Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De hut van tante Klara (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De hut van tante Klara
Afbeelding van De hut van tante KlaraToon afbeelding van titelpagina van De hut van tante Klara

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De hut van tante Klara

(1865)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

VI.

‘Er hangt ons een groot ongeluk boven het hoofd’ sprak jufvrouw Rosanna Devroede, op zekeren vroegen morgend van het volgend jaar, tot mijnheer Hardies. Mevrouw Van Dooren heeft eene verkoudheid die misschien nooit zal eindigen. Zij hoest geheele nachten om zich het hart te breken, en is daarbij zoo neêrslagtig dat zij in geene zes weken meer in de school is geweest. Het is waar, dat zij volle vertrouwen in ons mag stellen, maar toch, ge weet hoe geerne zij vroeger de speldewerksters bezocht.’

‘Ik had reeds iets van die ongesteldheid gehoord, allerliefste,’ zeî de oude heer, die zeer gemeen met die benaming was. ‘Moest mevrouw Van Dooren sterven, dat waar een verschrikkelijk verlies voor den arme, een verlies dat zou moeten ingewonnen worden met de kinderen meer te doen werken.’

‘Zoo meen ik het ook,’ antwoordde Rosanna, en zij was zoo verrukt over het gezegde van mijnheer Hardies, dat zij vergat hare blijdschap achter hare oogschelen te verbergen, en den verstandigen spreker regt in de diepe grijze oogen keek.

‘Zij zal toch voor u zorgen,’ zeî de oude heer.

‘Dat denk ik,’ antwoordde Rosanna.

‘Heeft zij reeds testament gemaakt?’

‘Ik denk het niet, mijnheer.’

‘O! zij zal u de school vermaken.’

Rosanna schudde het hoofd. ‘Die vermaakt ze gewis aan het armbestuur,’ zegde zij.

‘Neen, dat nooit,’ antwoordde mijnheer Hardies met zekere hevigheid. ‘Dat nooit, al moest er de protectie tusschenkomen. Het armbestuur hangt natuurlijk aan den riem van het gemeentebestuur, en al wat aan den riem van het gemeentebestuur hangt, deugt niet; en zoo zouden wij ten laatsten ook aan den riem van het gemeentebestuur hangen, en dan waren wij weêr even verre.

‘De tijd zal leeren’ zegde de juffer.

[pagina 42]
[p. 42]

Daar mevrouw Van Dooren opgehouden had hare gewoone bezoeken in de school te geven, werd er het reglement minder toegepast. Op voorwending dat het werk spoedigen voortgang vereischte, werd er minder gespeeld, en op een zoogezegd verlangen der ouders, werden er ook minder lessen gegeven en meer gewerkt.

Desniettegenstaande droegen de boeken der gezusters Devroede op het einde der maand, omtrent dezelfde cijfers als in den verloopen tijd; en wanneer de kanten afgesneden waren, was het dagelijksch loon der kleine arbeidsters ook niet vermeerderd; waaruit bleek, dat de lieve jufvrouwen Devroede eene zeer eigenaardige manier van rekenen bezaten.

De gezusters hielden zoo omtrent een gansch jaar vrije handen, doch dan werd de kwijnende mevrouw Van Dooren eenigzins beter. Haar benevelde geest klaarde op, zij voelde reeds lust om hare werkzaamheid te hernemen en had reeds vast besloten met den eersten warmen zonneschijn de school te bezoeken; want het was in de maand maart. Maar de liefdadige vrouw had zonder den doktor gerekend: Doktor Staalman verklaarde ronduit, dat hij voor de gevolgen van zulk eene gevaarlijke onderneming niet instond; dat het minste windeken haar op nieuw kon doen hoesten en.... zij nog altoos gevaarlijk ziek was.

‘Ik ben niet ziek meer,’ riep mevrouw Van Dooren met misnoegdheid; ‘er ontbreekt mij niets dan lucht en voedsel. Het regiem dat gij mij voorschrijft, bevalt mij niet meer. Morgen zal ik vleesch en soep eten en een wandelingsken tot aan de school doen.’

Mijnheer Staalman was over dit besluit als verslagen, want hij zag zich op het punt betaald en bedankt te worden. Er was goede raad noodig, en daarom ging hij zijnen vriend Hardies spreken; en hij gaf ook een bezoek aan de jufvrouwen Devroede; want hij leefde niet alleen in goede verstandhouding met dien heer, maar had daarenboven, ofschoon hij nog niet voornemens was te trouwen, een oog op de lieftallige Rosanna geslagen.

[pagina 43]
[p. 43]

Het ontbrak mevrouw Van Dooren dien dag aan geen gezelschap. In den namiddag vertoonde zich het blozend gelaat van mijnheer Hardies in de ziekenkamer, en nauwelijks was hij neêrgezeten, wanneer ook juffer Ludgarda binnenkwam; en de oude huisvriend en de jonge huisvriendin verklaarden met eenparige stemmen dat de geliefde allerliefste er een weinig bleeker uitzag. Zoo dat de goedtrouwige dame zelve begon te twijfelen of hare hoop op eene volledige herstelling geen zelfsbedrog was. Geenszins verstond zij dat er eene samenzwering tegen haar bestond.

Den volgenden morgend was er veel sneeuw gevallen; er was dus aan geen uitstapje tot aan de school te denken, en als de sneeuw gesmolten was en de kwijnende vroeg om te wandelen, antwoordde de doktor nu eens, dat de wind in het noorden zat, en dan eens dat hij noord-oost was. En wanneer de zuiderwind in den zomer den balsemgeur der bloemen in de lucht dreef, was mevrouw Van Dooren zeer ziek; en wanneer de invloedhebbende wind in het late najaar weêr in het noorden zat, en de laatste bladeren van de boomen ik weet niet waar blies, kwam een zeer schoone ooijevaar op het groot huis van mevrouw Van Dooren neêrgestreken, en daar bleef hij uitrusten tot aan het ochtendkrieken en vertrok toen naar een beter oord. En des anderdaags stonden al de kinderen der kantschool op den speelkoer voor de gesloten deur te weenen, tot dat eindelijk jufvrouw Ludgarda op den stoep verscheen, met eene krippen rouwmuts op, die haar veel te groot was.

‘Kinderen,’ sprak zij, ‘gij hebt allen een groot verlies ondergaan. Mevrouw Van Dooren, de weldoenster der arme kinderen, is naar den Hemel. Gij moet overmorgen ten tien uren allemaal hier zijn, om in reijen geplaatst te worden, en zoo het lijk te volgen. Zoo heeft zij het besproken. ‘En nu begonnen al de kinderen nog veel luider te weenen, en juffer Ludgarda deed de deur toe, en ging met den sneeuwwitten zakdoek voor de oogen weder binnen.

Bij haar testament had de al te vroeg ontslapene menschenvriendin inderdaad de kantschool met het er bijgevoegd huis aan het armbestuur vermaakt; maar onbekend met de veranderingen die de

[pagina 44]
[p. 44]

jufvrouwen Devroede, in den laatsten tijd, aan de werkschool hadden toegebracht, had zij deze, als eene blijk van erkentenis, nog zes achtereenvolgende jaren pacht gegeven, zonder vergelding, en haar het geheel schoolmateriaal geschonken. Daarenboven moest de opbrengst der gekende hoeve, te weten twee duizend acht honderd franken 's jaars, gedurende die zes jaren in hare handen worden gestort, om de armen behulpzaam te zijn en de school te ondersteunen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken