Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De hut van tante Klara (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De hut van tante Klara
Afbeelding van De hut van tante KlaraToon afbeelding van titelpagina van De hut van tante Klara

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De hut van tante Klara

(1865)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IX.

Tante Klara's Mieken scheen gansch van hare ziekte hersteld te zijn, ofschoon zij van tijd tot tijd nog kuchte. De grootmoeder was integendeel zoo verouderd en verzwakt, dat zij in den laatsten zomer geene medecijnkruiden had kunnen garen voor haren vriend den apotheker.

De meisjes waren vroeger dan gewoonte van de speldewerkschool gekomen, want het was Allerheiligenavond en op dien avond werd er met geen lamplicht gewerkt.

De ziekelijke vader Leo was met het vallen van den avond te

[pagina 57]
[p. 57]

bed gegaan; grootmoeder roerde de pap, Mieken stopte kousen en Rozeken teekende een kantperkamijn door.

Reeds brandde de avondlamp en het was slecht weder, en toch hoorden zij voetstappen onder het venster van hunne eenzame hut. In den volgenden oogenblik werd de deurkling opgeheven, en nu trad er een blozende knaap binnen, die met eene zware mand appelen geladen was.

‘Dat is voor u. Tante Klara,’ zeî de vriendelijke jongen, die een paar jaren ouder dan de tweelingzusters was, en deze waren er vijftien. ‘Maar ik zou wel vergeten de komplimenten van moeder te doen, en te zeggen dat dit eene kleinigheid is, voor het plezier dat gij ons gedaan hebt, wanneer wij allemaal ziek waren. Als het verken geslagt is, zal moeder uwe vriendschap nog eens gedenken.’

‘Wel, Paulus jongen, dat is onverdiend,’ zeî Tante Klara. ‘Moest ik ook eens ziek worden, dan zouden de geburen ook zorg voor mij dragen. Maar moeder is toch hartelijk gedankt voor het geschenk. Zet u neêr, mijn jongen, en warm u wat.’

Paulus liet het zich geen tweemaal zeggen, maar in de plaats van bij den haard te schuiven, waar de oude nog altoos in den karnemelkpap roerde, plaatste hij zijnen stoel nevens Mieken.

Rozeken meesmuilde en Mieken glimlachte. De oogen van Paulus draaiden verstrooid rond, en het duurde lang eer hij een enkel woord sprak, Ondertusschen stak hij zijne hand een paar malen in den diepen vestzak, langs onder zijnen blauwen kiel, zonder dat het iemand scheen te merken; en eindelijk vroeg hij hoe het met vader Leo ging, lachte nog eens vriendelijk en wenschte allen den goeden avond.

‘Die Paulus is toch een goedhartige jongen,’ zei Mieken, ‘daar werpt hij mij langs onder de tafel vier schoone peeren in den schoot. Dat is juist voor ieder een, de twee schoonste voor vader en voor grootmoeder.’ En na de twee beste afgezonderd te hebben, schoof zij de grootste der overblijvende naar hare zuster toe, en hield de kleinste voor zich.

Rozeken dreef de peer met eene rasse beweging van zich af.

‘Wat voor u gegeven is, kunt gij zelf gebruiken,’ zegde zij; ‘wanneer ik lust naar peeren heb, kan ik er koopen.’

[pagina 58]
[p. 58]

‘Roze! Roze!’ riep de grootmoeder, ‘weet ge wel dat uwe dwarsdrijverij mij begint te verdrieten; waarom zoekt gij altoos ruzie tegen uwe zuster?’

Roze trok de bovenlip op, maar gaf geen antwoord, en ook de overigen spraken geen woord meer. Juist hadden zij geavondmaald, wanneer de doodsklok begon te luiden; en toen brak de grootmoeder het stilzwijgen af.

‘Kinderen,’ zegde zij, ‘de geloovige zieltjes roepen dat wij hunner zouden gedachtig zijn. Wij moeten bidden, eerst voor uwe moeder zaliger, en dan voor de twee grootvaders.’

‘Was grootvader Roman geen jacobijn?’ vroeg Roze.

Een luide gil van Tante Klara dreunde door de hut, de oude vrouw hief smeekend de handen ten Hemel, als om Hem haar leed te klagen en zonk toen bleek en bevend op den stoel, van welken zij in ontzetting was opgesprongen.

‘Grootmoeder, lieve grootmoeder,’ kreet Mieken en sloeg den arm om den hals der geliefde, ten einde haar te ondersteunen. ‘Luister naar Roze niet, grootmoeder lief; het is in de speldewerkschool dat men haar al die schoone dingen wijs maakt.’

Omtrent een half uur bleef de oude vrouw sprakeloos en zonder eenige beweging, gelijk het beeld der dood, voor zich heen staren. Zij was doof voor de zoete woorden en gevoelloos voor de liefkozingen van het stil weenende Mieken, en wanneer deze haar een dronk verfrisschend water aan de lippen bracht, ontsloot zij den mond niet.

Eindelijk dreven er overvloedige tranen over haar gelaat en steeg er een diepe zucht uit hare borst, en als antwoordde zij op eene daar zoo even gedane vraag, sprak zij:

‘Dat hebben zij van hem gezegd, met die benaming hebben zij hem zijne pratijk ontnomen, hem arm gemaakt, hem vervolgd tot aan het graf. Jacobijn! jacobijn! Maar ik vergeef het hun uit den grond des harten.’

En nog luider begon zij te schreijen, en nog overvloediger rolden de tranen uit haar door lijden en kommer zoo diep ingezonken oog.

‘Arme lieve grootmoeder,’ snikte Mieken, ‘voor al uw ver-

[pagina 59]
[p. 59]

driet zal onze lieve Heer u den schoonen Hemel schenken; en wat God aan de kinderen belooft die hare ouders eeren, zal Roze nooit genieten, of zij moet sterk veranderen.’

‘Die kantwerkschool! die kantwerkschool!’ kreet de oude vrouw. ‘Daar ondermijnt men den vrede der huisgezinnen, daar geeft men het voorbeeld van de grootste zelfzucht. En in plaats van in de jeudige harten de broederliefde aan te kweeken, leert het voorbeeld dier schoone leermeesteressen niets anders dan:

Zorg voor u zelven.

Rozeken, mijn kind, doe toch uwe oogen open, terwijl het nog tijd is.’

Plots stond Mieken van haren stoel op. ‘Vader zal wakker liggen,’ stamelde zij; en ze liep in de kamer. Zij vond den nog jeugdigen kranke, bijna in zijne tranen stikkend. De vader had de woorden van zijn weêrspannig kind gehoord. Hij had Roza, dat kind dat hem en de oude grootmoeder zoo lang met blijdschap had vervuld, hooren zeggen:

‘Was grootvader Roman geen jacobijn?’

Ware hij gezond geweest, hadde hij kunnen werken, gewis had hij, in zijnen vaderlijken toorn, de weêrspannige huichelaarster met hare neêrgeslagen oogen, de zelfzuchtige stoute Roza aan de deur gezet, of ten minste zwaar gestraft. Maar nu was hij ziek en afhankelijk van de ontaarde meid geworden, die elken dag meer ondeugden opeenstapelde, en die ook elken dag in de kantschool meer en meer getroeteld werd, terwijl men er Mieken meer en meer met onverschilligheid behandelde.

Wat moest hij, wat kon hij thans verrigten? Roze en Mieken wonnen betrekkelijk veel geld, en van dat geld leefden de kranke vader en de grijze grootmoeder.

Mieken scheen dat niet te bemerken, maar Roze speelde de opperbazin in huis, en zij liet de oude lieve grootmoeder menigmaal hooren dat zij door haar onderhouden werd, en dat maakte Tante Klara diep ongelukkig.

De bekoorlijkheid van haren bloemhof, de reinheid van haar huis verrukten haar niet meer, gelijk vroeger. Het gezang van de botvink in haar donker kooitje lokte tranen in hare oogen,

[pagina 60]
[p. 60]

en op al de lieve dingen die op het schouwboord stonden gaf zij geen acht meer, maar integendeel keek zij dikwijlder naar het Lieve Vrouwenbeeld en naar de beeldekens van heiligen, die aan den muur hingen. Deze maakte zij de getuigen van hare zielesmart, aan hen klaagde zij haar leed. Hen smeekte zij in hare tranen hunne voorspraak af bij den Heer.

Maar als Leo, de kranke vader, met haar van de kinderen sprak, schilderde zij alles met de best mogelijke kleuren. Zij verheerlijkte de deugden van Mieken en bedekte de feilen van Roze. Zij droeg liever den last alleen, de arme oude vrouw, en om dien te kunnen dragen, smeekte zij Hem die de magt der zwakken is, onophoudelijk om hulp.

Zoo stond het in de hut van Tante Klara, wanneer zich het gerucht in de gemeente verspreidde, dat Mijnheer Hardies een schoon stuk land had gekocht, om eene speldewerkschool voor de jufvrouwen Devroede te bouwen; en dit gerucht was met blijken van vreugd door arm en rijk begroet, te meer, omdat men meende dat mijnheer Hardies, die slechts zeer verre bloedverwanten bezat, eenmaal al zijne goederen aan dit liefdadig gesticht bij testament zou vermaken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken