Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van en over alles en iedereen (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van en over alles en iedereen
Afbeelding van Van en over alles en iedereenToon afbeelding van titelpagina van Van en over alles en iedereen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.95 MB)

XML (1.37 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

reisverhalen
schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van en over alles en iedereen

(1990)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 338]
[p. 338]

Palermo, la felice

Drie dagen en nachten van razenden storm over den golf van Napels; de witte baren slaan bijna over de kâ tot onder onze ramen. Wij zitten met gepakte koffers te wachten...De zee effent zich langzamerhand, en wij hooren, dat de Tebe van avond vertrekken zal...De Tebe is de eenige goede boot nog over tusschen Napels en Palermo, sedert alle de andere stoomers der Navigazione dienst doen als hospitaalschepen bij Tripoli...Vlug, vlug, maken, dat wij aan boord komen...

Een kalme overvaart...De grillige Tyrrheensche heeft zich weêr gekalmeerd. Aan boord een gezellig diner met niets dan Italianen: er zijn heel weinig vreemdelingen in Italië. Een nacht zonder slaap maar met levendige conversatie en champagne. In den vroegen morgen een rozig parelmoêren zonsopgang over de zee, de Monte Pellegrino, Palermo...Wij zijn in ons hôtel.

De stad valt niet meê. Iets banaals in de nieuwe wijken, wijd uit elkaâr gebouwd, met steeds die preoccupatie voor aardbeving. Twee groote hoofdstraten, die elkander kruisen, nog aangelegd door papa Toledo, den ouden vice-koning, die hield van ruime straten. Op het kruispunt, de Quattro-Canti, staan de ‘jongens van Palermo’ courantje te lezen of te ooievaren, in het rond, tegen vier fonteinen aan, waar boven beelden van Spaansche koningen en Siciliaansche heilige maagden. De oude stad, een gezellige rommel van oude baroque-paleizen en uitgehangen waschgoed...

Wij gaan er op uit, tuk op ‘indrukken’. De Kathedraal is als een Arabiesch kasteel, waar boven een baroque-koepel. Binnen zien wij de porfieren graven der Noormansche koningen...

[pagina 339]
[p. 339]

- Sarrazenen, Noormannen...zeggen wij tegen elkaâr; wij moeten dat thuis bestudeeren...

Wij hebben ze thuis - ik meen, in ons hôtel - bestudeerd zoo wel de Noormannen als de Sarrazenen, antieke heerschers over Sicilië. Ik hoop mijn ‘trouwen lezer’ elders te vertellen van die donkere Sarrazenen en die blonde Noormannen, maar nièt hier, in deze Dagboekbladen. Want een veelschrijver als ik moet vooràl oppassen zich niet te herhalen. Ik wil het dus hier hebben over Palermo, zonder u te spreken over Noormannen en Sarrazenen, o ‘trouwe lezer’. Wek ik uwe nieuwsgierigheid op? Des te beter...Later voldoe ik die wel.

Maar het is moèilijk over Palermo te schrijven en Sarrazenen en Noormannen ter zijde te laten. Want zij beiden bouwden het antieke Palermo, en dàt is het wat ons interesseert...Die achtermuur van de Kathedraal is een Arabiesche moskeewand. Hier, in San Giovanno degli Eremiti...zijn wij geheel en al in de twaalfde eeuw, die van Koning Roger den Noorman...Het allerliefste klooster warrelt met zijn rommel van arkade-ruïnen onder aan de oude kerk, die haar vijfroode, ronde tulbandkoepels cirkelt tegen de blauwe lucht. De pampas-pluimen wuiven, de vleezige agaven woekeren, de citroenen geuren, de vlinders fladderen...Ik droom weg in ooftaroom, daturageur en in de blauwe schaduw der arkaden zie ik een blonden Noorman en een tooverschoone Sarrazeensche: een geheimzinnige liefderoman van schimmen...

 

* * *

 

Noormannen en Sarrazenen...Wij zien nog iets van hen wemelen in de Martorana, in Monreale...Maar ik wil mij niet herhalen: ter andere plaatse zult gij over hunne kunst en in Palermo achtergelatene atmosfeer van mij lezen...

Wij hebben het dus in deze bladen maar over modern Palermo. Wat een prachtig Theater! Teatro Massimo...mooi Empire, als een Grieksche tempel. Men geeft er opera-voorstellingen...gedurende twee maanden: de saison, van de Vasten tot aanvang der Lente...Vreemd theaterleven in Italië. In Den Haag hebt ge mis-

[pagina 340]
[p. 340]

schien nog geen nieuwen schouwburg maar toch een vaste Fransche Opera-troep en, ik geloof, eenige vaste tooneelvereenigingen. Hier, in Palermo (en elders) hebt ge een wonderprachtig theater...maar het is tien maanden van het jaar gesloten...

Raadsel! De Italianen zijn dol op theater en op muziek, maar...in Rome, Florence, Napels, Palermo geeft men kleine ‘seizoentjes’ van muziek en tooneelspel van nauwlijks twee maanden met altijd bij elkander geraapte troepen...Raadsel!

Kom, laat ons flâneeren langs de breede straten van papa Toledo. Ik vind het zoo amuzant fyzionomieën te bestudeeren. Mijn vrienden hadden het mij al gezegd: de Sicilianen zijn melancholiek...Het is waar...In deze menigte - want het is druk op het late namiddaguur - is niet het vroolijke scherzo van Florence, noch het allegro vivace van Rome, noch het allegretto ma non troppo van Napels. In Palermo is in de namiddagdrukte een zeker slap andante, zonder statigheid of emotie. Het Corso der rijtuigen is zoo eveneens: een slap andante...Gaan wij thee drinken, en koekjes eten - èchte Siciliaansche koekjes - bij Caflisch?

Wij bestellen de thee...‘Bollentissimo, als je blieft...En wat heb je voor Siciliaansche koekjes...?’

Er is over koekjes-eten een gewichtige studie te schrijven...Mijn natuur is te oppervlakkig om zich te verdiepen in dergelijke studie: ik wensch u alleen, o lezer trouw, eenige oppervlakkige indrukken meê te geven over het eten van koekjes, in Italië. Zie, in Rome en Florence eten alle ‘jongens’ hunne koekjes staande; ze eten ze snel, of ze haast hebben (maar ze hebben geen haast, want nooit iets te doen) ze eten er drie, vier, vijfen begieten die snel met een groot glas vermouth...Geheel anders, de ‘jongens van Palermo’. Die gaan zitten. Die krijgen voor zich een bord, een servetje, een vork, een mes. Dan krijgen ze nog voor zich een groote schaal vòl koekjes, en savoureeren die zonder haast aan hun tafeltje, met of zonder vermouth. Weet ge waarom?? Omdat de Siciliaansche koekjes enorm groot zijn!! Wat een koekjes! Ieder koekje is een maal! Je kan een cannole, gevuld met cassata alla Siciliana onmogelijk eventjes vluchtig doen verdwijnen, tusschen duim, wijs-

[pagina 341]
[p. 341]

vinge??, lip en keelgat. Zoo een cannole mòet je wel in stukjes snijden en stukje voor stukje genieten...

Wij doen als de ‘jongens van Palermo’...Ik meen, o lezer, u overtuigd te hebben, dat het een hoogst oppervlakkig idee zoû zijn te denken, dat ‘koekjes eten’ en ‘koekjes eten’ overal ter wereld het zelfde is: het is te Palermo anders dan te Florence, het moet in Tokio of San Francisco weêr geheel verschillend zijn...

 

* * *

 

Kijken wij eens naar de gezichten, nu wij buiten Palermo toeren tusschen citroenengaarden en pampas-aanplanten. Vele donkere, geheimzinnig orientalische gelaatstrekken en vele vlasblonde koppen en kopjes! Sarrazenen en Noormannen, hun beider bloed vloeit nog mild door de aderen der Sicilianen. Maar het verwonderlijkste is, dat de Siciliaansche boer mij heelemaal niet laat denken aan de vurigheid der ‘Cavalleria Rusticana’, zelfs niet aan het luchtig gemoedelijk vroolijke type van den meer Noordelijken Italiaanschen contadino. Aan wien de Siciliaansche boer mij dan doet denken? Aan een onvervalschten Hollandschen landbouwer...of visscher van Katwijk of Scheveningen. Het zelfde geschoren, leepe, kalm rustige bakkes met groeven om de geknepen lippen, met licht blauwe oogen en vlasblonde haren, sluik...Alleen het kostuum is een beetje anders: zij dragen ronde toreador- of studentemutsjes en dan slaan zij een shawl om de schouders, terwijl de vrouwen bonte, roode en gele en gebloemde doeken plooien om hoofd en schouders en de rijke onder haar curieus bewerkte juweelen dragen: oorbellen in den vorm van kleine korfjes of mandjes van pareltjes, pendentifs van nòg Sarrazeensche goudsmeêkunst - het Arabiesch motief is gemakkelijk te herkennen. Als wij toeren naar St. Maria di Gesù - klooster, kerk en campo-santo en prachtig uitzicht over Palermo - zien wij ze, die boeren en boerinnen, in de dorpjes, die wij door gaan, op den drempel hunner huisjes, te zamen met geiten, varkens en kippen, of in de velden en citroenengaarden ter weêrszijden. De boeren weiden de talrijke kudden rosbruine buffelen; de boerinnen gelei-

[pagina 342]
[p. 342]

den de geitenkudden ter stad...Over Palermo's pleinen wandelen die geiten vreedzaam rond: het zijn prachtige, breed gehoornde beesten met lang vlokkehaar en bijna slepende, zware uiers, die zij blijde melken laten, voor wie nadert met een glas of een maatje. Dan zijn het over de wegen buiten en langs de straten der stad alle die aardig, bont verluchte ezelewagentjes. De paneelen der wagentjes zijn grof maar leuk beschilderd met heilige of historische tafereelen: zoowel de Bijbelsche als de Siciliaansche historie is te bestudeeren van af de wanden dier kleurige karretjes. De geduldige ezelen, toonbeelden van rezignatie, met hunne zachte, schuin getrokken droomoogen, die staren, en gemoedelijk bewegende langooren, zijn ingespannen in bont toom en kleurig harnachement: het is meestal rood, geborduurd met kleurige wol en versierd met loovertjes, stukjes glas en spiegel en de ezelen hebben pluimen en opstaande kwasten van haneveêren op kop en rug. Die bonte karretjes zijn dan vol geladen met groengele broccoli - bloemkool - met geelgouden citroenen en oranje mandarijnen, met beestevelzakken, gezwollen van olie...niet anders dan in de tijden van Dionyzos de faunen in beestevelzakken hun wijn bewaarden: in gevilde huiden, de pootvellen vast gesnoerd.

Dit zijn de geestige kleurtjes van Palermo...Zij doen prettig aan, omdat, behalve de waarlijk prachtige en bizondere Arabiesch-Noormansche impressie's van enkele stukken architectuur, van enkele kloosterhoven, van enkele marmer- en glasmozaïeken, Palermo anders een ietwat triestige, banale stad blijft, wel interessant om te bezichtigen, maar niet innemend genoeg om er een langer verblijf te maken dan van enkele, hoogstens tien dagen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken