Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van en over alles en iedereen (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van en over alles en iedereen
Afbeelding van Van en over alles en iedereenToon afbeelding van titelpagina van Van en over alles en iedereen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.95 MB)

XML (1.37 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

reisverhalen
schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van en over alles en iedereen

(1990)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 400]
[p. 400]

De Pozzi

Ik ben van morgen in de putten af gedaald, in de ondergrondsche gevangenissen van het Dogen-Paleis, waar somtijds, bij vloed, het water steeg tot aan de voeten van den gevangene, die dan, de handen geklampt om de knieën, in de fakkel-verlichte nacht van zijn vochtige cel bange staarde naar de groene sijpeling, hooger op borrelend en hooger, tot eindelijk de vreeslijke spiegel gestegen was waar de ongelukkige zat...En hij zat en staarde bij zijn fakkellicht en vreesde, trots zijn rampzalig lot, te zullen verdrinken, zoo nog hooger de spiegel steeg, waarin hij zich weêrkaatst zag als een vale schim in bloed...maar de spiegel, langzaam, daalde; het water sijpelde weg door de reten der steenen en de fakkel, de fakkel doofde, en de vloed liet alleen achter zijn slijmerige vocht en slibbe over den vloer en aan den onderwand. En des donkeren nachts, in zijn rusteloozen slaap, drukte den gevangene de droom en nachtmerrie, dat hij laag gedompeld was in een moeras, waar bleeke spoken en bloedige vampyrs hem uit zogen zijn merg, en rilde hij, wakker geschrikt, van den koorts, die hem langzaam op vrat...

Er waren cellen voor politieke en crimineele misdadigers. De eerste waren de vreeslijkste, geheel van steen en dus toegankelijk voor den stijgenden vloed; de anderen waren, met hout beschoten, beschermd: een eenvoudig moordenaar en dief werd beter door de Tienmannen bedacht dan een samenzweerder tegen hun macht. Wij zien een lage deur, waar achter een hol: daar werden sommigen geworgd, anderen onthoofd; en wij zien het tralieraam, waar door de veroordeelden hun biecht af legden voor den,

[pagina 401]
[p. 401]

ter andere zijde, luisterenden monnik. Op de steenen wanden der cellen zijn teekeningen gegrift en wij lezen:

 
Gode behoede mij voor wie ik vertrouw;
 
Voor wie ik wantrouw, zal ik mij behoeden...

Somoer trotsche kreet eener toch wanhopige ziel, bewaard door de eeuwen heen. Tot zelfs in die moerasnacht van wanhoop had zijne fierheid den man niet verlaten en was zij vermoedelijk zijn eenige troost en illuzie...Want hoè kon hij zich hier behoeden voor wie hij wantrouwde en die hem misschien, uit wreedheid, voor spiegelden valsche hoop...?

Wij bukken ons door de lage openingen in de dikke muren en wringen ons van cel in cel...Zij zijn nu niet vochtig; zij zijn nog slechts somber; zij zijn nu alleen voor de vreemdelingen...Als schimmen zie ik ze sluipen, voor en achter mij, cel in, cel uit...Maar er brandt, hier en daar, een elektriesch licht...en op het houten martelbedde, daar ginds, is géen spoor van geronnen bloed...

Wat hier gebeurd is, wat hier geleden is, wat hier onrechtvaardig misdreven is, wat hier door beulen gefolterd is...het is àlles weg, uit gewischt, weg gesleten; het is alles verdwenen als een bloedig schuim, dat verdroogde; het is alles verijld als een tragiesch schimmenspel, dat niet meer is oproepbaar...Voor mij sluipen toeristen; achter mij sluipen toeristen...

De pozzi zijn - o gelukkig! - nu slechts om de toeristen een kwartier te doen huiveren...en te doen herademen als zij weêr uit treden in het licht en de lucht en den zonneschijn. Maar de piombi - de kerkers onder de zinken dakplaten van het paleis - waar de gevangenen langzaam geroosterd werden door de brandende zon...zijn zelfs nièt meer voor de toeristen: die zouden het er op een nog maar Meischen dag vermoedelijk tè oncomfortabel al hebben en zij worden ons niet vertoond...Alleen mogen wij even over den Brug der Zuchten gaan, overdekt en sierlijk Paleis en kerker vereenend en betwijfelt aldaar mijn geleider en gids of hier ooit wel veel gezucht werd, daar de brug in waarheid weinig

[pagina 402]
[p. 402]

gebruikt werd om gevangenen over te brengen...

De Brug der Zuchten...hij werd bedàcht, voor de toeristen, die in de pozzi gingen huiveren of hadden gehuiverd...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken