het land van Thule woonden de jagers van de schamele, schuwe konijnen, die scholen er in de

[pagina 375]
[p. 375]

holen der duinen en verder woonden er op het land van Thule enkele weerbare ridderen in versterkte steenen woningen op rotsen en met hen waren de droomvolle barden en de bespiegelende skalden, die bespeelden de steenen harpen, waarvan de snaren klonken met het geruisch der Noordewinden tusschen regenstralen door. De skalden en barden zongen met diepe, weemoedige stemmen van bassen, die dreunden als waaiïngen uit holle grotten, de groote daden der helden van vroeger, die het land hadden ontwoekerd aan de wilde, woedende baren en zij zongen van hun strijd met de zeedraken, die doken in en uit de diepe diepten van het geheimenis der oceanen.

De jonge prins was zeer eenzaam. Een reeds bejaarde reuzige edelman leerde hem het breede zwaard te hanteeren en den boomzware speer, die vaak te zwaar voor zijn tengeren arm woog...De skalden leerden hem met hunne balladen en liederen tevens de geschiedenis van het rijk, die geleek zelve niet meer dan een lied en een ballade. De prins oefende zich dan met de jonge zonen der edelen of hij ging zelfs ter vischvangst met de jeugdige visscherszonen; hij jaagde de konijnen met de jeugdige jagerszonen maar een vriend had hij niet en de liefde scheen ver van hem de liefdewaarde maagd te houden.

Zoo was de jonge prins zeer eenzaam en het meeste was hij samen met den wind en met den regen, en dwaalde hij met hen beiden rond als met een sterken broeder, die met hem stoeide, als met een zuster, tot wie hij sprak en die hij, zoo vreemd, verstond. En in zijn eenzaamheid zag hij de wezens, die waarden om in nevels en in de matte misten, rijzende over de rotsen als de wind, een oogenblik moede, weg dreef op wijde wieken en zich te ruste legde aan de andere kant van het duin. De witte mist hing dan hare wijde, ijle waden rondom de rotsen op in de lucht en door den mist schenen durende de bleeke, zonlooze dagen te dwalen de ijle schimmen van blonde maagden, die daalden met tastende voeten over de zee, en verdwenen, als zoekende den uitgeraasde, moede slapenden wind, achter de ruige duinen. Soms brak de bleeke zon even door en dan zag de prins de schimmige schijnse-

[pagina 376]
[p. 376]

len der helden van vroeger, wier wapenen op schemerden met witten glans en zilveren schamp en die daarna weêr zich verloren in de langzaam verdrijvende nevels. En als de dag duisterde zag hij van de granieten terrassen van den burcht de druipende draken rijzen uit de zee tusschen de rotsen: groene seinen schenen hunne fosfor schijnende oogen en van hunne kammen die kartelden aan hunne krommende ruggen, vielen de vlokken glinsterend schuim. De prins staarde hen toe en bedacht waarom hij nooit ze bestreed als zijne vaders ze bestreden hadden zoo als de barden en skalden het zongen maar hij vond, dat het nutteloos was de dieren te bestrijden en ze te dooden, al behoorde het zoo. Maar als de nachten waren gezonken over de zeeën en over de landen en als de wassende maan zich los maakte uit mist en uit nevels, zag de prins van het terras af de schimmen, hij meende van de gestorvenen en de verdronkenen, van alle in de zee verdronkenen en de gestorvenen, stijgen uit de stillere wateren en zweven de wit wolkende luchten door en lossen weêr op in het niet: dan lag het land van Thule wijd, wijd in eenzaamheid uit onder de hoogere nachtelucht, in wier even, effene klaarte de maan stond vol maar zoo bleek en glansloos, dat zij niet meer scheen dan het spook van zichzelve...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken