Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roza van den boschkant (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roza van den boschkant
Afbeelding van Roza van den boschkantToon afbeelding van titelpagina van Roza van den boschkant

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roza van den boschkant

(1888)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XVII.

Van het oogenblik af dat Roza verklaard had liever bij Treze Crans te wonen, dan rijke menschen te dienen, had de dokter er niet meer op aangedrongen dat zij steeds als de dienstmeisjes gekleed zou gaan; hij liet hierin zijne dochter, die zelf zeer eenvoudig was, naar goedvinden handelen, en langzaam aan kwam er verandering in de dracht der wees. Celia achtte dit noodzakelijk, omdat Roza haar thans bijna op al hare vriendenbezoeken vergezelde. Niet alleen werd de kleindochter van zwarte Triene door mevrouw Goedbloet op hare avondfeestjes genoodigd, ook mevrouw Debus en de echtgenooten van den Vrederechter en van den Rijksontvanger verzochten het lieve meisje met juffer Celia, als er partijtjes gegeven werden. Mevrouw Blokhout was de eenige der vriendinnen van den heer Lucas, die Roza op een afstand hield, en dit wel tot groote spijt van Alida, die, evenals in hare kindsheid, de wees van den Boschkant voor hare beste vriendin hield.

Het ergerde de vrouw van den burgemeester dat Roza

[pagina 130]
[p. 130]

langzamerhand eene juffer werd. Wel droeg de wees niets dat naar pracht zweemde, maar alles wat Celia haar gaf, was goed gekozen. Openlijk durfde Mevrouw Blokhout de familie Lucas niet bedillen, maar zij babbelde er over tegen hare dienstboden en tegen de bakkerin.

Op de feestjes, waar mevrouw Blokhout en hare dochters even als Celia en Roza genoodigd werden, moest de hoogmoedige vrouw tegen wil en dank verschijnen, om de vriendschap der politieke vrienden; die mochten den burgemeester niet in den steek laten. Mama ging er heen vergezeld door Alida; maar de trotsche Regina was verontwaardigd over de uitnoodiging, zij bleef te huis, bewerende dat het schande was de familie van den burgemeester in aanraking te willen brengen met een verachtelijk meisje van den Boschkant.

Op die feestjes werd er veel muziek gemaakt, en als men Roza prees over haar muzikaal talent, grijnslachte de burgemeestersvrouw. ‘Als dat liefdadigheidsconcert gegeven wordt, zal mijne Regina gekke Roza in de schaduwe stellen,’ dacht zij: ‘Regina moet zingen of zij wil of niet.’

Er zou inderdaad een liefdadigheidsconcert gegeven worden, ten voordeele der behoeftige familiën van den Boschkant, die hunne kinderen naar de school zonden. De bestuurs- en eereleden van het fanfaregezelschap hadden dit plan geopperd, en het vond bijval. Hugo Blokhout en Frederik Lucas ijverden om het te doen slagen. Een man van talent, een vermaard toonkunstenaar, hij die de muziek van het zangstuk ‘Het Woud’ had vervaardigd, zorgde voor de medewerking van een paar kunstenaars uit de stad, en te zamen met zijn vriend Frederik had hij een programma opgesteld.

[pagina 131]
[p. 131]

Hugo had als zangster zijne zuster Mejuffer R.B. opgegeven; zij zou eene romance zingen in 't fransch.

Frederik had Roza genoemd. Mejuffer R.J. zou ‘Het Woud’ zingen.

De neef van den heer Debus zong ook.

Alles was bepaald en vastgesteld; in het laatst der maand December zou het concert plaats hebben. Met blijdschap bracht Alida aan Roza de tijding, dat Regina, na eenig tegenstribbelen, toegestemd had ten behoeve der noodlijdenden te zingen.

‘Er zal tweemaal in de week een muziekonderwijzer uit de stad komen,’ zeide zij, ‘om de romance, die zij voornemens is te zingen, te repeteeren. Ge weet dat zij in alles wil uitmunten. Morgen gaat zij met mama naar de stad om voor hare kleeding te zorgen: zij zal een wit satijnen kleed nemen; maar verklap dit niet, Regina wil de dames bij haar optreden verbaasd doen staan.

‘Gij zult ook zingen, Roza,’ zeide zij, ‘en ge moet ook netjes wezen. Mama sprak er dezen morgen over, zij raadt u, daar de dokter nooit veel geld wil besteden, een kleed te nemen van wit neteldoek.’

‘Juffer Celia zal daarover beslissen,’ antwoordde Roza, ‘mij is het onverschillig. Zoo zij het beschikt zal ik tevreden zijn.’

Juffer Celia was eene boodschap gaan doen, en toen ze tehuis kwam, vertelde Roza alles wat Alida haar over het concert had gezegd.

‘U in neteldoek kleeden als Regina in satijn optreedt, dat zou stuitend zijn,’ verklaarde Celia. ‘Niet dat gij zoo prachtig getooid als Regina moet optreden, neen, zeker niet;

[pagina 132]
[p. 132]

doch ik wil niet dat gij er uitziet als hare sleepdraagster. Ik zal er met mevrouw Goedbloet over spreken, die heeft verstand van zulke dingen.’

Roza bekommerde zich niet verder over hare kleeding; zij liet Celia zorgen, maar bestudeerde goed het zangstuk dat zij moest voordragen. Het verheugde haar dat niemand dan mijnheer en mevrouw Goedbloet ‘Het Woud’ kende; zij zou niet gaarne gelijk Regina optreden met een afgezaagd stuk.

Een paar dagen later kreeg Celia een brief van Frederik. De student schreef bijna uitsluitend over het concert, dat op den tweeden Kerstdag was vastgesteld. Hij verzocht zijne nicht om niet tegen kosten op te zien voor Roza's kleed. ‘Steek haar vooral niet in het neteldoek,’ zoo besloot hij.

Celia lachte hartelijk onder het lezen van dien epistel. Zij beantwoordde dadelijk Frederik's brief, om hem te verzekeren, dat Roza op het concert op waardige wijze zou verschijnen. Hierover kon hij gerust zijn.

Van nu af heerschte er eene groote bedrijvigheid bij allen die zich met het feest bemoeiden. Voorname heeren gingen met inteekenlijsten rond, en, op weinige uitzondering na, schreef iedereen in naar vermogen. Er werd meer geld ingezameld dan men had durven verwachten.

Frederik ijverde uit de verte voor het welslagen van het concert. Hij had twee kunstenaars opgezocht, een beroemden baryton en een kluchtzanger, die gratis zouden zingen.

Regina Blokhout kreeg tweemaal per week muziekles, maar zij stelde toch meer belang in het toilet waarin zij zou optreden, dan in de uitvoering van haar zangstuk.

[pagina 133]
[p. 133]

Meer dan eens reed zij met hare moeder naar Brugge. De eerste orders die zij aan de kleermaakster gegeven had, trok zij in; de modewerkster moest zij ook nieuwe bevelen geven. Zij moest op reis om alles aan te passen; zij wilde mooi, zij wilde prachtig zijn. Hieruit volgde dat de muzieklessen die zij nam, haar weinig konden baten. Zij studeerde niet.

Alida vertelde alles wat zij van den opschik van Regina wist, aan Roza, en zij had gaarne geweten hoe de wees van den Boschkant gekleed zou zijn. Roza kon er haar schier niets over zeggen, doch zij voldeed zooveel mogelijk de nieuwsgierigheid van hare vriendin. Zij zeide haar dat mevrouw Goedbloet hun de voorname kleermaakster had aanbevolen, die voor haar werkte. Die juffer was een ganschen dag ten huize van den notaris gebleven; daar had zij Roza de maat genomen, het kleed gesneden en aangepast.

‘Hebt gij wit neteldoek genomen? vroeg Alida.

‘Neen,’ antwoordde Roza, ‘'t is een licht geel kleed.’

Alida trok haar fijn neusje op, ten teeken dat die kleur haar niet aanstond. ‘Ik vrees dat gij een kanarievogel zult gelijken,’ merkte zij op.

‘Daar geef ik niet om,’ lachte Roza; ‘er zijn kanarievogels die schoon kunnen zingen. Alles wat juffer Celia doet is mij wel.’

‘En uw kapsel?’ vroeg Alida.

‘Mijn kapsel? daar weet ik niets van,’ luidde het antwoord, ‘daar heeft men nog niet van gesproken; maar ik krijg witte satijnen schoenen.’

Alida was nu op de hoogte van alles wat Roza van haar

[pagina 134]
[p. 134]

kleedij wist; zij dacht er over na en kon er niet wijzer door worden. Zij herhaalde telkens bij zich zelve: ‘Een geel kleed en witte satijnen schoenen. Welke gele stof men genomen had, durfde zij niet vragen. Zou het misschien zijde zijn? Onmogelijk,’ antwoordde zij zich zelve, ‘de dokter zou zoo diep niet in zijn beurs willen tasten.’

Zoo verliepen de dagen en de weken. Roza was nu zoodanig met haar zangstuk bezig, dat zij er 's nachts van droomde.

In den Kerstnacht had zij eene soort van visioen. Zij droomde dat zij in het ekstersbosch het zangstuk jubelde, dat zij op het concert moest zingen; zij stond tegen den hoogen beuk geleund, denzelfden beuk waaronder zij, toen ze nog bij moeder Crans was, wakend had zitten droomen en naar hare meening haar grootmoeder had gezien. Zij zong, en toen zij het eerste couplet geëindigd had, begonnen al de vogelen meê te zingen, doch hare stem overtrof die der gevleugelde zangers. Toen het lied ten einde was, naderde haar eene wolk, uit die wolk ontwikkelde zich het beeld harer grootmoeder en het nevelbeeld bood haar een bloemkrans aan.

‘Roza, gaat ge meê naar de Kerstmis?’ riep Beth aan de deur der slaapkamer, en het droombeeld verdween.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken