Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De hut van tante Klara (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De hut van tante Klara
Afbeelding van De hut van tante KlaraToon afbeelding van titelpagina van De hut van tante Klara

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De hut van tante Klara

(1865)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

X.

Sedert een paar jaren waren de jufvrouwen Devroede met den ouden gierigaard geassocieerd en de school was reeds in het nieuw gebouw. Het getal leerlingen was nog merkelijk vermeerderd. De kanten waren opgeslagen, maar daarvan hadden de werksters niet het minste vermoeden. In de school werden thans verschillige kanten gemaakt: al wat groote winst beloofde werd er beproefd; men maakte er Valencijnschen kant met ronde en vierkante traliën, halven slag, Geeraardbergsche zwarte kanten en zelfs Brusselsche kantbloemen.

Niettegenstaande dat mijnheer Hardies luide had uitgetrompet dat hij de school bouwde op eigen kost, ten einde de parochie

[pagina 61]
[p. 61]

bij gebrek aan lokaal, van die liefdadige inrigting niet te berooven, wilde hij echter van zijn deelnemerschap in de kantennijverheid niets weten. En wanneer men hem daarover sprak, zegde hij regtuit, dat dit geene ondernemingen waren voor eenen man, en dat dit voornamelijk niet paste voor een' persoon van zijne jaren.

Zoo loog hij zonder te liegen. Liegen achtte hij voor zonde, maar hij durfde aan zekere gezegden wel een draaiken geven. Hij was van die mannen die door uitwijkende en dubbelzinnige woorden hunne leugens zoodanig verbloemen, dat men moeijelijk zou kunnen zeggen of zij gelogen hebben of waarheid spraken.

Mijnheer Hardies bezocht dikwijls de kantschool, maar ging in het openbaar weinig in het huis der jufvrouwen Devroede; en de twee gezusters kwamen ook zoo het scheen weinig bij hem; en als er rekening moest gedaan worden of maatregelen moesten worden genomen over een nieuw werk of over eene nieuwe zaak, ging alles in het genipt.

Rosanna was naar de stad geweest om de kanten in te leveren, en nu zat zij den geheelen namiddag te rekenen, te cijferen en te schrijven; want des avonds kwam mijnheer Hardies om de helft van hunne winst. Ja, de jufvrouwen zaten met de handen vol werk, want telkens dat de oude heer zijne profijten kwam opstrijken, bleef hij daar avondmalen, en dan moest er iets zijn dat krabbelt en bijt, iets lekkers, iets van belang; zoodat Ludgarda, niettegenstaande de invallende koude, blozend en zweetend bij de komfooren stond. En nogtans had Rosanna vier en twintig engelsche oesters en eene hazenpastei van de stad medegebracht.

Tegen klokslag zes ure was de bijeenkomst vastgesteld. Daar het een koude avond was, had men reeds vroeg de kachel in de kamer aangestoken, de buitenluiken der vensters waren den ganschen dag gesloten gebleven, en dan had men nog de zonneblinden langs binnen laten vallen; zoodanig was men bezorgd voor het geheim blijven hunner samenkomst.

In den achterhof was er een poortje, waarvan mijnheer Hardies den sleutel had, en zoo sloop hij listig den tuin door tot aan het huis der twee gezusters.

[pagina 62]
[p. 62]

Rosanna stond sinds een kwart uurs achter de deur om de komst van den ouden heer te bespieden, die liefst zonder gerucht maken binnenkwam; en wanneer hij juist de hand van onder den mantel stak om te kloppen, trok de lieve jufvrouw de deur open. Er werden een paar woordekens zeer zacht gefluisterd, en toen leidde juffer Rosanna den deelnemer door den donkeren gang tot in de welverlichte en welverwarmde kamer.

Ludgarda kwam eens eventjes goeden avond zeggen, en voegde bij haar kompliment:

‘Neem het mij niet kwalijk, mijn lieve heer Hardies, ik moet nog een uurken naar de keuken.’ De behendige jufvrouwen wilden voorzigtigheidshalve geene meid.

Ludgarda trok de deur toe, maar bleef door het sleutelgat lonken en luisteren. Het had haar toegeschenen dat de oude heer vriendelijker naar de zuster keek dan naar haar, en het had haar ook toegeschenen dat Rosanna, somtijds nog al stout en schalk, de bijna altoos nedergeslagen blikken naar mijnheer Hardies durfde opslaan.

‘Indien Rosanna eens meer op het testament van mijnheer Hardies verliefde dan op den doktor,’ dacht zij; ‘dat ware eene schoone zaak; dan zou ik den doktor zien in het net te krijgen. Ik zou getrouwd geraken en zij niet.’

Jufvrouw Ludgarda luisterde te vergeefs en keek te vergeefs door het sleutelgat; al de vurige lonkjes, die hij de jufvrouw van onder de grijze wenkbrauwen toeschoot, waren niets anders dan aanmoedigende blikken, om hem nog meer geld te bezorgen.

Wanneer de rekening gesloten was, dekte Rosanna de tafel, en Ludgarda bracht de geregten op en zette zich bij.

Eerst diende men de oesters op met witten wijn; dan een jong kieken met gebruinde aardappelen; kalfskoteletten, met ingelegde komkommers, dan een hazenpastei, en daarna wijn en nageregten.

De gesprekken kregen meer en meer levendigheid, maar onder het schertsen nam het gelaat van jufvrouw Rosanna plots eene ernstige uitdrukking.

‘Mijnheer Hardies, ik heb vergeten u het bijzonderste van

[pagina 63]
[p. 63]

mijne reis te verhalen,’ sprak zij. ‘Het kantwerkhuis van mevrouw Van Slijpen heeft mij ook naar eene kantmeesteres gevraagd.’

‘Hewel! allerliefste, indien de voorwaarden u aanstaan, kunt gij er eene bezorgen.’

‘Maar wij hebben er geene.’

‘Zoo! zool En Rozeken van Tante Klara?’

‘Die kunnen wij onmogelijk missen. Tot hiertoe is zij de eenige die de patroonen der Brusselsche bloemen volmaakt kan uitwerken. En Rozeken moet immers naar het klooster van Zwijbeke? gij hebt het beloofd. Daarenboven van die mevrouw Van Slijpen kunnen wij niet veel voordeel verwachten. De nonnekens zullen ons, integendeel, de factorij van het Brusselsch werk laten; ge begrijpt dat dan de grootste winst aan ons blijft.’

‘Al zulke dingen laat ik aan u over, allerliefste; alleen verzoek ik u alle dingen goed aan te teekenen; want bij juiste rekeningen blijft men steeds goede vrienden.’

Mijnheer Hardies had haastig geëten en dronk haastig. Hij wilde niet lang blijven, want de maan kwam om tien ure op, en niemand wist beter dan hij, dat de maan, die zoete vriendin voor jeugdige gelieven, eene wreede verraderes is voor oude vrijers en looze nachtraven. Tusschen negen en tien ure nam hij afscheid en ging weêr langs den tuin ongezien naar huis, waar hij zuchtend en blazend aankwam.

Een half uur later lag hij zoo vast te slapen en te ronken, dat men hem wel drie kamers verre kon hooren; en toch droomde hij dien nacht van de schoone handvol goudstukken, die hij met het behulp der jufvrouwen in veertien dagen tijds had gewonnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken