Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Williswinde (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Williswinde
Afbeelding van WilliswindeToon afbeelding van titelpagina van Williswinde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.33 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Williswinde

(1990)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Fragmenten uit Johannes' Apocalyps

1

 
Johannes nu tot Azië's zeven kerken:
 
‘U kome én vrede én u genade toe
 
van Hem, die is, die was en komen zal,
 
van zeven geesten, buigend vóor zijn Throon,
 
van Jezus-Christus, trouwe tuigenis,
 
der aarden eerst herborene, Oppervorst
 
der aardsche Vorsten!
 
Hem, die ons bemint,
 
ons van de zonde slaakte door zijn bloed,
 
ons Koningen en Priesters Gode schiep,
 
Hem zij zoo macht als roem in de eeuwigheid
 
der eeuwen! Amen!
 
Zie, hij nadert met
 
de wolken! Ieder oog aanschouwt hem dra!
 
Die hem doorstaken heffen dra een wee-
 
geklag met alle wereldstammen aan!
 
Ja, Amen! “Ik ben de Alpha en ik ben
 
de Omega, de aanvang en het slot!” Zoo zegt
 
Die is, Die was, Die komen zal, de Heer
 
almachtig!
 
Ik, Johannes en uw broeder,
 
uw smartgenoot in druk en lijdzaamheid
 
in Jezus, was op 't eiland Patmos, 't woord
[pagina 66]
[p. 66]
 
des Heeren en 't getuigenis van Jezus
 
ter wille. En zie, mijn geest verklaarde zich,
 
den dag des Heeren; ik vernam een stem,
 
als een bazuin zoo luid, die schalde:
 
“Boek
 
wat gij aanschoûwen moge...”’
 
............................

2

 
Ik wendde mij, dat ik Wie tot mij sprak,
 
aanschouwen mocht; toen ik mij had gewend,
 
zag ik op zeven gouden kandelaars;
 
te mid dier zeven gouden kandelaars
 
Een, die der menschen Zoon gelijkend was,
 
in lang gewaad, de borst met gouden band
 
omsnoerd. Als witte wolle en witte sneeuw
 
was 't haar des hoofds; zijn blik een vlammend vuur;
 
en blinkend brons, in de oven als geblaakt,
 
zóo was zijn voet; en zijne stem de stem
 
van vele waatren... Zijne linkerhand
 
hief zeven starren op. Uit zijnen mond
 
stak 't scherp en dubbelsnijdend zwaard... De Zon,
 
die schittert, in heur middagkracht gelijk,
 
was zijn gelaat...
 
'k Aanschouwde hem en zeeg
 
als dood aan zijnen voet; zijn rechterhand
 
beroerde mij, terwijl hij sprak:
 
‘Vrees niet!
 
want de eerste ben ik, laatste ook; ik ben
 
die leeft! Ik was verscheiden, en - aanschouwt:
 
Ik leef in de eeuwigheid der eeuwen... Ik
 
bezit de sleutlen van den Dood en van
 
't verblijf der Dooden. Boek dus, wat gij zaagt:
[pagina 67]
[p. 67]
 
wat is, en hierna zal geschieden; boek
 
't mysterie van het starrenzevental,
 
dat ge in mijn rechte zaagt: 't mysterie ook
 
der zeven gouden kandelaren, want
 
de zeven starren zijn de englen van
 
de zeven kerken en de kandelaars,
 
de zeven, zijn het kerkenzevental...’
 
........................

3

 
Toen zag ik op, en zie, een poorte was
 
ontsloten in den hemel. De eerste stem,
 
die ik, als een bazuin, gehoord had, riep:
 
‘Rijs op! Ik toone u, wat geschieden zal!’
 
Mijn geest verklaarde zich, en zie, een troon
 
was in den hemel; op dien troon was Een,
 
Die zat, aan Jaspis en aan Sardius
 
gelijk, Zijn zetel door een regenboog
 
smaragds omspannen. En rondom dien troon
 
aanschouwde ik tronen vier-en-twintig, en
 
er zaten vier-en-twintig ouden neêr,
 
in wit gewaad, met gouden diadeem.
 
't Flitsen des weêrlichts en des donders schal
 
ging van dien troon met vele stemmen uit,
 
En vóor dien troon, als zeven Geesten Gods,
 
ontbrandden zeven vuurge lampen; vóor
 
dien troon was als een glazen zee, krystal
 
gelijk. In 't midden van dien troon, rondom
 
dien troon zag ik een viertal dieren, zoo
 
van voren als van achteren bezaaid
 
met oogen. 't Eerste was een leeuw gelijk,
 
een kalf het tweede, 't derde menschelijk
 
van aanzicht, en het vierde scheen mij als
[pagina 68]
[p. 68]
 
een adelaar, die zweeft. En ieder dier
 
plooide er een zestal vleuglen open, zoo
 
van voren als van achteren bezaaid
 
met oogen, en zij riepen dag en nacht
 
en zonder ruste:
 
‘Heilig, heilig, heilig
 
de Heere God, de Almachtige, die was,
 
die is, die komen zal!’
 
Toen zij aldus
 
zoo heerlijkheid als dank en eere Hem,
 
die zat, en leeft der Eeuwen Eeuwigheid,
 
geboden hadden, zonken de Ouden, zij,
 
de vier-en-twintig, Hem, die zat, te voet,
 
en Hem, die leeft der Eeuwen Eeuwigheid,
 
aanbiddend, wierpen zij hun kronen neêr,
 
en riepen:
 
‘Waardig zijt Gij, Heer en God!
 
zoo roem als eere en macht te ontvangen, want
 
Gij schiept er alle dingen; door Uw wil
 
bestaan ze en worden zij geschapen!’
 
Toen
 
aanschouwde ik in de rechte, van wie hoog
 
ten troone zat, een Boek, beschreven zoo
 
van binnen als van buiten, en verzegeld
 
met zeven zeeglen. En ik zag een Engel,
 
vol kracht, die met een forsche stemme riep:
 
‘Wie is er waardig, 't Boek te ontsluiten, en
 
zijn zeeglen op te breken?’
 
Niemand in
 
den hemel, noch op aard, noch onder de aard
 
vermocht het Boek te ontsluiten, of er in
 
te blikken. En ik weende zeer, omdat
 
er niemand waardiglijk gevonden werd
 
het Boek te ontsluiten, of er in te blikken.
 
Maar een der Ouden tot mij:
[pagina 69]
[p. 69]
 
‘Weent zoo niet!
 
Want zie, de Leeuw, uit Juda's stam geteeld,
 
de loote Davids heeft de macht het Boek
 
te ontsluiten en zijn zeeglen op te breken!’
 
En ik aanschouwde in 't midden van den troon,
 
in 't midden van het dierenviertal en
 
der Ouden schaar, een Lam, dat offer scheen.
 
Horenen droeg het zeven, oogen had
 
het zeven, die de zeven geesten Gods,
 
gezonden over heel deze aarde, zijn.
 
Het kwam, 't ontnam der rechte, van Wie hoog
 
ten troon gezeten was, het Boek...
 
En toen
 
't aldus het Boek genomen had, verzonken
 
voor 't Lam de vier-en-twintig Ouden en
 
het viertal dieren, en een ieder hield
 
er harpen op en gouden offerschalen,
 
vol geuren, die der Heilgen beden zijn.
 
Zij zongen er een nieuwen zang, en juichten:
 
‘O, Gij zijt waardig 't Boek te ontsluiten, en
 
zijn zeeglen op te breken, want Gij waart
 
tot offer; Gij herkocht met eigen bloed
 
voor Gode, uit alle tale, stam en volk:
 
Gij zalfdet die tot Vorsten en tot Priestren
 
ter eere Gods; op aarde zullen zij,
 
Priester en Vorst, ter eere Gods regeeren!’
 
Ik zag, en hoorde veler englen zang
 
rondom de dieren, de Ouden en den troon,
 
en myriaden myriaden was
 
hun aantal, duizend duizenden... Zij zongen
 
met forsche stem:
 
‘Het Lam, dat offer was,
 
is waardig, macht en weelde, wijsheid, kracht
 
en eere en roem en lof te ontvangen!’
 
En
[pagina 70]
[p. 70]
 
wat schepsel was in hemel en op aard,
 
en onder aard, op zee en onder zee,
 
hoorde ik er juichen:
 
‘Lof en roem en eere
 
en kracht aan Die ten troon gezeten is,
 
aan 't Offerlam, der Eeuwen Eeuwigheid!’
 
Het viertal dieren zeide er:
 
‘Amen!’
 
De Ouden
 
verzonken knielend neêr en baden aan...
 
 
 
Den Haag, '88


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken