Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het geschenk van den jager (1864)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het geschenk van den jager
Afbeelding van Het geschenk van den jagerToon afbeelding van titelpagina van Het geschenk van den jager

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (129.15 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het geschenk van den jager

(1864)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 171]
[p. 171]

XV.

Het waren inderdaad, zoo als Petrus gezegd had, te veel ontsteltenissen terzelfder tijd. Na de droevige gebeurtenissen van den vorigen dag, na het vernemen der treurige dood van moeder, bragt de kommissaris hun de tijding dat zij in het bezit waren van eenen schat, waarvan zij te voren nooit het bestaan hadden vermoed.

De steen, die in den ring van den jager stak, was geen geslepen glas, maar een wonderbare diamant, die, volgens de schatting van twee juweeliers eene weerde van achttien duizend franken had. Het was dus niet te verwonderen dat men in den Berg van Bermhertigheid achterdochtig was geworden, wanneer men dit juweel voor een vijffrankstuk wilde verpanden. Thans echter was de zaak opgehelderd: te meer, daar de binnenplaats van den ring het wapen van graaf Robrecht van Bethune droeg, zoowel als het bezegeld perkament waar de privilegie voor het snijden van bezemrijs was opgeschreven.

Hadden Petrus en Regina dat onverwacht ge-

[pagina 172]
[p. 172]

luk onder betere omstandigheden vernomen, zij waren opgesprongen van blijdschap, maar de dood der moeder en de smart van den vorigen dag 4 hadden hen ongevoelig gemaakt voor vreugd en leed. De ontdekking van den familieschat scheen hen voor den oogenblik niets anders dan een heldere straal in de zoo even nog zoo sombere toekomst.

De kommissaris had de twee schatten der oudheid, den ring en den privilegiebrief terug gebragt, en daarbij doen opmerken, dat zich gisteren een engelschman in de stad bevond, die zeer waarschijnlijk voor den ring en het perkament te samen twintig duizend franken en nog meer zou besteden.

Welligt hadden Petrus en Regina in hunne ontsteltenis geen acht op die woorden gegeven, indien de kalme grootvader bij het gesprek niet tegenwoordig ware geweest. Deze wist echter door wijze redeneringen zijne kleinkinderen te overtuigen, dat het best was het juweel te verkoopen; en, wat de privilegie betrof, hieraan hechtte hij geenen den minsten prijs: iedereen wist dat zij sinds eeuwen bestond; en het gebruik van vrij en vrank bezemrijs te snijden was zoo ingeworteld, dat geene magt meer in staat was dit regt te vernietigen. Door de tusschenkomst van den kommissaris verkocht Ambrosius De Bie de twee oude voorwerpen nog denzelfden dag, niet voor twintigduizend maar voor eene som van dertig duizend franken.

[pagina 173]
[p. 173]

Terwijl de grijsaard voor de belangen der familie zorgde, gingen Petrus, Regina en Nelleken treurig maar gelaten naar het gasthuis, om nog eens, al was het ook in het doodenhuizeken, de moeder te omhelzen die zij zoo zeer hadden bemind.

In het doodenhuizeken lagen twee lijken, twee door de dood misvormde overblijfsels van oude vrouwen met zilveren hair; beiden droegen een doodshemd van het gasthuis, beide waren met een doodlaken overdekt van dezelfde stof, en ook de dood had aan beiden dezelfde gedaante gegeven. Wie moesten zij omhelzen? wie was hunne moeder?...

Hartverscheurende twijfeling!

‘Moeder had een likteeken,’ fluisterde Petrus tot zich zelven; ‘eene geboortevlek hier aan de regter slaap.’ En weêr hief hij het doodlaken op en zocht: helaas! de dood had alle vlekken uitgewischt, het likteeken was verdwenen. Wie was hunne moeder? in hunne vertwijfeling omhelsden zij de beide killige lijken met zulken liefdegloed, als waren zij beiden het overschot der dierbare moeder geweest.

‘De weg des levens is een kruisweg,’ zuchtte Regina, terwijl zij van het doodenhuizeken naar de ziekenzaal gingen, waar Karel lag. Daar verbleven zij ditmaal niet lang; Karel was veel beter, en zij hadden het gerol van den doodwagen op den straatweg gehoord. De bedroefden wilden vandaag

[pagina 174]
[p. 174]

den levenskruisweg tot op de laatste standplaats afleggen, tot op het kerkhof.

Van in den morgend had Regina eenen brief aan Wardje en Ida geschreven om hen gerust te stellen, en ook te laten weten, dat grootvader eerst den volgenden dag zou te huis komen. De oude man kon dus gerust blijven om de zaken te helpen regelen; want Petrus kon thans voorzeker geen fabriekwerker blijven. Petrus en Regina verklaarden dat de opbrengst den grootvader toekwam, vermits hij het weggeschonken had zonder er de weerde van te kennen; doch op die verklaring uitte Brozen De Bie eenen hartelijken lach.

‘Wat zou ik met dat geld doen;’ zegde hij. ‘Neen, het behoort Regina en Ida. Het behoort aan u, Petrus, en ook aan Wardje, die er beiden naar gelieven gebruik kunt van maken. Gij zijt jong, en indien gij voorzigtig en oppassend zijt, kunt gij eens uwen schat verdubbeld aan uwe kinderen achterlaten. Gij, Petrus, hebt zoo wel als Regina reeds te kennen gegeven dat gij niet beter verlangt dan stil en eenvoudig op het veld te leven. Zoudt gij hier thans nog kunnen toe besluiten?’

‘Grootvader! lieve grootvader,’ riep Regina; en reeds lag er geluk en blijdschap in hare stem. De jonge vrouw had in de stad toch zoo veel geleden.

‘Grootvader;’ zei Petrus, en er lag iets plegtigs

[pagina 175]
[p. 175]

in den toon zijner woorden. ‘Grootvader, ik zal zonder hartzeer de geboortestad verlaten, waar Regina de prooi is geweest van onverdiende schande, van laster en verdriet. Tot hiertoe weet ik niet op welke wijze ik het kapitaal dat als uit den hemel in mijne handen is gevallen, vruchten zal kunnen doen dragen, maar ik ben jong, en geen arbeid zal mij te lastig zijn.’

Eens dat het vertrek van Regina en Petrus bepaald was, hield de schoonzuster zich onafgebroken met het huisgezin van Nelleken bezig. Zij schonk de verarmde zuster byna al haren huisraad en ook het beddegoed. Zij loste hare kleederen en leerde haar al de geheimen der spaarzaamheid kennen; verder kende zij haar een weekgeld toe, tot op den dag dat Karel gansch hersteld zijn werk op de fabriek zou kunnen hernemen.

Petrus en Regina woonden nog maar eenige dagen te Cleyt, toen de spekulatie de bosschen in zaailand begon te hervormen. Geene maand ging er voorbij of er werden groote boomkoopdagen gehouden, en daar de oude Ambrosius een fijne boomkenner en een fiksche berekenaar was, kochten zijne schoonzonen onder zijne leiding zulke voordeelige koopen, dat zij in korten tijd hun kapitaal wel drijmaal hadden verdubbeld; en sedert hebben zij niet alleen boomen, maar ook zaailanden en boschagien gekocht. Nog gedurende het leven van den grootvader

[pagina 176]
[p. 176]

bouwden zij twee schoone wooningen, eene voor Wardje en eene voor Regina en Petrus. De laatste staat juist tegenover den boom in wiens schors de jonge spinner op den Sinxendag, of liever den 15 mei 1837 zijn naam heeft gesneden. Meest al de oude boomen die in den omtrek stonden zijn uitgeroeid, maar hij, de schoone olm, die getuige is geweest van hunne eerste liefdezuchten, groent en geurt nog als in zijne eerste jeugd; en de naam van Petrus die met hem is opgegroeid, de naam van den rijken grondeigenaar, die, omgeven van eene talrijke familie in zijne schaduw woont, wordt alom geëerbiedigd. Ida en Wardje, Karel en Nelleken leven vreedzaam en wel; maar niemand is zoo gelukkig als zij die het kruis des tijdens met liefde en lijdzaamheid heeft gedragen. Niemand leeft zoo zalig als Regina, de bleeke onverwelkbare woudbloem.

 

einde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken