Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het geschenk van den jager (1864)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het geschenk van den jager
Afbeelding van Het geschenk van den jagerToon afbeelding van titelpagina van Het geschenk van den jager

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (129.15 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het geschenk van den jager

(1864)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

XIV.

Het was nog geen acht uren geslagen wanneer het rijtuig voor het huis van den policiekommissaris stil hield. Het peerd van den huurhouder had in zeven uren tijds dertien uren gaans afgeloopen.

Petrus beide.

‘Is 't voor mijnheer?’ zei de meid, ‘dan moet gij morgen ten negen uren komen.’

‘De zaak heeft haast,’ sprak de slimme bezembinder; ‘wij moeten de policie eene belangrijke mededeeling doen.’

De meid liet de twee mannen in den gang staan en ging verder den huize in.

De grysaard glimlachte.

‘Hij zal wel komen,’ fluisterde hij, en nauwelijks had hij uitgesproken of de policieoverste verscheen.

‘Wat hebt gij mij te zeggen?’ vroeg hij, en rigtte het keerslicht dat hij in de hand hield, op het gelaat der bezoekers.

Petrus begon van Regina te spreken.

‘Moest gij mij daarom verontrusten?’ hernam

[pagina 166]
[p. 166]

hij gestoord; ‘kom morgen,’ en hij wees naar de deur.

‘U verontrusten, en zijn wij niet verontrust,’ sprak Brozen de Bie met waardigheid. ‘Is die jonge vrouw niet verontrust die onpligtig in de gevangenis zit? Op elk uur van den nacht ontsluit gij de koten om de schuldigen te ontvangen: gij kunt dus wel in den avond eene onschuldige uit het stadsgevang laten. Dat ligt enkel aan u. En onschuldig is zij, zie hier de bewijzen.’ En hij stak de twee schriften uit die hij uit zijn koffer had genomen.

De schriften werden gelezen, de kommissaris gaf een bevel tot vrijstellingen tien minuten later vloog Regina van in de armen haars grootvaders in de armen van haren echtgenoot. Nogmaals stroomden er tranen, maar het waren tranen van blijdschap.

Welligt had de kommissaris de twee schriften die de ouderling had aangebragt nog noodig, want hij had dezelve benevens het doosje waarin de ring lag in zijnen lessenaar gesloten. Maar wat gaf dit den grootvader, wat gaf dit den echtgenoot? Hun doel was bereikt. Regina zal niet in de gevangenis, maar met haar kind in den arm aan de zijde van haren echtgenoot slapen.

Slechte maren hebben eenen forschen wederklank. Eene der klappijen uit het poortje had zich verhaast van de ramp die Regina was overkomen, naar het Godshuis aan moeder de Bie te gaan ver-

[pagina 167]
[p. 167]

tellen; en de oude vrouw had zich zoodanig ontsteld, dat zij in eene soort van geraaktheid was gevallen. In de afwezigheid van Petrus en Regina had men die tijding aan Nelleken gebragt; deze zag zich genoodzaakt Reginas kind aan de zorg van de Spoele te vertrouwen, terwijl zij met haar zoontje op den arm naar het godshuis liep.

Nelleken was, och arme! zeer te beklagen; het was niet genoeg dat zij den slechten overleg van vroeger met armoede moest boeten; er overvielen haar daarenboven nog zware rampen. Eerst de ziekte van Karel, nu de ziekte van moeder, zonder van het voorval met Regina te spreken. Maar, wij moeten het ter harer eere zeggen: was de haspelaarster vrolijk geweest in het geluk, zij was moedig en geduldig in den rampspoed; ja, thans was het haar goed aan te zien, dat zij, indien zij eene betere opvoeding had genoten, indien zij met een beter gezelschap in aanraking was geweest, zij eene uitmuntende vrouw zou geworden zijn.

Arm Nelleken! juist aan de poort van het Godshuis kwam zij den verschrikkelijken draagstoel tegen, en in dien draagstoel lag moeder De Bie lam en zieltogend; men droeg haar naar het gasthuis: de oude moeder was veroordeeld om hare kinderen op aarde niet meer weder te zien. Omtrent op denzelfden oogenblik dat men de deur der gevangenis

[pagina 168]
[p. 168]

ontgrendelde, ontsloot zich voor baar de poort der eeuwigheid.

Regina had dus in haar eigen huis geslapen, en weer van liefde en geluk gedroomd. Die ramp was alweêr voorbij, en Petrus was genezen en op nieuw aan het werk; waarom zou zij geen vertrouwen stellen in de toekomst? Na regen komt zonneschijn.

Het was nog pikdonker en Petrus was juist bezig met zich aan te kleeden om naarde fabriek te gaan, wanneer er hevig op de deur werd geklopt. Regina verschrikte, en zelfs de grootvader rees ontsteld van zijn nachtleger op. Wat mogt er geschied zijn? Men kon er zich niet in bedriegen, dat geklop klonk als eene treurmare, en eene treurmare was bet. Het was de tijding der dood van moeder De Bie.

Petrus slaakte eenen luiden gil. Zijn hert kromp ineen van droefheid; zijne beenen beefden, zijne knieën knikten, en daar lag hij met de hand op den deurkling gesteund tegen den muur.

‘Moeder in het doodenhuizeken en Karel in de ziekenzaal,’ kreet hij eindelijk; en een stroom van tranen droop langs zijne wangen. ‘O Regina! o grootvader! wat ben ik ongelukkig!’

De jonge vrouw antwoordde niet; hare stem lag voor den oogenblik in hare tranen versmoord. De ouderling sprak:

‘Kinderen, zulke droefheid komt van den Heer.

[pagina 169]
[p. 169]

Al wie mensch is, arm en rijk, magtig en zwak, moet zich hieraan onderwerpen.’

‘Maar het is immers te veel ontsteltenis ter zelfder tijd,’ zei Petrus. ‘Moeder! moeder! helaas! ik heb geene moeder meer!’ En overvloediger weende hij en luider snikte hij; en nu vermengden zich de snikken der drij bedroefden, want ook de grootvader weende bij het zien van zooveel leed. En weêr werd er aan de deur geklopt. Doch de klop had zulke vervaarlijke uitdrukking niet; wel was hij eerder stout dan schuw, maar toch verraadde hij eene zekere bescheidenheid.

‘Binnen,’ riep Petrus, en hij vaagde zijne tranen af; doch eer de bezoeker binnen was, vlogen al de deuren in het poortje open, en stonden al de wijven half gekleed aan de deur, de eene het hoofd met eenen zakdoek omwonden, en de andere met de slaapmuts op. Zij hadden den tweeden klop op Regina's deur gehoord, en in de morgendschemering den bezoeker herkend; want het was de schrik van de wijk: het was de kommissaris. Dit deed de buurvrouwen die Regina in den avond niet hadden zien wederkeeren van den treurigen togt, veronderstellen, dat ook Petrus voor diefte werd aangehouden.

‘Wie had het toch gepeinsd,’ zei de Spoele; ‘zie, ik hadde het niet geloofd, al had men het gezworen.’

‘Ik ook niet,’ sprak de Slange.

[pagina 170]
[p. 170]

‘Ik wel,’ riep de vrouw van eenen fabriekwerker: ‘ik heb het zelfs al lang voorzien. Nu betrouw ik in mijn leven geen werkmensch meer, die met gereede penningen naar den winkel kan gaan.’ En zoo werd er gepraat, geoordeeld en gevonnisd, tot dat nogmaals de deur van Petrus den katoenspinner open ging.

Wie zal de verwondering der klappijen afschilderen, op den oogenblik dat zij niet alleen Petrus, maar ook Regina den kommissaris uitgeleide zien doen. Zij gapen elkander zoo wijd aan, en trekken de oogen zoo geweldig open, als wilden zij door de breedte van oog en mond de grootheid hunner verbaasdheid te kennen geven.

Ja, Petrus en Regina doen den strengen man uitgeleide, en ook de schaduw van den ouden man teekent zich achter de echtgenooten af. Wat zijn de oogen van Petrus en Regina roodgeweend; maar de kommissaris is vriendelijk, door en door vriendelijk.

En dan, hoe en wanneer is Regina uit den Mammelokker geraakt? Zou zij onschuldig zijn? Dat ware zeker eene groote teleurstelling voor de vrouw van den fabriekwerker, die daar zooeven nog gezegd heeft: dat zij het geval sinds lang had voorzien.

Petrus liet de deur toevallen en schoof den grendel digt, tot groot spijt van de buurwijven, die juist het plan hadden gemaakt van de Slange, die toch eenigzins in de zaak betrokken was, naar den uitval der gebeurtenis te doen vernemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken